U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Dodelijk verkeersongeval

Uitspraak



Parketnummer: 520.00018/17

Uitspraak: 23 mei 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats],

wonende in [woonplaats], [adres].

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsman, mr. A.V.G. Roojer, advocaat in Curaçao.

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.

De officier van justitie, mr. I.R.V. Out, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, subsidiair 120 (honderdtwintig) dagen vervangende hechtenis.

Zijn vordering behelst voorts het niet-ontvankelijk verklaren van de vordering van de benadeelde partij.

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:

Primair

dat zij op 28 juni 2015 te Curacao, als bestuurder van een personenauto (merk Mazda , type Atenza voorzien van kentekenplaat [kentekennummer 1]), daarmede rijdende over de Seroe Loraweg in de richting van Santa Rosa, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door toen aldaar als bestuurder van genoemde personenauto roekeloos, althans hoogst, althans zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam te rijden

immers heeft/is zij, verdachte,:

• terwijl verdachtes aandacht was verslapt en/of althans niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of het verkeer besteed en/of haar personenauto niet voortdurend onder controle gehad en/of niet voortdurend de handeling(en) verricht die van haar – verdachte - als verkeersdeelnemer zijn vereist en/of

• (daardoor) met de wielen van haar auto van in de berm naast de rijbaan terecht gekomen en/of

• (vervolgens) de macht over het stuur verloren en/of

• (vervolgens) slingerend over een of meer rijstro(o)k(en) gereden en/of naar links uit geweken en/of gereden op de linkerrijstrook die is bestemd voor het voor verdachte tegemoetkomende verkeer waardoor of mede waardoor een (frontale) botsing heeft plaatsgevonden tussen het motorrijtuig van haar, verdachte, en de tegenligger, waardoor:

- de inzittende van het tegemoetkomende voertuig, te weten [benadeelde], zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een beenfractuur in haar linker been en/of in haar linkerknie (waardoor zij twee weken in het ziekenhuis heeft gelegen en/of meerdere maanden in behandeling is geweest bij De Canha Pysical Therapy en/of niet meer goed kan lopen en/of niet meer in staat is haar werk uit te voeren) en/of

- een inzittende van haar, verdachtes, eigen voertuig, te weten [slachtoffer], een schedelfractuur heeft opgelopen aan welke verwonding zij is komen te overlijden;

(Artikel 2:284 1-2 jo 2:285 lid 1-2 Wetboek van Strafrecht )

Subsidiair

dat zij op 28 juni 2015 te Curacao, als bestuurder van een personenauto (merk Mazda, type Atenza voorzien van kentekenplaat [kentekennummer 1]), daarmede rijdende over de Seroe Loraweg, slingerend over het wegdek heeft gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd of kon worden gehinderd.

(Artikel 21 van de Wegenverkeersverordening Curacao 2000 )

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.

Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.

Met schuld in de zin van artikel 2:284 van het Wetboek van Strafrecht wordt bedoeld een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. In zijn arrest van 1 juni 2004, LJN: AO5822, heeft de Hoge Raad bepaald dat het voor de vaststelling van de mate van schuld aankomt op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van evenbedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts geeft de Hoge Raad ter verduidelijking nog aan dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 2:284 van het Wetboek van Strafrecht.

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte de controle over het stuur heeft verloren. Haar auto is gaan ‘scharen’, op de verkeerde weghelft terecht gekomen en daar heeft een botsing plaatsgevonden.

Er zijn verschillende aanwijzingen dat de verdachte als bestuurster van haar auto een of meer verkeersovertredingen heeft begaan. Die aanwijzingen zijn echter elk voor zich, alsook in samenhang bezien, onvoldoende hard om tot de conclusie te kunnen leiden dat sprake is geweest van aanmerkelijke schuld aan het ongeval. Daarbij speelt een rol dat technisch onderzoek, dat hieromtrent uitsluitsel had kunnen geven, niet is uitgevoerd. Bijna drie jaar na het incident is het onderzoek niet meer mogelijk .

Het slachtoffer [benadeelde] heeft verklaard dat ze de verdachte met grote snelheid zag rijden. Die bewering vindt geen steun in de rest van het dossier, omdat geen technisch onderzoek naar de snelheid is verricht. De verdachte had naar eigen zeggen alcohol gebruikt en er zijn lege flessen bier in haar auto gevonden. Een onderzoek naar haar bloedalcoholgehalte kon echter niet worden uitgevoerd, zodat niet kan worden vastgesteld of het alcoholgebruik van dien aard was dat dit een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval.

De verdachte heeft ter terechtzitting het vermoeden van de politie bevestigd dat ze, mogelijk terwijl ze met haar passagiers aan het praten was, van de weg af is geraakt en daardoor de controle over het stuur is verloren. Het Gerecht merkt dit van de weg afraken aan als het gevolg van een momentane onoplettendheid. Een concrete verkeersovertreding, anders dan het veroorzaken van gevaar op de weg, is niet aanwijsbaar. Daarmee staat evenmin vast dat de verdachte schuld aan dat ongeval heeft in de zin van artikel 2:284 van het Wetboek van Strafrecht. Dit leidt tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet vaststaat dat de verdachte de aanrijding met dodelijke afloop heeft veroorzaakt. Het voertuig van de verdachte stond weliswaar dwars op de weg, maar het is het voertuig van de andere bestuurster dat tegen het voertuig van de verdachte is aangereden.

Het Gerecht overweegt als volgt.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 28 juni 2015 als bestuurster van een personenauto, daarmede rijdende over de Seroe Loraweg, zich zodanig heeft gedragen dat blijkens het sporenbeeld het door haar bestuurde motorvoertuig van de weg is geraakt, is gaan slingeren en vervolgens op het weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer is beland, waarbij een botsing tussen het door haar bestuurde motorvoertuig en een tegemoetkomende motorvoertuig is ontstaan. Als direct gevolg hiervan is mede inzittende [slachtoffer] ter plaatse overleden en liep [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel op, te weten een beenfractuur aan haar linkerbeen en linkerknie.

Uit de omstandigheid dat door enig handelen van de verdachte haar auto is gaan slingeren en op de verkeerde weghelft is beland, volgt het bewijs voor het subsidiair ten laste gelegde. Ze heeft daarmee immers gevaar op de weg veroorzaakt, welk gevaar zich heeft gerealiseerd.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Subsidiair

dat zij op 28 juni 2015 te Curaçao, als bestuurder van een personenauto (merk Mazda, type Atenza voorzien van kentekenplaat [kentekennummer 1]), daarmede rijdende over de Seroe Loraweg, slingerend over het wegdek heeft gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd of kon worden gehinderd.

Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven. Als toelichting geldt dat de gevolgen van het bewezenverklaarde zijn opgenomen in de bewijsmiddelen ter staving van het gevaar dat werd veroorzaakt.

1. Op 28 juni 2015 omstreeks 15.25 uur, werd ik verbalisant [verbalisant 1] naar aanleiding van een melding bij de Politie Centrale Meldkamer gedirigeerd naar de Seroe Loraweg ter hoogte van Mamoet Printing alwaar een aanrijding zou hebben plaatsgevonden en waarbij de betrokken personen zwaar gewond waren geraakt en in één der voertuigen beklemd waren. Verbalisant heeft het volgende gerelateerd:

“ Ik, verbalisant, constateerde dat er een aanrijding had plaatsgevonden tussen een witgekleurde personenauto van het merk Mazda Atenza gekentekend [kentekennummer 1] en een blauwgekleurde personenauto van het merk Nissan Wagon AD gekentekend [kentekennummer 2]. Beide voertuigen waren na de aanrijding op de zuidelijke weghelft tot stilstand gekomen. De Mazda Atenza stond op vier autobanden op de zuidelijke onverharde verlaagde berm met de voorzijde gekeerd in de noordoostelijke richting en vertoonde zware beschadiging aan de rechterkant. De Nissan Wagon AD stond op vier autobanden op de zuidelijke weghelft met de voorzijde gekeerd in oostzuidelijke richting en vertoonde zware beschadiging aan de voorzijde.

Aanrijding tussen:

Voertuig : personenauto personenauto

Merk/bouwjaar : Mazda Atenza Nissan Wagon AD

Kenteken : [kentekennummer 1] [kentekennummer 2]

Kleur : wit blauw

Keuringsdatum : 20 mei 2014 (twee jaar) 18 mei 2014 (twee jaar)

Bestuurder : [VERDACHTE] [BENADEELDE]

Aard mat. Schade : rechterzijde zwaar beschadigd voorzijde zwaar beschadigd

Ik, verbalisant, trof ter plaatse van het ongeval bandsporen op de Seroe Loraweg. De bandsporen hadden een lengte van ongeveer negen en vijftig meter en tien centimeter gemeten tot de plaats van de botsing. De bandsporen waren afkomstig van de Mazda Atenza. De Seroe Loraweg is een openbare weg met het verkeer toegestaan in beide richting en verloopt vanaf de Caracasbaaiweg in de oostelijke richting tot aan de Sta. Rosaweg. Ter plaatse alwaar de aanrijding heeft plaatsgevonden is de weg in twee weghelften verdeeld. De maximale toegestane snelheid is zestig kilometer per uur buiten de bebouwde kom.

Blijkens het sporenbeeld op de Seroe Loraweg reed de bestuurster van de Mazda Atenza op de noordelijke weghelft richting Sta. Rosaweg. Naast en achter de bestuurster zat een mede-inzittende. Bij een voor haar naar rechts omgaande flauwe bocht, reed de bestuurster van de Mazda Atenza met de rechterbanden naar rechts de rijbaan af en verloor hierdoor de macht over het stuur. Ze reed met de rechterbanden de rijbaan weer op en reed verder naar links, diagonaal met op het wegdek achtergelaten driftsporen, op het weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer. Hierdoor botste de Mazda Atenza met de rechterkant tegen de voorzijde van de Nissan Wagon AD, dat op de zuidelijke weghelft in de richting van Caracasbaaiweg reed. Door de kracht van de botsing liep de mede-inzittende dat achter de bestuurster van de Mazda Atenza zat een schedelbasis fractuur en een halswervelkolom fractuur op. Ze werd vanuit haar zitplaats geslingerd waardoor ze aan de linkerzijde in het voertuig terecht kwam, en ter plaatse is overleden. De mede-inzittende dat naast de bestuurster van de Mazda Atenza zat en de bestuurster van de Nissan Wagon AD raakten ook gewond.”

2. De bestuurster van de Nissan Wagon AD, [benadeelde], heeft op 17 oktober 2015 het volgende verklaard:

“ Ik was op 28 mei 2015 de bestuurster van de blauwe Nissan Wagon AD met kentekenplaat [kentekennummer 2] en ik reed op de Seroe Loraweg in de richting van Marie Pampoen. Ik zag een wit voertuig met hoge snelheid slingerend in mijn richting komen rijden. Ik begon mijn snelheid te verlagen, maar de witte voertuig botste tegen mijn voertuig voordat ik de kans kreeg om mijn snelheid te verlagen of te remmen. Ik raakte beklemd in mijn voertuig en gewond door de aanrijding. Ik kan nu niet meer goed lopen, niet meer werken en ook geen auto rijden.”

3. De orthopedisch chirurg, dr. G.A. Booi, heeft [benadeelde] onderzocht en de volgende medische verklaring opgesteld:

“ Patiënt werd van 28 mei 2015 (het Gerecht begrijpt: 28 juni 2015) tot en met 13 juli 2015 in het St. Elisabeth Hospitaal opgenomen, met een hoog energetisch trauma met een intra-articulaire femur fractuur links en een patella fractuur links. Op 1 juli 2015 vond plaatficatie van de intra-articulaire femur fractuur links en Zuggertung osteosynthese van de patella fractuur links plaats. Patiënt mag 30% belast mobiliseren met behulp van een looprek.”

4. De overleden mede-inzittende van de Mazda Atenza, werd door familieleden geïdentificeerd als [slachtoffer], zoals blijkt uit het volgende proces-verbaal:

“ Op zondag 28 juni 2015, omstreeks 17.15 uur, toonde ik, verbalisant [verbalisant 1], op de lijkenhuis van El Consolador, het stoffelijk overschot van wijlen [slachtoffer] aan [persoon 1] en [persoon 2]. Ze verklaarden het stoffelijk overschot te herkennen als dat van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats].”

5 De verdachte heeft tijdens het politieverhoor het volgende verklaard:

“ Ik was op 28 juni 2015 de bestuurster van het voertuig met kenteken [kentekennummer 1]. Ik reed op de Seroe Loraweg in de richting van de Sta. Rosaweg. De aanrijding tussen mijn voertuig en het andere voertuig vond in het midden van de weg plaats. [slachtoffer] zat achter mij in de auto en naast mij zat een mede-inzittende.”

6 De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:

“ Ik reed op de Seroe Loraweg richting Sta. Rosaweg. Ik raakte van de weg af en ben de macht over het stuur verloren. Dit kwam misschien door te praten met de dames in de auto of omdat ik mijn ogen van de weg heb afgenomen.”

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 21 onder a van de Wegenverkeersverordening Cura çao 2000 en strafbaar gesteld in artikel 119 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Overtreding van artikel 21, onder a van de Wegenverkeersverordening Cura çao 2000.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Het Gerecht begrijpt het betoog van de raadsman, zoals hiervoor weergegeven als bewijsverweer, tevens als een beroep op afwezigheid van alle schuld. De verdachte zou geen verkeersfout hebben gemaakt en de schuld voor het ongeval zou volledig bij de tegenpartij liggen, aldus kennelijk de raadsman.

Dit verweer wordt verworpen.

Het gegeven dat de auto van de verdachte is gaan slingeren en op de verkeerde weghelft terecht is gekomen moet zijn veroorzaakt door enig handelen van de verdachte en is inherent gevaarzettend. Van afwezigheid van alle schuld kan daarom geen sprake zijn. Overigens is niet aannemelijk geworden dat de auto van de verdachte, voorafgaand aan de botsing, langere tijd stil heeft gestaan en dat het slachtoffer [benadeelde] om die reden in enige mate verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ongeval.

Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

De officier van justitie heeft, gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) uren vervangende hechtenis.

Het Gerecht overweegt als volgt.

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De verdachte heeft gevaar op de weg veroorzaakt. Daardoor is een ongeval ontstaan, dat heeft geleid tot de dood van een mede-inzittende en tot zwaar lichamelijk letsel bij de bestuurster van het andere voertuig. Deze gevolgen zijn zeer ingrijpend, zowel voor de nabestaanden van [slachtoffer] als voor [benadeelde] die blijvend deels arbeidsongeschikt is.

De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor haar handelen en heeft daarmee haar slachtoffers extra gekwetst. Hoewel het bewijs voor een zwaar schuldverwijt tekortschiet, zijn de gevolgen van haar verkeersgedrag zo ernstig, dat, mede gelet op haar proceshouding, een stevige bestraffing op haar plaats is.

De verdachte heeft zelf ook negatieve gevolgen van het ongeval, dat ze niet gewild heeft, ondervonden. Hoewel de redelijke termijn niet is geschonden, betrekt het Gerecht daarnaast het ruime tijdsverloop in strafmatigende zin bij zijn overwegingen, nu niet valt in te zien waarom zo lang is gewacht met de vervolging.

Op grond van het voorgaande acht het Gerecht een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Schadevergoeding

De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 22.000,00.

De verdediging heeft de vordering betwist.

Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij gelet op de complexiteit daarvan een onevenredige belasting vormt voor de behandeling van de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen, maar kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:45 en 1:46 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters, bijgestaan door de (zittings)griffier R.A. Caupain en op 23 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

uitspraakgriffier:

Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao d.d. 31 oktober 2017, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2015023040.

Proces-verbaal d.d. 8 november 2017.

Proces-verbaal d.d. 17 oktober 2015, bijlage 3.

Schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring, d.d. 13 juli 2018, bijlage 10.

Proces-verbaal d.d. 17 oktober 2015, bijlage 4.

Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 oktober 2015, bijlage 2.

Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2018.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature