Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Diefstal, drugsbezit

Uitspraak



Parketnummer: 500.00276/20

Uitspraak: 19 juli 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],

wonende in Curaçao, [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 en 28 juni 2021. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Lacle-Jansen, advocaat in Curaçao.

De officier van justitie, mr. B. Niks, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het Gerecht de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal vrijspreken.

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Voorts heeft zij een strafmaatverweer gevoerd. Dit laatste ook ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:

1.

dat hij op of omstreeks 28 november 2020, althans in of omstreeks de maand november 2020 te Curaçao, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld in het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk tegen genoemde [slachtoffer] dreigend gezegd: ‘swa mat’é hòmber, mat’é hòmber’ (kerel, maak die man dood, maak die man dood),

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking geuit;

2.

dat hij op of omstreeks 28 november 2020, althans in of omstreeks de periode van november 2020 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s),

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader, met

een (ijzeren) pijp in zijn hand

door een vuurwapen te tonen

in de richting van voornoemde [slachtoffer] is gelopen en/of die pijp heeft opgeheven;

3.

dat hij op of omstreeks 21 december 2020, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 445 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en /of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005, no. 13).

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting niet door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Daartoe overweegt het Gerecht als volgt.

Feit 1 (bedreiging)

Met de officier van justitie en de verdediging is het Gerecht van oordeel dat de ten laste gelegde bedreiging niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Feit 2 (afpersing)

Het Gerecht acht niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in de tenlastelegging bedoelde afpersing. Daartoe overweegt het Gerecht met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde handelingen als volgt.

a. Het met een ijzeren pijp in de richting van de aangever lopen.

Het Gerecht leidt uit het dossier af dat de aangever zich door het door de medeverdachte [medeverdachte]` geloste vuurschot gedwongen heeft gevoeld om zijn scooter aan de verdachte af te geven. Dat de omstandigheid dat de verdachte een ijzeren pijp had daarbij een rol heeft gespeeld, blijkt onvoldoende uit het dossier. De aangever heeft aanvankelijk in zijn aangifte ook niet verklaard over die ijzeren pijp. De verdachte heeft over die pijp verklaard dat hij deze slechts had meegenomen om eventueel de honden van de aangever van het lijf te houden. Al met al kan het Gerecht niet concluderen dat de aanwezigheid van de ijzeren pijp de aangever heeft bewogen afstand te doen van zijn scooter.

Het tonen van een vuurwapen.

De aangever heeft zowel in zijn aangifte als in zijn getuigenverklaring ter terechtzitting verklaard dat de medeverdachte in diens richting had geschoten en dat blijkens het dossier de verdachte pas na dat schieten aangevers tuin binnen kwam lopen. De verdachte was er dus niet bij toen door de medeverdachte geschoten werd.

Niet gebleken is dat ten aanzien van het vuurwapengebruik sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Bovendien is onvoldoende komen vast te staan dat het opzet van de medeverdachte was gericht op het wegnemen van de scooter van de aangever. De medeverdachte ging immers verhaal halen bij de aangever voor de schade die aangevers hond aan diens auto had berokkend. Het ging de medeverdachte erom dat de aangever bij hem in de tuin ging kijken naar hetgeen aangevers hond aan zijn auto had gedaan.

Nu het opzet van de medeverdachte niet gericht was op het wegnemen van aangevers scooter, is er ook in dit opzicht geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.

Wat er ook van zij van het afkeurenswaardig handelen van de verdachte door de scooter voor de ogen van de aangever weg te nemen, kan het strafbaar feit afpersing niet worden bewezen. Dat betekent dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:

3.

dat hij op of omstreeks 21 december 2020, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 445 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005, no. 13).

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.

Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen expliciete landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.

1. Proces-verbaal van huiszoeking, opgemaakt op 21 december 2020, waarbij de verbalisant [verbalisant] het volgende heeft gerelateerd:

“Tijdens de op 21 december 2020 te [adres 2] gedane huiszoeking werden enkele vatbaar voor inbeslagname goederen aangetroffen. De navolgende goederen zijn in beslag genomen:

16 kleine planten van marihuana in de closet van het huis;

16 kleine planten van marihuana buiten, achter het huis;

6 grote planten van marihuana buiten, achter het huis; (…).”

2. Proces-verbaal opgemaakt op 21 december 2020, waarbij de verbalisant [verbalisant 2] het volgende heeft gerelateerd:

“Op 21 december 2020 had ik, verbalisant, achtendertig (38) hennepplanten en een doorzichtige plastic zak, inhoudende een hoeveelheid op hennep gelijkend kruid, overgenomen. Deze werden gedurende een huiszoeking te [adres 2], zijnde de woning van de verdachte, aangetroffen en in beslag genomen.

Bij weging, op de op 24 augustus 2020 door het personeel van de Dienst Economische Zaken geijkte weegschaal, van het in beslag genomen plastic zak, inhoudende een hoeveelheid op hennep gelijkend kruid, bleek deze een brutogewicht van 445 gram te hebben.

Bij het middels de narcoticatest (“Duquenois Reagent”) geteste geringe hoeveelheid van de op hennep gelijkend kruid op de aanwezigheid van Tetra Hydra Carabinol (T.H.C.), trad er een positieve kleurreactie op, zodat aangenomen mocht worden dat de geteste hoeveelheid op hennep gelijkend kruid vermoedelijk hennep betrof, een middel vermeld in de Opiumlandsverordening 1960, zoals gewijzigd. ” .

3. De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:

“De hennep die ze bij mij thuis hebben gevonden is van mij.”

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 4 juncto artikel 11 van de Opiumlandsverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, van de Opiumlandsverordening 1960.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor het aanwezig hebben van hennep, waarbij er sprake is geweest van een hoeveelheid tussen de 251 gram en 500 gram, als indicatie een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden gegeven, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid van 445 gram hennep; een voor de gezondheid van personen schadelijke stof, die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de gebruikers daarvan en voor de maatschappij. Het gebruik van verdovende middelen leidt vaak tot andere vormen van criminaliteit en criminele activiteiten die de samenleving ontwricht.

Ten gunste van de verdachte zal het Gerecht rekening houden met het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, zoals blijkt uit zijn strafkaart van 23 december 2020. Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele woon-, leef- en werksituatie en zoals deze verder uit het vroeghulpbericht van de reclassering moge blijken.

Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:67 en 1:68, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:

- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan;

- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de 160 (honderdzestig) dagen;

- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;

- bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot 150 (honderdvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

- beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven 38 hennepplanten en de plastic zak, inhoudende 445 gram hennepkruiden;

- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.J. de Kort, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, zittingsgriffier, en op 19 juli 2021 in tegenwoordigheid van de uitspraakgriffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

uitspraakgriffier:

Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Unit Lokaal Ernstige Criminaliteit) d.d. 8 februari 2021, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 9/21 BRB en de onderzoeksnaam “[onderzoek naam]”, doorgenummerde dossierpagina’s 1-129.

Proces-verbaal van huiszoeking, adres: [adres 2] van het Korps Politie Curaçao, d.d. 21 december 2020, dossierpagina’s 106-108.

Proces-verbaal van overname, weging, testen en opsturen van monsters naar het laboratorium van het Korps Politie Curaçao, d.d. 21 december 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 202012210815, dossierpagina’s 44-45.

Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 juni 2021, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature