U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Arbeidsongeval tijdens lossen van vrieskisten; amputatie tenen;

geen veiligheidsschoenen ter beschikking gesteld; geen bewuste

roekeloosheid werknemer; werkgever aansprakelijk; uitleg finale

kwijting in eerdere vaststellingsovereenkomst

Uitspraak



GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS

in de zaak van:

[EISER],

wonende in Curaçao,

eiser,

gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie,

tegen

de naamloze vennootschap

MARIA BOYS N.V.,

gevestigd in Curaçao,

verweerster,

gemachtigde: mr. S.C. Larmonie.

Partijen worden aangeduid als [eiser] en Maria Boys.

1 Het procesverloop

1.1.

Het procesverloop blijkt uit:

- het verzoekschrift van 21 december 2018, met producties;

- de conclusie van antwoord, met producties;

- de aanvullende producties van [eiser];

- de behandeling ter zitting van 1 november 2019.

1.2.

Vonnis is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1. [

eiser] is op basis van een arbeidsovereenkomst met Maria Boys werkzaam geweest in de functie van lader/losser. In die functie was [eiser] belast met het laden en lossen van containers in de Free Zone in het havengebied.

2.2.

Op 19 mei 2016 heeft [eiser] bij de uitoefening van zijn werkzaamheden een ongeluk gekregen, waarbij hij gewond is geraakt aan de tenen van zijn rechtervoet.

2.3. [

eiser] was op dat moment bezig met het lossen van een container die volgeladen was met vriezers. Het was de taak van [eiser] om de vriezers uit de container te halen en op een pallet te plaatsen die rustte op de vork van een vorkheftruck. Op enig moment is [eiser] met zijn rechtervoet gaan staan op de bovenkant van de schacht waarlangs de vork zich op en neer beweegt, terwijl hij met zijn linkervoet in de container stond. Toen de chauffeur van de vorkheftruck de vorklift naar beneden liet zakken, raakte [eiser] met zijn rechtervoet bekneld.

2.4.

Ten tijde van dit ongeval droeg [eiser] geen beschermende kleding en ook geen veiligheidsschoenen.

2.5.

In het door Maria Boys ingevulde “meldingsformulier bedrijfsongeval” heeft Maria Boys bevestigend geantwoord op de vraag of sprake was van opzet of grove schuld. Als toelichting heeft Maria Boys opgemerkt:

[eiser] handelde onverantwoordelijk en onvoorzichtig door zijn voet op het neerlaattraject van de heftruckvork te plaatsen.

2.6.

Als gevolg van het ongeval zijn de derde en de vierde teen van zijn rechtervoet geamputeerd.

2.7.

Sinds het ongeval ontvangt [eiser] een ongevallenuitkering van de SVB.

2.8.

Met toestemming van SOAW heeft Maria Boys de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd.

2.9.

In 2017 heeft [eiser] in kort geding gevorderd dat Maria Boys zal worden veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris en cessantia-uitkering. Tijdens de behandeling van dit kort geding op 30 oktober 2017 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin, voor zover van belang, het volgende is bepaald:

3. Na beëindiging van het dienstverband had werknemer, na betaling van de cessantia en één maand opzegtermijn, nog recht op een bedrag van NAf 5.353,60 bruto aan achterstallig salaris.

[…]

5. Partijen komen overeen het geschil in der minne te schikken, waarbij afgesproken is dat de werkgever finaal een brutobedrag van NAf 3500,-- aan werknemer zal voldoen ter afwikkeling van het geschil.

[…]

9. Na volledige betaling van deze twee termijnen verklaren partijen over en weer niets van elkaar te vorderen hebben.

In dit kort geding werd [eiser] bijgestaan door mr. Doekhie.

2.10.

In januari 2019 is [eiser] opnieuw geopereerd. Die operatie had tot doel de zenuwuiteinden in de stompen van zijn tenen dieper te begraven.

3 Het geschil

3.1. [

eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat het volgende:

toestemming om kosteloos te procederen;

veroordeling van Maria Boys tot betaling van NAf 44.607,51, inclusief de wettelijke rente vanaf 19 mei 2016 tot de dag der algehele voldoening;

verwijzing naar de schadestaat voor eventuele toekomstige schade;

veroordeling in de proceskosten.

3.2.

Maria Boys voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

4 De beoordeling

4.1.

Als meest verstrekkende verweer heeft Maria Boys aangevoerd dat [eiser] niet-ontvankelijk is, omdat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend. Met de vaststellingsovereenkomst van 30 oktober 2017 hebben partijen hun gehele rechtsverhouding willen vastleggen, dus ook voor wat betreft eventuele aansprakelijkheid van Maria Boys vanwege het bedrijfsongeval. Het staat [eiser] dus niet vrij op die grond nog schadevergoeding te vorderen, aldus Maria Boys. [eiser] heeft dit standpunt bestreden. Hij meent dat het in het kort geding uitsluitend ging om zijn aanspraken in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, namelijk achterstallig salaris en cessantia. De kwijting in de vaststellingsovereenkomst heeft dus ook alleen daarop betrekking.

4.2.

Het gerecht verwerpt het verweer van Maria Boys. Ter toelichting overweegt het gerecht als volgt.

4.3.

Het gaat hier om uitleg van artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst. Partijen verschillen immers van mening over de reikwijdte van de daarin opgenomen kwijting. Zoals in beginsel bij iedere kwestie van uitleg van een contractuele bepaling, komt het daarbij aan op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en op de betekenis die zij redelijkerwijs aan die verklaringen hebben kunnen geven. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, steeds gewaardeerd naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Hieraan doet niet af dat het in dit geval gaat om een vaststellingsovereenkomst. Partijen zijn vanzelfsprekend gebonden aan de vaststelling, maar de vraag waarover het hier gaat is wat de reikwijdte van die vaststelling is. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van het gebruikelijke Haviltex-criterium.

4.4. [

eiser] heeft gesteld dat het in het kort geding uitsluitend ging om de afrekening van het dienstverband, dat wil zeggen achterstallig salaris en cessantia. Over de eventuele (financiële) gevolgen van het arbeidsongeval is het in het kort geding niet gegaan, aldus [eiser]. Ter zitting heeft [eiser] het inleidende verzoekschrift van het kort geding laten zien. De rechter heeft geconstateerd dat dit verzoekschrift steun biedt aan de stellingen van [eiser], in die zin dat in het verzoekschrift slechts over salaris en cessantia wordt gesproken en niet ook over de gevolgen van het ongeval. Ook de tekst van de vaststellingsovereenkomst biedt steun aan het betoog van [eiser]. Uit de onder de feiten weergegeven bepalingen uit die overeenkomst, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat “het geschil” tussen partijen betrekking heeft op salaris en cessantia, zodat in de rede ligt dat ook de finale kwijting op dat geschil betrekking heeft. Tegenover deze omstandigheden heeft Maria Boys geen feiten gesteld die steun bieden aan haar standpunt. In feite heeft zij niets concreets gesteld, anders dan te wijzen op de letterlijke tekst van artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst.

4.5.

Naar het oordeel van het gerecht moet de vaststellingsovereenkomst daarom zo worden uitgelegd dat deze slechts betrekking heeft op de regeling van het geschil over het achterstallig salaris en de cessantia, en dus niet mede op de (financiële) gevolgen van het bedrijfsongeval. De overeenkomst staat dus niet aan de vordering van [eiser] in de weg.

4.6.

Ten tijde van het ongeval was [eiser] voor Maria Boys werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst. Op grond van artikel 7A:1614x BW was Maria Boys verplicht om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving. Wat op dit punt van Maria Boys kon worden verwacht hangt af van de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het daaraan verbonden gevaar, de kans op verwezenlijking daarvan en de ernst van de gevolgen en de kosten die aan het treffen van maatregelen verbonden zijn.

4.7.

De werkzaamheden waarmee [eiser] was belast zijn naar hun aard risicovol. Hij moest vriezers uit een container halen en op een palet plaatsen die op de vork van een vorkheftruck rustte. Hij moest dus met zware pakketten sjouwen en werkte in de buurt van een potentieel gevaarlijke machine. Het spreekt vanzelf dat de hiermee verbonden kans op ongelukken met ernstige gevolgen niet verwaarloosbaar is. Van Maria Boys mocht dan ook verwacht worden hiermee rekening te houden en maatregelen te nemen gericht op het verkleinen van die kans op ongelukken en de gevolgen van eventuele ongelukken.

4.8.

Maria Boys heeft dit niet voldoende gedaan. Vast staat dat zij [eiser] niet had voorzien van beschermende kleding of veiligheidsschoenen. Gelet op de aard van het uiteindelijk ontstane letsel, is met name het ontbreken van veiligheidsschoenen hier van belang. Gesteld noch gebleken is dat het verstrekken van veiligheidsschoenen zo kostbaar zou zijn geweest dat dit om die reden redelijkerwijs niet van haar gevergd kon worden. Maria Boys heeft in wezen volstaan met de stelling dat al haar werknemers en ook werknemers van andere bedrijven in de Free Zone zonder goede schoenen (maar “op slippers”) komen werken. Dit mag zo zijn, maar dat ontslaat Maria Boys niet van haar verplichting om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving. Integendeel: op het bord bij de ingang van de Free Zone (productie 5 bij antwoord), kennelijk daar geplaatst door de beheerder van het terrein, staat uitdrukkelijk vermeld dat “personal protective equipment […] is required according the risk involved”. Maria Boys had dus ten minste veiligheidsschoenen ter beschikking moeten stellen en erop moeten toezien dat die veiligheidsschoenen vervolgens ook daadwerkelijk worden gebruikt. Door dat alles niet te doen heeft zij haar zorgplicht als werkgever geschonden.

4.9.

Maria Boys heeft nog aangevoerd dat op verschillende manieren duidelijk wordt gemaakt dat het verboden is om zich op een vorkheftruck te bevinden. Dat staat met zoveel woorden op het zojuist genoemde bord bij de ingang van de Free Zone en het staat ook op stickers die op de heftrucks zijn geplakt (productie 5 bij antwoord). Bovendien is dit ook vaak door de directeur van Maria Boys tegen de medewerkers gezegd, aldus Maria Boys. Dit werpt geen ander licht op de zaak, alleen al niet omdat mondelinge en schriftelijke waarschuwingen aanzienlijk minder effectief zijn dan het verschaffen van fysieke veiligheidsmiddelen zoals speciale schoenen. Dat geldt al helemaal als dagelijks gewerkt wordt in een gevaarlijke omgeving. De dagelijkse routine maakt mensen in de regel immers minder alert.

4.10.

Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Maria Boys haar zorgplicht heeft geschonden. Zij is dus in beginsel schadeplichtig.

4.11.

Aansprakelijkheid is alleen dan niet aan de orde als Maria Boys aantoont dat de schade in belangrijke mate te wijten is aan grove schuld van [eiser]. Daarvan is pas sprake als [eiser] zich van het roekeloze van zijn handelen onmiddellijk voorafgaande aan het ongeval daadwerkelijk bewust is geweest. Maria Boys meent dat deze situatie zich hier voordoet, maar naar het oordeel van het gerecht kan dit uit de gestelde feiten niet worden afgeleid. [eiser] heeft verklaard dat hij met één been op de schacht van de heftruck is gaan staan om kracht te zetten bij het naar buiten trekken van een doos met een vriezer. Hij kon niet helemaal in de container gaan staan, omdat deze boordevol dozen zat. [eiser] heeft ook verklaard dat hij de doos niet met een touw naar buiten kon trekken, omdat de heftruck niet helemaal recht achter de container was gepositioneerd. Maria Boys heeft al deze feiten niet gemotiveerd betwist. De door [eiser] geschetste gang van zaken wijst erop dat hij heeft geprobeerd verder te gaan met zijn opdracht (het lossen van de container), hoewel de omstandigheden er niet naar waren om dit veilig te doen. [eiser] heeft in dat kader verkeerde keuzes gemaakt (door op de heftruck te klimmen), maar dat maakt nog niet dat hij bewust roekeloos heeft gehandeld.

4.12.

Maria Boys is dus verplicht om de schade van [eiser] als gevolg van het ongeval te vergoeden.

4.13. [

eiser] stelt dat hij als gevolg van het ongeval geheel arbeidsongeschikt is geworden en dat er geen reïntegratiemogelijkheden voor hem zijn. Als gevolg van het ongeval heeft hij ernstige pijnklachten aan de stompen van zijn geamputeerde tenen gehouden, waardoor hij moeite heeft met lopen en geen gesloten schoenen kan dragen. In januari 2019 heeft hij een operatie ondergaan om de zenuwuiteinden in de stompen dieper te begraven, zodat hij minder pijn zou hebben. Deze operatie heeft de pijn niet geheel weg genomen. Het in deze procedure gevorderde bedrag van (afgerond) NAf 44.607 bestaat grotendeels uit smartengeld (NAf 30.600) en uit het verschil tussen zijn vroegere inkomen en de ongevallenuitkering van de SVB. Omdat er nog geen medische eindsituatie is ontstaan, is aannemelijk dat de schade nog verder oploopt – aldus [eiser]. Ter onderbouwing heeft [eiser] medische verslagen overgelegd en rapporten van Optima over zijn beperkingen en reïntegratimogelijkheden.

4.14.

Het betoog van Maria Boys komt erop neer dat [eiser] zich aanstelt. Op beelden op Facebook van na het ongeval is te zien dat [eiser] gesloten schoenen draagt (met bij die foto de tekst dat hij “ta disfruta mi bida”) en danst op een verjaardagsfeest. [eiser] heeft volgens Maria Boys artsen misleid, voor zover uit hun verslagen kan worden afgeleid dat [eiser] nog steeds pijnklachten heeft. Maria Boys betwist verder “stellig en categorisch” de door [eiser] gepresenteerde schadecijfers.

4.15.

Het gerecht is van oordeel dat [eiser] zijn klachten voldoende heeft onderbouwd en dat de betwisting door Maria Boys daarvan tekort schiet. De door [eiser] overgelegde medische verslagen bieden steun aan zijn stelling dat hij ernstige pijnklachten heeft overgehouden aan de stompen van zijn tenen. Op voorhand hoogst onaannemelijk is dat [eiser] de verschillende artsen op dit punt zou hebben misleid. Die misleiding zou dan zodanig zijn geweest dat hij een arts zover heeft weten te krijgen dat deze hem in januari 2019 opnieuw heeft geopereerd om de zenuwuiteinden dieper te begraven. Het lag op de weg van Maria Boys om deze stelling concreet te onderbouwen. De enkele verwijzing naar beelden op sociale media van een dansende [eiser] op gesloten schoenen volstaat niet, alleen al niet omdat algemeen bekend is dat hetgeen op sociale media wordt gedeeld niet altijd een adequaat beeld geeft van de werkelijke situatie. Op dit punt komt meer gewicht toe aan de medische verslagen. Ook met betrekking tot de beperkingen en reïntegratiemogelijkheden geldt dat [eiser] zijn stellingen, met name met behulp van de rapporten van Optima, voldoende heeft onderbouwd. Een concrete betwisting daarvan heeft het gerecht in de stellingen van Maria Boys niet kunnen lezen.

4.16.

Uit de door [eiser] overgelegde stukken moet worden afgeleid dat hij in elk geval tot de operatie van januari 2019 volledig arbeidsongeschikt was als gevolg van de pijnklachten. Of die situatie daarna is gewijzigd en/of op termijn zal wijzigen, is op dit moment nog onzeker. De onderzoeker van Optima (productie 1 van de nagekomen producties) ziet goede mogelijkheden, zij het dat dit volgens hem afhankelijk is van de resultaten van de operatie uit januari 2019. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat die resultaten tot nu toe tegenvallen en dat hij binnenkort terug moet naar de desbetreffende arts. Het gerecht leidt hieruit af dat nog niet van een medische eindsituatie kan worden gesproken. Voor de vorderingen van [eiser] betekent dit het volgende.

4.17.

Een deel van de vordering bestaat uit vergoeding voor gederfde inkomsten, te weten het verschil tussen zijn vroegere inkomen en de ongevallenuitkering die [eiser] krijgt van de SVB. De vordering is beperkt tot de periode van augustus 2017 tot en met november 2018. Hiermee is volgens [eiser] een bedrag gemoeid van

NAf 11.007,51. Dit bedrag is door [eiser] voldoende onderbouwd en door Maria Boys niet gemotiveerd betwist. De schade is geheel geleden in de periode dat [eiser] geacht moet worden als gevolg van het ongeval niet in staat te zijn geweest tot het verrichten van ander werk. De vordering is daarom toewijsbaar.

4.18. [

eiser] vordert daarnaast verwijzing naar de schadestaatprocedure. Nu nog geen sprake is van een medische eindsituatie en gelet op het voorgaande de mogelijkheid bestaat dat [eiser] ook na november 2018 nog inkomensschade heeft geleden, is ook deze vordering toewijsbaar.

4.19. [

eiser] vordert voorts immateriële schadevergoeding. Naar het oordeel van het gerecht bestaat grond voor toekenning van een dergelijke schadevergoeding. Het gerecht zal bij het bepalen van het bedrag van de schadevergoeding rekening houden met het feit dat [eiser] twee tenen moet missen, dat hij als gevolg daarvan gedurende langere tijd ernstige pijnklachten heeft ondervonden en dat hij beperkt is in het lopen. Dat nog geen medische eindsituatie is bereikt, staat naar het oordeel van het gerecht niet in de weg aan begroting van de immateriële schade. Het gerecht zal de schade begroten op een bedrag van NAf 9.000.

4.20. [

eiser] vordert verder nog enkele kleinere schadeposten, namelijk vergoeding van de liggeldkosten in het ziekenhuis (NAf 150), transportkosten in verband met ziekenhuis- en artsenbezoek (NAf 750), telefoonkosten (NAf 500) en vergoeding van kosten voor tuinonderhoud (NAf 1.600). Met uitzondering van de laatste schadepost zijn deze posten toewijsbaar. Met betrekking tot de post tuinonderhoud geldt dat [eiser] zijn schade niet heeft onderbouwd waar dat wel van hem mocht worden verwacht. Als juist is dat hij zijn tuinonderhoud heeft uitbesteed, dan ligt in de rede dat hij de kosten concreter had kunnen onderbouwen. Nu hij dat niet heeft gedaan, zal die schadepost niet worden toegewezen.

4.21.

De geldvordering is dus al met al toewijsbaar tot NAf 19.907,51. [eiser] vordert de wettelijke rente per de datum van het ongeval. Die vordering is niet toewijsbaar, nu [eiser] zijn volledige schade (althans tot genoemd bedrag) immers niet al op die dag heeft geleden. De wettelijke rente zal worden toegewezen per de datum van betekening van het verzoekschrift.

4.22.

Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Maria Boys worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Deze worden begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 201,50 aan explootkosten en NAf 2.500 aan salaris.

4.23.

Het verzoek om kosteloos te mogen procederen is voldoende onderbouwd en zal daarom worden toegewezen.

5 De beslissing

5.1.

verleent [eiser] toestemming om kosteloos te procederen;

5.2.

veroordeelt Maria Boys tot betaling aan [eiser] van NAf 21.407,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2019 tot aan de dag van voldoening;

5.3.

veroordeelt Maria Boys tot vergoeding van de overige schade van [eiser], nader op te maken bij staat;

5.4.

veroordeelt Maria Boys in de proceskosten van [eiser], begroot op 3.451,50;

5.5.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.6.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 december 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature