Uitspraak
Uitspraak van 22 juli 2016
BBZ nr. 70568 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X B.V., gevestigd te Curaçao
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
De Inspecteur,
1 PROCESVERLOOP
1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 25 juni 2013 voor het jaar 2011 een naheffingsaanslag (hierna: aanslag) opgelegd. Gelijktijdig met de aanslag is een verzuimboete opgelegd voor een bedrag van Naf. 505 opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 30 september 2013 tegen de aanslag in bezwaar gekomen.
1.3
Met dagtekening 9 september 2014 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende is op 9 oktober 2014 in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband is op 15 juni 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen A LLM. Namens belanghebbende is B verschenen.
1.6
Partijen hebben overeenkomstig artikel 8b van de LBB schriftelijk toestemming gegeven om de mondelinge behandeling van de zaak achterwege te laten.
2 BEOORDELING VAN HET BEROEP
2.1
In artikel 29, lid 1, van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (verder: ALL) is geregeld dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, of tegen een ingevolge deze landsverordening door de Inspecteur genomen voor bezwaar vatbare beschikking, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of van het ter post bezorgde of uitgereikte afschrift van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.2
Het bezwaar tegen de aanslag winstbelasting is buiten de wettelijke termijn van twee maanden als bedoeld in artikel 29, lid 1, van de ALL ingediend. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat zij redelijkerwijze niet in staat was de wettelijke termijn van twee maanden na de dagtekening van de aanslag, in acht te nemen. De Raad acht de overschrijding dan ook niet verschoonbaar, zodat de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft geacht.
2.3
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.
3 DE BESLISSING
Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. W.C.E. Winfield en mr. P.A.H. Lemaire, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).