U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Kort geding geen rechtsgeldige opzegging

Uitspraak



GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Vonnis in kort geding

In de zaak van:

[EISERES],

wonende te Venezuela,

eiseres,

gemachtigde: mr. H.W. Braam,

tegen

de naamloze vennootschap

Banco del Orinoco N.V.,

gevestigd te Curaçao,

gedaagde,

gemachtigde: mr. T.E. Matroos,

Partijen zullen hierna [eiseres] en BdO genoemd worden.

1 Verloop van de procedure

1.1. [

Eiseres] heeft op 24 april 2018 een kort geding verzoekschrift met producties ingediend. Bij e-mailbericht van 31 mei 2018 heeft [eiseres] het Gerecht verzocht om de behandeling van 1 juni 2018 aan te houden zodat partijen in de gelegenheid worden gesteld om tot een regeling te komen. Vervolgens werd de zaak op verzoek van partijen, ter verwerking van de regeling, nog een aantal keren aangehouden.

Bij e-mail bericht van 12 november 2018 heeft [eiseres] het Gerecht geïnformeerd dat partijen niet tot een regeling zijn gekomen en verzocht om de zaak alsnog te behandelen. De mondelinge behandeling heeft op 12 december 2018 plaatsgevonden. Partijen zijn daarbij bij hun gemachtigden verschenen en hebben het woord gevoerd aan de hand van een door hen overgelegde pleitnota met producties.

1.2.

Uitspraak is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1. [

naam 1], wijlen de echtgenoot van [eiseres], hield bij BdO een bankrekening genummerd [nummer A] met een saldo van USD 19.429,57, alsmede een tweetal termijn deposito rekeningen.

2.2.

De eerste termijn deposito rekening genummerd [nummer B], ten bedrage van

USD 5.002,88,=, heeft een looptijd van 360 dagen en vervalt op 27 april 2018. De tweede termijn deposito genummerd [nummer C], ten bedrage van USD 150.092,21,=, heeft een looptijd van 180 dagen en vervalt op 2 mei 2018.

2.3.

Op de rechtsverhouding tussen partijen ter zake zijn de algemene voorwaarden van BdO van toepassing. In artikel 32 van de algemene voorwaarden is bepaald dat bij overlijden van de klant BdO gemachtigd is om het saldo op de lopende rekening(en) alsook die welke BdO in naam van de klant in bewaring heeft bevrijdend over te maken aan de persoon of personen die als erfgenaam of erfgenamen in bij authentiek opgemaakte verklaring van erfrecht of als bevoegde executeur-testamentair bij nalatenschap benoemd zijn.

2.4. [

naam 1] is op [overlijdensdatum] 2017 overleden.

2.5.

Bij e-mailbericht van 8 april 2018 heeft [eiseres] de gemachtigde van BdO, medegedeeld dat [naam 1] is overleden en dat zij, als enige erfgenaam, de termijn deposito’s niet wenst te verlengen en om uitbetaling daarvan verzocht.

2.6.

Op 27 september 2018 heeft [eiseres] documenten naar BdO opgestuurd, waaruit blijkt dat [eiseres] als enige erfgenaam van [naam 1] is aangewezen.

2.7.

Tot op heden heeft BdO geen uitvoering gegeven aan het uitbetalingsverzoek van [eiseres].

3 Het geschil

3.1. [

Eiseres] vordert, kort gezegd, om BdO bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van USD 174.524,66, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2018 tot en met de dag der algehele voldoening, met veroordeling van BdO in de proceskosten.

3.2. [

Eiseres] stelt zich op het standpunt dat BdO gehouden is het gevorderde uit te betalen. Voor het uitblijven van de overboeking heeft BdO geen valide reden gegeven. Dat leidt tot wanprestatie c.q. onrechtmatige daad zijdens BdO.

3.3.

BdO voert ten verwere aan dat [eiseres] de termijn deposito’s bij e-mailbericht van 8 april 2018 niet rechtsgeldig en daarmee niet tijdig – vijf dagen – voor de vervaldatum van respectievelijk 27 april 2018 en 2 mei 2018 heeft opgezegd en zij bovendien ook niet conform artikel 32 van de algemene voorwaarden tijdig heeft aangetoond enig erfgenaam te zijn. Voorts heeft BdO het spoedeisend belang betwist. BdO concludeert tot afwijzing van de vordering.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 Beoordeling

4.1.

Het Gerecht stelt voorop dat met betrekking tot de vordering in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

4.2. [

Eiseres] heeft gesteld dat zij als weduwe financieel belang bij haar vordering heeft, nu BdO niet tot uitbetaling overgaat, om in haar levensonderhoud te voorzien. Naar het oordeel van het Gerecht is daarmee voldoende gebleken van een spoedeisend belang. [eiseres] is dan ook ontvankelijk in haar vordering.

4.3.

De kern van het geschil betreft de vraag of [eiseres] de termijn deposito’s tijdig voor de vervaldata heeft opgezegd en of BdO gehouden is om de tegoeden aan haar uit te keren. BdO betwist dat [eiseres] de termijn deposito’s rechtsgeldig heeft opgezegd, nu het e-mailbericht van 8 april 2018 niet tot haar is gericht maar tot haar gemachtigde, die geen contractspartij is bij de overeenkomst tussen BdO en [eiseres], en die zonder daartoe gegeven opdracht de opzegging niet kan bewerkstelligen. Voorts heeft [eiseres] eerst in september 2018 een rechtsgeldige verklaring van erfrecht verstrekt zodat BdO, gelet op het bepaalde in artikel 32 van de algemene voorwaarden, toen pas de saldi van de lopende rekeningen bevrijdend kon uitkeren. Aldus is niet voldaan aan het vereiste om binnen vijf dagen voor de vervaldatum de termijn deposito’s aan BdO op te zeggen. BdO concludeert dat de termijndeposito’s automatisch zijn verlengd en dus nog niet opeisbaar zijn.

4.4.

Het Gerecht oordeelt hierover als volgt. Het e-mailbericht van 8 april 2018, bevattende de opzegging van de termijn deposito’s, is alleen naar de gemachtigde van BdO verstuurd en niet naar BdO zelf. De gemachtigde van BdO kan echter alleen administratieve verzoeken van willekeurige klanten van de bank verwerken indien zij daartoe opdracht heeft gekregen. Daarvan is niet gebleken. Het enkele feit dat de gemachtigde eerder in soortgelijke geschillen namens BdO is opgetreden, is onvoldoende om een dergelijke opdracht uit af te leiden. Voorts had [eiseres], die bekend is met de contactgegevens van BdO, de opzeggingsmail ook eenvoudig aan BdO zelf kunnen (door)sturen. Tenslotte is de opzegging, gelet op het tussen partijen geldende artikel 32 van de algemene voorwaarden, niet onderbouwd met de vereiste documenten. Dat leidt ertoe dat het met de e-mail van 8 april 2018 beoogde rechtsgevolg, namelijk tijdige opzegging voor de vervaldata van de termijn deposito’s, niet is ingetreden. Het indienen van het verzoekschrift – zo dat als een opzegging zou mogen worden aangemerkt – heeft, mede gelet hierop, evenmin het gewenste gevolg gehad.

4.5.

Het voorgaande leidt er toe dat de termijn deposito genummerd [nummer B], met het saldo USD 5.002,88 niet vóór de vervaldatum van 27 april 2017 rechtsgeldig is opgezegd waardoor deze termijn deposito met nog 360 dagen is verlengd en pas op 27 april 2019 opeisbaar zal zijn.

4.6.

De termijn deposito genummerd [nummer C], met een saldo van USD 150.092,21 is evenmin vóór de vervaldatum van 2 mei 2018 rechtsgeldig opgezegd. Deze termijn deposito rekening is hierdoor met 180 dagen verlengd tot 2 november 2018. Gelet op de rechtsgeldige opzegging van 27 september 2018 is genoemde termijn deposito rekening vanaf 2 november 2018 opeisbaar. Het saldo op de bankrekening ad USD 19.429,57 is eveneens per 27 september 2018 opeisbaar. Dientengevolge zal de vordering gedeeltelijk worden toegewezen, te weten betaling van het bedrag van USD 150.092,21 en het bedrag van USD 19.429,57. Nu geen sprake is van het vroegtijdig openbreken van termijn deposito’s, wordt aan de door BdO verzochte verrekening niet toegekomen.

4.7.

De ingangsdatum van de wettelijke rente over het termijn deposito rekening genummerd [nummer C] zal op 3 november 2018 worden gesteld en de ingangsdatum van de wettelijke rente over het saldo van de bankrekening zal op 28 september 2018 worden gesteld.

4.8.

BdO zal als de grotendeel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten ad NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris, NAf 3.140,- aan griffierechten en NAf 349,15 aan oproepingskosten.

5 De beslissing

Het Gerecht:

rechtdoende in kort geding:

- veroordeelt BdO tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van USD 150.092,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2018 tot en met de dag der algehele voldoening;

- veroordeelt BdO tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van USD 19.429,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2018 tot en met de dag der algehele voldoening;

- veroordeeltBdO in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris Naf 3.140,- aan griffierechten en NAf 349,15 aan oproepingskosten;

- verklaarthet vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst afhet meer of anders gevorderde.

Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op

21 december 2018.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature