Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Tussenvonnis in verdelingszaak

Uitspraak



GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling Civiel

Zaaknummer: CUR202102851

Vonnis van 13 december 2021

inzake

Eiseres,

wonende in Curaçao,

eiseres,

gemachtigde: mr. M.T.J. Cicilia,

tegen

Gedaagde,

wonende in Curaçao,

gedaagde,

procederend in persoon.

Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1 Het procesverloop

1.1.

Voor het procesverloop wordt verwezen naar de volgende stukken:

- het inleidend verzoekschrift met producties ingediend op 4 oktober 2021;

- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 27 oktober 2021;

- de comparitie van partijen, gehouden op 30 november 2021, waar zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar gemachtigde, en de man. Zij allen hebben het woord gevoerd.

1.2.

Vonnis is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1

Partijen zijn met elkaar in algehele gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Bij beschikking van 3 november 2020 heeft het gerecht de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en onder meer de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, waarin partijen zijn gehuwd, bevolen. Het huwelijk is ontbonden op 11 december 2020. De huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld.

2.2

Partijen wonen beiden op het adres [adres A] te Curaçao, elk in een appartement.

3 Het geschil

3.1

De vrouw vordert – samengevat en zakelijk weergegeven – dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

a. de scheiding en deling zal gebieden van de boedelbestanddelen genoemd in randnummers 10 en 11 van het inleidend verzoekschrift, met toedeling van de goederen althans de activa met uitzondering van de auto aan de man en met toedeling van de auto aan de vrouw, rekening houdende met de toedeling en overbedeling van de man;

b. de waarde van de boedelbestanddelen dan wel de omvang van de boedelschulden zal bepalen;

c. de schulden dan wel de omvang van de schulden zal bepalen;

d. de man zal veroordelen een gebruiksvergoeding te bepalen voor het uitsluitend gebruik van de boedelbestanddelen c.q. de echtelijke woning;

e. zal bepalen dat de vrouw is gerechtigd de man de vertegenwoordigen indien de man weigert althans nalaat medewerking te verlenen aan het ondertekenen van de noodzakelijke documenten;

f. de man zal veroordelen de aan de vrouw toekomende goederen aan haar te overhandigen, zulks op straffe van een dwangsom dan wel met de bepaling dat de vrouw gerechtigd is met behulp van de sterke arm die goederen op te halen;

g. zal bepalen dat eventuele deurwaarderskosten in verband met het executeren van de beslissing ten laste komen van de man;

h. zal bepalen dat de vrouw gerechtigd is de door de man verschuldigde kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige kinderen te verrekenen;

i. alles tegen behoorlijk bewijs van kwijting en uitvoerbaar bij voorraad;

met veroordeling van de man in de proceskosten.

3.2

De vrouw legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Als peildatum houdt zij aan 3 november 2020, de datum van de echtscheidingsbeschikking. De huwelijksgoederengemeenschap bestaat in elk geval uit de volgende onderdelen:

activa

de echtelijke woning NAf 197.000,-

spaarrekening ACU aandelen 1.000,-

motorvoertuig RAV (man) 10.760,-

motorvoertuig TERCEL (vrouw) 5.000,-

inboedel 7.750,-

pensioenaanspraken vrouw 21.352,-

pensioenaanspraken man p.m.

passiva

Aqualectra [adres A] NAf 1.290,88

Selikor [adres A] 240,-

Aqualectra [adres B] 1.755,05

Selikor [adres B] 140,-

hypotheek 71.509,34

Visacard 4.519,92

Kompaleon 1.966,29

belastingschuld 129.000,-

taxatierapport 490,-

notariskosten 500,-

Bij de verdeling dient ermee rekening gehouden te worden dat alleen de vrouw de hypotheeklasten betaalt en dat de man zijn gedeelte niet betaalt.

De vrouw heeft de voorkeur dat zo veel mogelijk goederen worden toebedeeld aan haar en dat de man financieel wordt gecompenseerd. De man heeft echter aangegeven dat hij de woning toebedeeld wenst te krijgen.

3.3

De man voert verweer en voert in dat verband onder meer aan dat een aantal stellingen van de vrouw niet juist zijn en dat hij het gevoel heeft dat zij hem in een kwaad daglicht wil stellen. Omdat hij in 2019 en een deel van 2020 geen inkomen had, was hij niet in staat de nutsvoorzieningen van de echtelijke woning te blijven betalen en kon hij evenmin alimentatie betalen. Het taxatierapport betreffende de echtelijke woning is niet helemaal juist.

3.4

Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal hierna worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1

De vrouw vordert in de kern de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de man stemt daarmee in. De man stemt er eveneens mee in dat de activa en passiva waaruit de huwelijksgoederengemeenschap bestaat, met uitzondering van een auto, worden toebedeeld aan de vrouw en dat de vrouw hem een bedrag betaalt in geval van onderbedeling van de man.

4.2

Zoals reeds tijdens de comparitie van partijen is besproken, zijn met het oog op de verdeling nog nadere stukken en informatie nodig, zoals in dit tussenvonnis zal worden weergegeven.

4.3

De man heeft geen bezwaar tegen de door de vrouw voorgestelde peildatum van 3 november 2020. Het gerecht zal partijen daarin volgen en dus 3 november 2020 als peildatum hanteren.

4.4

De huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen omvat de door de vrouw in haar verzoekschrift vermelde en in r.ov. 3.2 opgesomde activa en passiva.

4.5

Voor zover de waarde van die activa en passiva tussen partijen in geschil dan wel onduidelijk is, wordt daaromtrent het volgende (in r.ov. 4.6-r.ov. 4.14) overwogen. Voor zover de waardes van die activa en passiva hierna niet aan de orde komen, stemt de man in met de door de vrouw gestelde in r.ov. 3.2 vermelde waardes.

4.6

De man voert aan dat het appartement waar hij woont, is afgebouwd, met uitzondering van de voordeur. Dat het achterste appartement niet is afgebouwd, zoals staat in het taxatierapport dat de vrouw in het geding heeft gebracht, is dan ook niet juist. Dit maakt ook dat de getaxeerde waarde niet juist is.

4.7

Naar het oordeel van het gerecht dient daarom een nieuwe taxatie van de woning plaats te vinden, uiteraard tenzij partijen alsnog overeenstemming zouden bereiken omtrent de waarde van de woning. Het gerecht is dan ook voornemens een deskundige te benoemen om die taxatie uit te doen voeren. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten omtrent het aantal en de persoon/personen van die deskundige(n) en de te stellen vraag/vragen. Naar het voorlopige oordeel van het gerecht kan aan de deskundige(n) de volgende vraag worden gesteld:

“Wat was de onderhandse verkoopwaarde per 3 november 2020 van het onroerend goed aan de [adres B] [nummer] te Curacao?”

4.8

De door de vrouw genoemde waarde van de inboedel van NAf 7.750,- berust op een schatting van de vrouw. Volgens de man bedraagt die waarde minder dan NAf 10.000,-.

4.9

Dit betekent dat de schattingen van de vrouw en de man met betrekking tot de waarde van de inboedel niet al te ver uiteenliggen. Gezien de kosten die met een taxatie zijn gemoeid, acht het gerecht het niet in het belang van partijen een deskundige te benoemen ten einde de inboedel te laten taxeren. Het gerecht is daarom voornemens die waarde te zijner tijd zelf te bepalen.

4.10

Volgens prod. 10, waarnaar de vrouw verwijst, bedraagt de hypotheekschuld per 5 augustus 2020 NAf 71.509,34. De vrouw heeft ter comparitie verklaard dat deze schuld per 31 december 2020 NAf 63.769,42 bedroeg.

4.11

Gezien de gekozen peildatum 3 november 2020 zal vastgesteld dienen te worden wat de schuld per die datum was. De vrouw zal dan ook bescheiden in het geding moeten brengen waaruit de hoogte van de hypotheekschuld van partijen op 3 november 2020 blijkt.

4.12

Voor de hoogte van de belastingschuld van de man, volgens de vrouw NAf 129.000,-, verwijst de vrouw naar haar productie 12, de jaarrekening 2019 van [naam 1]. Tijdens de comparitie heeft de rechter haar voorgehouden dat die schuld naar het oordeel van de rechter niet uit die jaarstukken volgt. Daarop heeft de vrouw verklaard dat zij zich baseert op het door de man overgelegde overzicht van de Landsontvanger. Ook de man verwijst naar dat overzicht.

4.13

Het overzicht van de Landsontvanger dateert van 27 oktober 2021 en volgens dat overzicht is “Totaal openstaand 161,703.59”. Het gerecht acht het niet zijn taak op basis van dat overzicht zelf te onderzoeken wat de precieze belastingschuld per 3 november 2020 was. De man zal in de gelegenheid worden gesteld daarvan gemotiveerd opgave te doen.

4.14

Tijdens de comparitie van partijen heeft de man erkend dat hij pensioenaanspraken heeft (opgebouwd). De man dient bij zijn pensioenverzekeraar een opgave van zijn pensioenaanspraken per 3 november 2020 op te vragen en deze in het geding te brengen.

4.15

In haar vordering onder d) vordert de vrouw de man te veroordelen een maandelijkse gebruiksvergoeding te betalen voor het uitsluitend gebruik van de boedelbestanddelen c.q. de echtelijke woning. Deze vordering is in het geheel niet onderbouwd. De vrouw zal in de gelegenheid worden gesteld dat alsnog te doen, waarbij zij desgewenst ook haar eis zal kunnen veranderen en/of vermeerderen. Daarbij zal zij dienen te stellen op welke feiten zij deze vordering baseert, over welke periode zij een dergelijke vergoeding vordert en op welk bedrag die gebruiksvergoeding naar haar oordeel dient te worden bepaald, en dat alles moeten onderbouwen. In dit verband overweegt het gerecht reeds thans dat gebruikelijk is een eventuele gebruiksvergoeding te berekenen op basis van de overwaarde van het onroerend goed x 4% x 50%.

4.16

De vordering onder h) van de vrouw zal worden afgewezen, waartoe het volgende wordt overwogen. Artikelen 6:127 e.v. Burgerlijk Wetboek hebben betrekking op verrekening en regelen onder meer in welke gevallen een schuldenaar tot verrekening bevoegd is. Indien de vrouw op grond van die wettelijke regeling bevoegd is tot verrekening, is de onder h) gevorderde verklaring voor recht overbodig en heeft de vrouw daarbij geen belang. Indien de vrouw op grond van die wettelijke regeling niet bevoegd is tot verrekening, heeft zij niet onderbouwd op grond waarvan zij in dit geval niettemin die bevoegdheid tot verrekening zou moeten krijgen.

4.17

In zijn conclusie van antwoord heeft de man aangevoerd dat hij momenteel niet in staat is alimentatie te betalen en verzocht daarmee rekening te houden en hem eventueel kwijtschelding of uitstel te geven. Daaromtrent wordt overwogen dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap los staat van zijn alimentatieplicht en dat de onmogelijkheid alimentatie te betalen niet kan leiden dan een andere verdeling dan een 50/50-verdeling.

In een verdelingsprocedure kan het gerecht geen kwijtschelding of uitstel van betaling geven. Indien de man meent dat aanleiding bestaat tot wijziging van zijn alimentatieverplichting, zal hij in een aparte procedure wijziging moeten verzoeken van de rechterlijke beslissing waarbij de hoogte van zijn alimentatieverplichting is bepaald. Het gerecht geeft de man in overweging zich daartoe tot een advocaat te wenden.

4.18

Ook heeft de man aangevoerd dat hij steeds wordt belemmerd zijn kinderen te zien en “of dit aangekaart kan worden”. Ook in verband hiermee geeft het gerecht de man in overweging zich tot een advocaat te wenden. Ter comparitie heeft de rechter moeite gedaan partijen ervan te overtuigen dat het in het belang van de kinderen zou zijn te proberen beter met elkaar te communiceren en dat het wantrouwen jegens elkaar die betere communicatie in de weg lijkt te staan. Zij zullen in het belang van de kinderen moeten proberen “daar overheen te stappen”. Het gerecht had met name van de man de indruk dat hij daarvan niet overtuigd was, althans daartoe niet bereid was. Het gerecht doet nogmaals een beroep op partijen bij zichzelf te rade te gaan en te proberen in onderling overleg alsnog tot afspraken te komen. Het zij herhaald: in het belang van de kinderen. Dat belang zou bij partijen voorop moeten staan.

4.19

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5 De beslissing

Het gerecht:

verwijst de zaak naar de rol van 24 januari 2022 voor akte uitlating door beide partijen:

aan de zijde van de vrouw omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 4.7, 4.9 en 4.11;

aan de zijde van de man omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 4.7, 4.9, 4.13 en 4.14;

bepaalt dat partijen vervolgens bij antwoordakte zullen kunnen reageren op de akte van de andere partij;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 13 december 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature