U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Bewezen is verklaard dat de 18-jarige verdachte een 13-jarig meisje om het leven heeft gebracht, door haar met een mes in de borst te steken. Toepassing van het jeugdstrafrecht. Maximale jeugddetentie van 4 jaren met daarbij advies om detentie te laten ondergaan op Bonaire.

Uitspraak



Parketnummer: 100.00003/22

Uitspraak: 20 juli 2022

Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],

adres: [adres],

thans gedetineerd.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 maart en 29 juni 2022. De verdachte is (telkens) verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, advocaat in Sint Maarten.

De officier van justitie, mr. G. Steeghs, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de ten laste gelegde doodslag bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest. Hij heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van NAf 50.000,- toe te wijzen, en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

De raadsvrouw heeft bepleit verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten. Zij heeft verzocht verdachte ter zake van het ten laste gelegde te ontslaan van alle rechtsvervolging, eventueel met oplegging van de PIJ-maatregel.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 1 januari 2022 te Sint Maarten,

opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven

heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm

beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] een of meerdere malen met een mes

gestoken in de borst/linkerarm, althans het lichaam, ten gevolge waarvan die

voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zij op of omstreeks 1 januari 2022 te Sint Maarten,

opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven

heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm

beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] een of meerdere malen met een mes

gestoken in de borst/linkerarm, althans het lichaam, ten gevolge waarvan die

voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.

1. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

Op, zaterdag, 1 januari 2022, omstreeks, 19:30 uur, werden wij, verbalisanten, met spoed

gedirigeerd naar L. B. Scott Road vlakbij de Jose Lake Ballpark voor een persoon die zonet werd neergestoken.

Aangekomen zagen wij een groep mensen om een vrouw heen die op de grond lag. Wij zagen dat haar ogen dicht waren en speeksel vloeide van haar mond naar haar borst.

Een getuige deelde aan ons mede dat het slachtoffer en verdachte ruzie hadden met elkaar, waarmee zij moest beide personen uit elkaar trekken. De getuige deelde ook aan ons mede de naam en de bijnaam van de verdachte, te weten [naam verdachte], bijnaam" [bijnaam verdachte], geboren in [geboorteplaats], op [geboortedatum] 2003. Het verblijfsadres was [verblijfadres].

Wij, verbalisanten gingen binnen de woning om [verdachte] aan te houden. Vervolgens verklaarde zij spontaan in het Engelse het volgende;

"Officer, yes, I know, it is me. I left the scene and came home to bathe"

"We were fighting and I retaliated"

"She was calling me a bitch, whore and thing".

2. De verklaring van verdachte.

I stabbed [slachtoffer] with a knife.

3. Het General Surgeon Operation Report van het St. Maarten Medical Center, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

Emergency thoracotomy. Stab wound to the chest left nipple. No heart action present any more. Time of death: approximately 20:10u.

4. Het sectierapport opgemaakt door de patholoog, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:

There is no reasonable doubt that the patient died as a result of a cardiac stab wound. According to the clinical diagnosis, a pericardial tamponade and a major blood loss into the left thoracic cavity occurred.

Pericardial tamponade ("Cardiac tamponade") occurs when excessive fluid (mostly blood due to a perforation of the heart) accumulates in the pericardium, compressing the heart and restricting the filling of the cardiac chambers and ultimately causing hypotension and cardiac arrest. It's a very common complication of stab- or gunshot injuries of the heart.

The injury was most likely caused by a knife.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het feit de verdachte niet kan worden toegerekend, omdat er bij verdachte sprake is van een geestelijke stoornis, en zij daarom ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging.

Het Gerecht overweegt als volgt.

Psycholoog M. van de Vorst heeft verdachte onderzocht, en heeft in zijn rapport van 23 juni 2022 beschreven dat aannemelijk is dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en een antisociale gedragsstoornis. Ook was, en is er sprake van een lichtverstandelijke beperking en een ernstig bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met een vermijdende hechtingsstijl. Hij heeft geadviseerd om verdachte het haar tenlastegelegde feit in verminderde mate toe te rekenen.

Het Gerecht is van oordeel dat het rapport van de psycholoog voldoende en inzichtelijk gemotiveerd is, en ziet geen reden om van dit advies af te wijken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bewezen is verklaard dat verdachte een 13-jarig meisje om het leven heeft gebracht, door haar met een mes in de borst te steken.

De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van doodslag, gevorderd dat de verdachte volgens het strafrecht voor volwassenen zal worden berecht en zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.

De raadsvrouw heeft een straftoemetingsverweer gevoerd. Zij heeft verzocht de verdachte te veroordelen volgens het jeugdstrafrecht.

Het Gerecht overweegt als volgt.

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft het slachtoffer, een meisje van 13 jaar oud, doodgestoken. Het slachtoffer had nog een heel leven voor zich, en verdachte heeft dit van haar afgenomen. Verdachte heeft de nabestaanden onbeschrijfelijk leed aangedaan, zo blijkt alleen al uit de brief van de moeder van het slachtoffer die zich in het dossier bevindt. Bovendien vond het voorval plaats voor de ogen van andere vrienden van verdachte en het slachtoffer, die dus gezien hebben hoe het slachtoffer gewond raakte en uiteindelijk ook bewusteloos raakte. Het ligt voor de hand dat de nabestaanden en getuigen nog lang te kampen zullen hebben met de psychische nasleep van het feit.

Verdachte en het slachtoffer gingen met elkaar om. Verdachte heeft verklaard dat zij die avond werd uitgescholden door het slachtoffer en dat dit leidde tot een gevecht met het slachtoffer. Verdachte is toen weggelopen, en is met een mes teruggekeerd. Toen heeft verdachte het slachtoffer met dat mes in de borst gestoken. Verdachte heeft verklaard dat ze heel boos was, en uit wraak heeft gehandeld. Het Gerecht acht het zeer schokkend dat de drempel om tot dit handelen te komen voor verdachte kennelijk laag was.

De persoon en de persoonlijke omstandigheden

Verdachte is niet eerder veroordeeld. Over verdachte zijn rapporten opgemaakt: een rapport van psychologisch onderzoek door psycholoog M. van de Vorst d.d. 23 juni 2022 en een voorlichtingsrapport door Stichting Justitiële Inrichtingen Sint Maarten d.d. 30 mei 2022.

In beide rapportages valt te lezen dat verdachte vanaf jonge leeftijd in meerdere pleeggezinnen en tehuizen heeft gewoond. Ze is vanaf haar derde jaar onder toezicht gesteld. Tijdens dat toezicht is ze minimaal 30 keer weggelopen of kwijt geweest. Op de meeste plekken hield zij het niet lang vol vanwege ernstige gedragsproblemen, oncontroleerbare agressieve buien, liegen of stelen. Vlak voor haar detentie was ze weggelopen bij een tante omdat ze het niet eens was met de regels. Op het basisonderwijs waren haar gedrag en haar prestaties dermate slecht dat aan het Ministerie van Onderwijs is gevraagd een individueel programma voor haar te ontwikkelen. Op de [lager beroepsonderwijs] (lager beroepsonderwijs) ging het voor het eerst wat beter hoewel ze ook daar is geschorst en heeft gespijbeld. Ze heeft uiteindelijk stage gelopen maar werd ontslagen vanwege een diefstal. Vervolgens kon ze geen examen afleggen omdat ze de lessen nauwelijks had gevolgd.

De psycholoog heeft aangegeven dat verdachte conflictgedrag vertoonde in haar directe omgeving en dat ze niet bang was om de confrontatie aan te gaan. Op emotioneel vlak had ze geen connectie met de mensen die haar hielpen, laat staan zij die haar in de weg stonden. Ze leefde in de aanloop naar het delict een zwervend bestaan en had niets te verliezen. Haar handelen gedurende het delict kwam voort uit een verstoorde emotieregulatie, een sterk gevoel misbruikt te worden door haar omgeving en door aanwezigheid van een licht verstandelijke beperking, en zeer geringe vaardigheden om met emotionele problemen om te gaan. Gezien haar ernstig verstoorde ontwikkeling was het een kwestie van tijd voordat zij met justitie in aanraking zou komen.

De psycholoog acht de kans op recidive matig tot hoog. Er is een behandelindicatie en de behandeling is op het moment van plaatsing op de vrouwenafdeling van de JICN ingezet. De behandeling is gericht op het structureren van het dagelijks leven en het aanbieden van onderwijs op maat. In trajectengesprekken worden persoonlijke doelen vastgesteld die verdachte in detentie wil behalen. In een korte periode zijn haar zelfzorg, haar zelfredzaamheid en de sociale interactie er opzienbarend op vooruit gegaan. De behandeling en begeleiding wordt elke week geëvalueerd en bijgesteld waar nodig. De psycholoog adviseert om verdachte haar volledige detentie op de vrouwenafdeling van JICN op Bonaire uit te laten zitten. Er is daar voor haar perspectief op gebied van sociale ontwikkeling, onderwijs en behandeling. De prognose is op dit moment na een relatief korte tijd gunstig te noemen. Verder is het van groot belang dat er ruim voor haar vrijlating een geschikt re-integratie plan wordt opgesteld gericht op structuur en controle.

De straf

Zowel de psycholoog als de reclassering hebben in hun rapporten geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen.

Het Gerecht overweegt dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde 18 jaar oud was. Hoewel het strafrecht voor volwassenen dan van toepassing is, heeft het Gerecht bij jongvolwassenen, in de leeftijd van 18 tot 21 jaar, de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dit kan het Gerecht doen wanneer de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan, daartoe aanleiding geven.

Het Gerecht ziet in de persoon van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit, zoals door de psycholoog beschreven, grond om het jeugdstrafrecht toe te passen.

Verdachte verblijft thans op de vrouwenafdeling van JICN te Bonaire, waar haar behandeling reeds succesvol is gestart. Het Gerecht acht het van belang dat verdachte haar behandeling vervolgd. Nu Sint Maarten (nog) geen Inrichting voor Jeugdigen heeft waar een PIJ-maatregel ten uitvoer kan worden gelegd, ziet het Gerecht geen aanleiding om aan verdachte de PIJ-maatregel op te leggen. Daarbij weegt het Gerecht mee dat verdachte nu reeds de behandeling ondergaat die zij nodig heeft.

Nu verdachte volgens het jeugdstrafrecht bestraft zal worden, betekent dit dat aan haar volgens de wet een jeugddetentie kan worden opgelegd voor de maximale duur van 4 jaar.

Gelet op de ernst van het feit, is het Gerecht van oordeel dat de oplegging van deze maximale jeugddetentie passend en geboden is. Het Gerecht adviseert daarbij dringend om, overeenkomstig het advies van de psycholoog, verdachte de volledige detentie te laten ondergaan op de vrouwenafdeling van het JICN te Bonaire, zodat zij daar de behandeling verder kan voortzetten.

Schadevergoeding

De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben zich in het strafproces gevoegd met één vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 38.480,- aan immateriële kosten en $ 6.400,- aan materiele (begrafenis)kosten.

De verdediging heeft de vordering niet betwist.

Immateriele schade

De benadeelde partijen hebben als immateriële schadevergoeding een bedrag van

NAf 38.480 gevorderd ter compensatie voor de (emotionele) pijn, angst en het verdriet als gevolg van het strafbare feit. Hoewel er geen enkele twijfel bestaat dat de benadeelde partijen groot verdriet hebben, staat de wet niet toe dat deze schade wordt toegewezen. Het stelsel van de wet brengt mee dat nabestaanden ingeval iemand met wie zij een nauwe en/of affectieve band hadden, overlijdt ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is, geen vordering geldend kunnen maken tot vergoeding van nadeel wegens het verdriet dat zij ondervinden als gevolg van dit overlijden. Artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek geeft immers in een dergelijk geval slechts aan een beperkt aantal gerechtigden de mogelijkheid tot het vorderen van bepaalde vermogensschade. De immateriële vordering van de benadeelde partijen dient daarom te worden afgewezen.

Materiele schade

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van $ 6.400,- (omgerekend NAf 11.520,-).

Dit betreft de kosten die zijn gemaakt voor de begrafenis van het slachtoffer en deze kostenpost is onderbouwd met een factuur. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.

Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, terwijl de betalingsverplichting blijft bestaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:78, 1:159, 1:163, 1:165 en 2: 259 van het Wetboek van strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 4 (vier) jaren;

beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;

wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] geleden schade toe tot een bedrag van NAf 11.520 (zegge: elfduizend vijfhonderdtwintig gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partijen;

legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van NAf 11.520 (zegge: elfduizend vijfhonderdtwintig gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 82 (tweeëntachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

wijst de vordering van de benadeelde partijen tot schadevergoeding voor het overige af.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door de griffier mr. S. Hoebe, en op 20 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.

Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (team Algemene Recherche) geregistreerd onder proces-verbaalnummer JD/22 en de onderzoeksnaam “Antarctica”.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2022, bijlage 2.

Verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting d.d. 29 juni 2022.

General Surgeon Operation Report van het St. Maarten Medical Center d.d. 4 januari 2022, bijlage 21.

Sectierapport dr. L. Althaus d.d. 6 januari 2022, Bijlage 5 bij proces-verbaal van forensisch onderzoek.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature