Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Beroep tegen het verlenen van een bouwvergunning.

Belanghebbende-begrip en motiveringsbeginsel is op flagrante wijze geschonden.

Uitspraak



Uitspraakdatum: 15 november 2021

Zaaknummer: SXM202100502-LAR00032/2021

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

UITSPRAAK

In het geding van:

1. [eiser 1], 2. [eiser 2], 3. [eiser 3],

eisers,

gemachtigde: mr. F. KUTLUER,

tegen

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING, MILIEU EN INFRASTRUCTUUR VAN SINT MAARTEN,

gezeteld te Sint Maarten,

verweerder,

gemachtigde: mr. R.F. GIBSON jr.,

waarbij als derde belanghebbende aan het geding heeft deelgenomen:

[derde],

gemachtigde: dhr. R.E. DUNCAN.

1 Aanduiding bestreden beschikking

De verlening van een bouwvergunning aan [derde] op 29 mei 2020 voor de bouw van huis op het perceel met meetbrief nummer 209/2019.

2 Procesverloop

Eisers hebben op 7 april 2021 beroep ingesteld tegen een op 29 mei 2020 aan de derde belanghebbende verleende bouwvergunning. Verweerder heeft op 7 juli 2021 een verweerschrift ingediend. Op 11 augustus 2021 heeft de derde belanghebbende een schriftuur ingediend.

Bij brief van 8 oktober 2021 hebben eisers aanvullende producties in het geding gebracht.

Behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2021, waarbij [eiser 2] is verschenen bijgestaan door de gemachtigde van eisers, verweerder is verschenen bij diens gemachtigde en de derde partij [derde] is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde.

Uitspraak is bepaald op heden.

3 Feiten

3.1

Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten.

- [ derde], heeft op 17 maart 2014 van het perceel, kadastraal bekend onder meetbrief nummer 109 van 2012, het recht van erfpacht verkregen. Het perceel is 445 vierkante meter groot en gelegen aan het einde van de Goldfinch road aan de kustlijn met de Atlantische Oceaan in de wijk Point Blanche (hierna: het bouwperceel). De akte van erfpacht is op 13 juni 2014 gepasseerd.

- Op 16 februari 2017 heeft [derde] een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning tot het realiseren van een woning op voornoemd perceel. Op 3 oktober 2018 heeft verweerder de vergunning geweigerd. Op 12 november 2019 heeft [derde] wederom een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het realiseren van een woning op voornoemd perceel. Het Hoofd Vergunningen de Secretaris-Generaal van verweerder hebben negatief geadviseerd omtrent afgifte van de gevraagde vergunning waarbij de Secretaris-Generaal aangeeft dat op basis van de gewekte verwachtingen met de uitgifte van de erfpacht de vergunning kan worden verleend.

- De vergunning wordt op 29 mei 2020 door verweerder afgegeven en op 12 juni 2020 gepubliceerd.

- [ eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], (hierna: eisers), zijn drie erfpachthouders en bewoners van huizen in de directe nabijheid van het perceel, de Goldfinch Road […]. Eisers hebben tegen de afgifte van de bouwvergunning bezwaar aangetekend op 21 juni 2020, 29 juni 2020 en 20 juli 2020. Op 10 november 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgemaakt.

- Bij advies van 27 november 2020 heeft de bezwarencommissie geadviseerd de bezwaren gegrond te verklaren en de beschikking van 29 mei 2020 te herroepen.

- Bij beschikking van 3 maart 2021 heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.

Daarbij heeft verweerder aangegeven (kort samengevat) dat het advies van de bezwarencommissie niet bruikbaar is omdat het advies niet integer tot stand is gekomen. Verweerder wijst daarbij naar de voorzitter van de bezwarencommissie die naar het oordeel van verweerder vooringenomen, niet compleet en tegenstrijdig zou hebben gehandeld. Onder verwijzing naar artikel 74 van de Lar stelt verweerder dat hij geen nader advies meer kan vragen. Voorts stelt verweerder dat de bouwwerkzaamheden zijn begonnen en dat hij daarom het advies van de bezwarencommissie niet zal volgen.

- Het gebouw is inmiddels gerealiseerd.

4 Standpunten van partijen

4.1.

Volgens eisers heeft verweerder geen enkele inhoudelijke overwegingen gegeven voor het afwijzen van de bezwaren. Eisers verwijten verweerder ook dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid. Eisers hebben in beroep verder betoogd dat de bouwvergunning niet had mogen worden verleend omdat deze in strijd is met de wet en beleid op de volgende punten:

- het gebouw heeft volgens eisers een funderingshoogte van meer dan 1,2 meter die minder dan 5 meter van de wegzijde en minder dan 2,5 meter van de achter grens van het perceel bevindt;

- in strijd met de bepalingen in de erfpachtakte. Het huidige bebouwingspercentage bedraagt meer dan 40%. Met 220m2 wordt de maximale toegestane bebouwing overschrijdt. Tevens bevindt het bouwwerk zich op minder dan 25 meter van de hoogwaterlijn, hetgeen in strijd is met de Beach Policy;

- in strijd met bouw- en woningverordening voldoet de aanvraag, de tekeningen en de omschrijving van de bebouwing niet aan de voorschriften en levert gevaar op alsook hinder voor de omgeving.

Eisers wijzen er voorts op dat verweerder al jarenlang strikt vasthoudt aan het beleid. Afwijking is wel mogelijk indien belangen van een belanghebbende onevenredig zouden worden geschaad, maar daarvan is hier geen sprake, aldus eisers.

4.2.

Verweerder heeft aangevoerd aan dat de bezwarencommissie niet neutraal is geweest en dat [derde] inmiddels een gebouw heeft neergezet.

4.3.

De derde belanghebbende heeft in de eerste plaats betoogd dat eisers niet ontvankelijk zijn in hun vordering omdat de door hen aangevoerde belangen niet als hun belangen zijn aan te merken in de zin van artikel 7 van de Landsverordening administratief recht (hierna: Lar). Eisers voeren hierbij aan dat de percelen dan wel de woningen van eisers niet aan het perceel van [derde] grenzen en dat de toegang van eisers niet wordt verhinderd door de bebouwing van [derde]. In aanvulling daarop heeft [derde] er op gewezen dat het gebouw zo goed als af is. Vernietiging van de bouwvergunning zou dan ook verstrekkende gevolgen voor [derde] hebben.

5 Ontvankelijkheid

5.1.

Op grond van artikel 7 van de Lar kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.

5.2.

Aan de orde is allereerst de vraag of eisers rechtstreeks belanghebbenden zijn in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Lar. Uit de kaart die eisers als productie 7 hebben ingediend en het op verzoek van het Gerecht ter zitting door hen overgelegde overzicht blijkt dat de percelen van eiser sub 1 en eiser sub 2, directe buren van het perceel genummerd 109/2012 (het bouwperceel) zijn. Ter zitting is onbetwist door eisers toegelicht dat het perceel van eiser sub 3, dat niet op de kaart is afgebeeld, aan het einde van de Goldfinch road is gelegen, direct na het perceel van [derde]. Gelet op de ligging van de percelen van eisers, nu die in de directe nabijheid van het bouwperceel zijn gelegen en zij in het directe zicht op het bouwwerk van het perceel wonen is er sprake van belanghebbendheid. Eisers zijn directe belanghebbende in de zin van artikel 7 van de Lar en zijn derhalve ontvankelijk in hun beroep.

6 Beoordeling

6.1.

Het Gerecht stelt vast dat verweerder in de bestreden beschikking niet inhoudelijk is ingegaan op de bezwaren van eisers. Verweerder heeft zich beperkt tot de werkwijze van de door verweerder ingestelde bezwarencommissie. Voorts heeft verweerder aangeven dat met de verkrijging van het recht van erfpacht [derde] reeds is begonnen met de bouwwerkzaamheden.

6.2.

Het Gerecht stelt vast dat verweerder hiermee het motiveringsbeginsel op flagrante wijze heeft geschonden. Dat verweerder van oordeel is dat artikel 74 van de Lar hem geen andere keuze zou laten kan hem niet baten. Immers ingevolge artikel 68 van de Lar grondt verweerder de (volledige) heroverweging op het ingediende bezwaarschrift. Bij afwezigheid van enige motivering kan deze beslissing op bezwaar derhalve geen stand houden.

6.3.

Voorts overweegt het Gerecht dat uit hetgeen verweerder in de bestreden beschikking heeft opgenomen ten aanzien van de gevolgde procedure door de bezwarencommissie, niet kan blijken van vooringenomenheid dan wel niet compleet en tegenstrijdig handelen in aanloop van en tijdens de hoorzitting. Niet gebleken is dat [derde] onvoldoende in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt naar voren te brengen. Hij heeft immers nog kort voor de hoorzitting stukken ingebracht die zijn meegenomen in de beoordeling. Voorts valt niet in te zien dat de afwezigheid van de derde belanghebbende het gehele advies onbruikbaar zou maken. De derde belanghebbende [derde] kon zich immers laten vertegenwoordigen op de hoorzitting. Dat de bezwarencommissie geen contact heeft opgenomen met mr [Z] over de afwezigheid van [derde] kan niet gelden als een aanwijzing van vooringenomenheid. Immers, niet de bezwarencommissie maar [derde] is verantwoordelijk voor het regelen van vertegenwoordiging tijdens de hoorzitting. De bezwarencommissie kan hier niet in treden. Dat [derde] zich niet heeft laten vertegenwoordigen tijdens de hoorzitting komt voor zijn risico. Het Gerecht is van oordeel dat op grond van hetgeen verweerder in de bestreden beschikking heeft opgenomen zij ten onrechte het advies van de bezwarencommissie ter zijde heeft geschoven.

6.4.

Voorts stelt het Gerecht vast dat in het dossier zich een advies bevindt getekend door het wnd. Hoofd vergunningen gedateerd 19 februari 2020, waarin het weigeren van de bouwvergunning aanvraag wordt geadviseerd.

6.5.

Het komt het Gerecht dan ook voor dat verweerder voldoende is geïnformeerd om tot een volledige heroverweging te komen en op korte termijn een beslissing op de bezwaren kan formuleren.

6.6.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is en dat verweerder zal worden opgedragen om binnen acht weken een nieuwe beslissing te nemen op de bezwaarschriften.

6.7.

Er is aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. Met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht worden de proceskosten bepaald op NAf 1.400,-- zijnde 1 punt van NAf 700,-- voor het beroepschrift en een punt van NAf 700,-- voor de mondelinge behandeling. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eisers NAf 150,-- dient te betalen als vergoeding van het door hen gestorte griffierecht.

7.De beslissing

Het Gerecht:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de bestreden beschikking;

draagt verweerder op om binnen acht weken na heden een beslissing op de bezwaarschriften te geven, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

bepaalt dat verweerder aan eisers zal betalen een bedrag ad NAf 1.400,-- en een bedrag van NAf 150,--.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 15 november 2021.

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature