U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Ontnemingsbeslissing Aquamarine

Uitspraak



Parketnummer: 800.00007/19 (Aquamarine)

Uitspraak: 16 november 2021

Tegenspraak

Beslissing van dit gerecht van 16 november 2021 gegeven op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak tegen de veroordeelde:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats],

wonende [adres], [wijk], Sint Maarten.

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft een vordering ingediend d.d. 22 oktober 2020 die inhoudt dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op een bedrag van USD 132.700,56.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat de vordering alleen het wederrechtelijk voordeel betreft voor de feiten waarvoor de betrokkene in de onderliggende strafzaak door het gerecht is veroordeeld.

De veroordeelde is bij vonnis van het gerecht van heden, 16 november 2021 in de strafzaak veroordeeld ter zake van - kort gezegd en voor zover hier van belang – het als ambtenaar aannemen van steekpenningen, meermalen gepleegd (onder 1) en het als ambtenaar deelnemen aan aannemingen of leveranties waarover hem het toezicht of bestuur was opgedragen (onder 2). Deze feiten zijn gepleegd in de periode van 2 september 2013 tot en met 23 september 2019. Aan de veroordeelde is een gevangenisstraf opgelegd van twaalf maanden met aftrek van voorarrest en ontzetting van het recht verkozen te worden voor de duur van drie jaar.

Onderzoek van de zaak

Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2020, 8 maart 2021, 8 april 2021, 17 mei 2021 en 30 september 2021 en 1 oktober 2021.

Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft ter zitting zijn vordering verminderd met respectievelijk USD 10.000, - en USD 9.595, -, nu hij onvoldoende bewijs aanwezig acht dat deze bedragen aan de veroordeelde als steekpenningen zijn betaald. Het totale ontnemingsbedrag voor feit 1 komt daarmee op USD 100.355,56. Het totale ontnemingsbedrag voor feit 2 bestaat uit de dividenduitkeringen die de veroordeelde in 2015 en 2017 van [naam bedrijf] heeft ontvangen te weten USD 10.250, - en USD 8.500, -, in totaal USD 18.750, -. Het totale ontnemingsbedrag voor feit 1 en feit 2 is derhalve USD 119.105,56. Van dit totaalbedrag zijn de kosten die door de veroordeelde zijn betaald om dit bedrag te verkrijgen afgetrokken. Volgens de getuige [getuige 1] bedroegen die kosten USD 3.500,-, volgens de getuige [getuige 2] USD 500,- en volgens de getuige [getuige 3] USD 2.000,- zijnde in totaal USD 6000,-, waardoor het totale wederrechtelijk verkregen voordeel neerkomt op

USD 113.105,56 hetgeen omgerekend in binnenlandse valuta neerkomt op Naf 203.590, -. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dat bedrag. De officier van justitie heeft voor de precieze berekening verwezen naar het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel in het dossier. De officier van justitie heeft gevorderd om voor de ontneming een vervangende hechtenis op te leggen van 1 jaar.

Standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw heeft verzocht dat de vordering tot ontneming zal worden afgewezen aangezien de verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft subsidiair bepleit dat het wederrechtelijk voordeel wordt gematigd. Zij heeft daartoe gesteld dat er slechts drie cheques voor een totaalbedrag van USD 25.555, - op naam van de veroordeelde zijn uitgeschreven, welk bedrag hij ook heeft verklaard te hebben ontvangen, zodat er niet meer ontnomen kan worden dan dat. Het door hem ontvangen dividend is geen wederrechtelijk verkregen voordeel aangezien hij daartoe gerechtigd was als aandeelhouder van CVE.

Oordeel van het gerecht.

De maatregel van ontneming van wederrechtelijk voordeel strekt ertoe te bereiken dat de veroordeelde in de vermogenspositie wordt gebracht die zou hebben bestaan indien hij niet onrechtmatig had gehandeld.

Het gerecht acht aannemelijk geworden dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten van aannemen van steekpenningen, meermalen gepleegd en deelneming aan aannemingen of leveranties, waarvoor hij op 16 november 2021 is veroordeeld, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.

De stukken van het dossier in de straf- en ontnemingszaak houden dienaangaande – kort gezegd - het volgende in.

Uit de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 volgt dat de veroordeelde aan steekpenningen van Critchlow/Taliesin een totaalbedrag van USD 94.800, - heeft ontvangen. Aan kosten brengt het gerecht als kosten in mindering het door [getuige 1] en [getuige 2] niet aan [verdachte] afgedragen bedrag van in totaal USD 4.000, -. Als 50% aandeelhouder van CVE van [naam bedrijf] heeft veroordeelde een bedrag van USD 18.250, - aan dividend ontvangen. Hierop brengt het gerecht het door [getuige 3] van veroordeelde ontvangen bedrag van in totaal USD 2.000, - als kosten in mindering. In totaal heeft de veroordeelde dus USD 113.050, - wederrechtelijk verkregen voordeel genoten. Met aftrek van de door de officier van justitie genoemde kosten komt dit neer op een geschat totaalbedrag van USD 107.050, -, omgerekend Naf 192.690, -.

De bewijsmiddelen

Het gerecht waardeert op grond van de bewijsmiddelen de schatting van het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van USD 107.050, -, omgerekend in Naf 192.690, -.

Het gerecht ontleent de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de inhoud van de bewijsmiddelen zoals deze zijn opgenomen in het vonnis van het gerecht in de strafzaak van 16 november 2021 ten aanzien van de feiten 1 en 2. Het gerecht neemt de inhoud van deze bewijsmiddelen hier integraal over.

Verplichting tot betaling aan het Land

Door de raadsvrouw is ter terechtzitting verzocht van de op te leggen betalingsverplichting te matigen wegens ontbrekende draagkracht bij de veroordeelde.

Draagkracht

Het gerecht overweegt dat in een ontnemingsprocedure de draagkracht alleen dan met vrucht aan de orde kan worden gesteld indien aanstonds duidelijk is dat de veroordeelde op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. Gelet op de omstandigheid dat de veroordeelde de beschikking heeft (gehad) over de door hem aangenomen steekpenningen die tot op de dag van vandaag niet zijn terugbetaald, is dat niet aannemelijk geworden. Er is dan ook, in elk geval in dit stadium, onvoldoende reden om op grond van de draagkracht van de veroordeelde de betalingsverplichting op een lager bedrag dan het geschatte voordeel vast te stellen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan het land van een bedrag van Naf 192.690, -.

Voor het geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, zal vervangende hechtenis worden toegepast. Voor de berekening van de vervangende hechtenis wordt de tabel terzake artikel 36e Sr/577 Sv uit de Nederlandse LOVS-oriëntatiepunten voor lijfsdwang toegepast. Het te ontnemen bedrag, omgerekend naar Euro’s correspondeert met 540 dagen vervangende hechtenis.

Met betrekking tot de toepasselijke wettelijke voorschriften.

De op de leggen maatregel is gegrond op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het Gerecht:

Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op Naf 192.690, - (honderd tweeënnegentigduizend zeshonderdnegentig Antilliaanse guldens).

Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan het land Sint Maarten ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, van een bedrag van Naf 192.690, - (honderd tweeënnegentigduizend zeshonderdnegentig Antilliaanse guldens).

Bepaalt dat bij gebreke van volledige betaling of verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 540 (vijfhonderdveertig) dagen.

Deze beslissing is gegeven door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, in tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk en mr. J. Mulder, griffiers en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten op 16 november 2021.

Het gerecht legt de bewijsmiddelen die in de strafzaak voor het bewijs zijn gebezigd ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit van aannemen van steekpenningen, ten grondslag aan zijn ontnemingsbeslissing. Omwille van de leesbaarheid zullen deze bewijsmiddelen als een aanvulling op deze beslissing worden opgenomen. Opgemerkt wordt dat waar over de verdachte wordt gesproken, de veroordeelde moet worden gelezen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature