U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Medeplegen diefstal met geweld

Uitspraak



Parketnummer: 400.00198/19

Uitspraak: 7 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1994 op Bonaire,

wonende te Bonaire, adres [adres 1],

thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.A. van Lieshout.

De officier van justitie, mr. M. Boheur, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest.

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal zal worden vrijgesproken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

FEIT 1

hij op omstreeks 20 mei 2019 te Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/[medeverdachte 3] met het oogmerk om zich en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [medewerker bedrijf 1] (medewerker [bedrijf 1]), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ,

en/of

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [medewerker bedrijf 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachten:

- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand naar [medewerker bedrijf 1] is gerend en/of

- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op [medewerker bedrijf 1] en/of

- ( (vervolgens) dat vuurwapen heeft gedrukt en/of geplaatst tegen de borst, althans het lichaam van [medewerker bedrijf 1] en/of

- ( (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

FEIT 2

hij op of omstreeks 20 mei 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], voorhanden heeft gehad, een pistool, althans en vuurwapen of een ander soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, zijnde een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenwet BES.

Voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

FEIT 1

hij op omstreeks 20 mei 2019 te Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] met het oogmerk om zich en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [medewerker bedrijf 1] (medewerker [bedrijf 1]), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ,

en/of

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [medewerker bedrijf 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachten:

- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand naar [medewerker bedrijf 1] is gerend en/of

- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op [medewerker bedrijf 1] en/of

- ( (vervolgens) dat vuurwapen heeft gedrukt en/of geplaatst tegen de borst, althans het lichaam van [medewerker bedrijf 1] en/of

- ( (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

FEIT 2

hij op of omstreeks 20 mei 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], voorhanden heeft gehad, een pistool, althans en vuurwapen of een ander soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, zijnde een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenwet BES.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht baseert deze beslissing op de redengevende feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:

1. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [hoofdagent 1], hoofdagent van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van H.D. Martinus, zakelijk weergegeven (pagina 1 e.v.):

Vandaag (het Gerecht: 20 mei 2019) reden [medeverdachte 3] en ik naar de [bedrijf 2] toe om een geldtransport te doen van de opbrengst van het weekeinde. Wij liepen de supermarkt binnen en kregen vier zakken van de [logo bank]. Wij hebben de vier zakken in een groene tas gedaan en liepen terug richting de dienstauto. Ik was degene die de tas droeg. Ik zag dat een persoon op mij kwam afrennen met een vuurwapen op mij gericht. De persoon heeft het vuurwapen op mijn borst gedrukt en pakte het handvat van de tas vast. Ik hoorde de persoon zeggen: “Laga bai” (laat los). Ik keek mijn collega aan en hij heeft tegen mij gezegd om de tas los te laten. Ik zag dat de man een echt vuurwapen in handen had en liet de tas los. Ik zag dat het een pistool was. Bij de loop was het een beetje grijs. De rest was zwart, maar een beetje versleten. Ik zag dat de man achter in een auto stapte. Het was een Toyota met geblindeerde ramen. Ik werk voor [bedrijf 1].

2. Een proces–verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [brigadier], brigadier van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3], zakelijk weergegeven (pagina 24 e.v.).

Toen we buiten [bedrijf 2] waren, kwam er een man van achter de muur. De man had een vuurwapen gericht op mijn collega [bijnaam medewerker bedrijf 1] (het Gerecht: [medewerker bedrijf 1]) en ik hoorde de man in het Papiaments zeggen; ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los).

3. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [hoofdagent 3], agent van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven (pagina 5 e.v.)

Ik doe namens [bedrijf 2] aangifte van diefstal. Er is diefstal gepleegd van een goed dat [bedrijf 2] geheel in eigendom toebehoort. Niemand had het recht of de toestemming dit goed weg te nemen. De overvaller heeft een totaalbedrag van USD 83.114,04 weggenomen.

4. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 18 juli 2019 door [hoofdagent 2] en [hoofdagent 1], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven (pagina 550 e.v.)

[medeverdachte 2] kwam met de naam [bijnaam medeverdachte 3] (het Gerecht: medeverdachte [medeverdachte 3]) bij mij. Hij zei dat als de man [bijnaam medeverdachte 3] meewerkt, het makkelijker zal gaan. Ik kende [bijnaam medeverdachte 3] niet. Eind januari 2019 heeft [medeverdachte 2] tegen mij gezegd dat hij [bijnaam medeverdachte 3] had gevonden, maar dat hij meer informatie moest vergaren bij [bijnaam medeverdachte 3]. Ik zei tegen [medeverdachte 2] dat ik het werk niet zal doen als [bijnaam medeverdachte 3] niet aanwezig zal zijn, want dan is het niet meer een inside job. [bijnaam medeverdachte 3] had de route gegeven die ze normaliter rijden als ze geld bij [bedrijf 2] gaan ophalen. Eind april 2019 kwam [medeverdachte 2] weer bij mij en zei dat alles klaar is om het werk bij [bedrijf 2] te doen. Ik zou degene zijn die uit de auto zou stappen om het geld af te nemen. Ik zou samen met persoon ‘J’ gaan maar ik zei tegen [medeverdachte 2] dat ik niet samen met ‘J’ zou gaan, want ik heb geen vertrouwen in persoon ‘J’. [medeverdachte 2] is degene die contact had met [bijnaam medeverdachte 3].

Op 19 mei 2019 ben ik samen met [verdachte] naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan. Bij de woning trof ik [medeverdachte 2] en [getuige 1]. In de woning van [medeverdachte 2] ging ik vis klaarmaken, terwijl [verdachte]en [medeverdachte 2] met het blinderen van de ruiten van de Vitz waren begonnen. [getuige 1] ging [medeverdachte 2] en [verdachte]helpen. [getuige 1] heeft mij zijn pet geleend.

Op 20 mei 2019 bij [bedrijf 2] met de grijze Vitz aangekomen, hebben we geparkeerd. De pick-up is aangekomen ik zag twee mannen naar binnen lopen. Niet lang daarna kregen we een belletje dat de geldlopers naar buiten kwamen. Toen ik zag dat de mannen kwamen aanlopen, stapte ik uit de auto en liep naar de man die voorop liep met de tas. Ik had het vuurwapen in mijn hand en rende naar hen toe met het pistool gericht op hen. Ik had de hand met het pistool op de borst van de man gedrukt en pakte de tas af. Hierna rende ik weer naar de auto en stapte achter de chauffeur in.

5. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 1 juli 2019 door [hoofdagent 1] en [hoofdagent 3], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven (pagina 454 e.v.)

Ik weet zeker dat mijn neef [medeverdachte 1] en de man [verdachte]degenen zijn die de overval op de geldlopers van [bedrijf 2] hebben gepleegd. [medeverdachte 1] was degene die uit de auto stapte en de overval op de geldloper pleegde. [verdachte]was de bestuurder van de vluchtauto. Ik moet zeggen dat [getuige 1] niet heeft gelogen. Een dag voor de overval was de auto die bij de overval werd gebruikt inderdaad bij mijn woning. Op die dag was [medeverdachte 1] bij mij gekomen. Hierna kwam [verdachte]met de grijze Vitz naar mijn woning toe. Ik zag dat [verdachte]de kentekenplaten van de auto aan het afhalen was. Wat [getuige 1] verklaarde over het tinten van de ruiten, was ook waar. Ik heb samen met [verdachte]en [getuige 1] de ruiten van de grijze Toyota Vitz getint. [verdachte]is met de grijze Toyota Vitz weggegaan. Ik wist van tevoren dat de Toyota Vitz gebruikt zou worden om de overval te plegen.

[medeverdachte 3] heeft mij alle details over hoe ze geld transporteren verteld. [medeverdachte 3] heeft mij verteld wanneer ze het geld ophalen. Hij heeft verteld dat ze hierna het geld naar de [logo bank] zouden brengen. [medeverdachte 3] heeft mij zelfs verteld hoe het karakter is van de andere bewaker met wie hij loopt. Hij vertelde me dat de man nieuw is. Alle informatie die [medeverdachte 3] mij heeft gegeven, heb ik aan [medeverdachte 1] doorgegeven.

Ik heb tegen [medeverdachte 3] gezegd dat ik iemand had om de overval te plegen. [medeverdachte 3] heeft mij gezegd d at het beter is om de overval op een maandag te plegen omdat er dan meer geld zou zijn. [medeverdachte 3] heeft gezegd om de overval te plegen op een dag dat hij niet aan het werk is. [medeverdachte 1] heeft tegen mij gezegd dat het beter zou zijn op een dag dat [medeverdachte 3] aan het werk was, zodat alles rustig zou zijn. Ik heb tegen [medeverdachte 3] gezegd dat een neef van mij de overval zal plegen. [medeverdachte 1] zou de overval samen met iemand anders plegen. [verdachte]is later in het spel gekomen.

6. Een proces–verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 11 juni 2019 door [hoofdagent 1] en [hoofdagent 3], respectievelijk hoofdagent en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]., zakelijk weergegeven (pagina 37 e.v.).

V: Vraag

A: Antwoord

A: Op 20 mei 2019 hoorden we op het nieuws dat er een overval bij [bedrijf 2] heeft plaatsgevonden. Ik hoorde dat er een grijze auto bij de overval was betrokken. Ik dacht meteen aan de auto waarvan wij de dag daarvoor de ruiten hadden getint. Ik bevond mij op die dag (het Gerecht: 19 mei 2019) bij de woning van [medeverdachte 2]. In de avonduren zag ik dat [bijnaam medeverdachte 1] (het Gerecht: [medeverdachte 1]) en [bijnaam verdachte] bij de woning van [medeverdachte 2] aan kwamen rijden. [bijnaam verdachte] is [verdachte]. Ze zijn weggegaan en een tijdje hierna zijn ze teruggekomen in een grijze Toyota Vitz. [medeverdachte 2] heeft mij gevraagd of ik hun wilden helpen met het tinten van de ruiten van de Toyota Vitz. Ik heb samen met [medeverdachte 2] en [verdachte] de ruiten getint. Ik heb [bijnaam medeverdachte 1] een pet geleend. [bijnaam medeverdachte 1] heeft mij in een zwarte auto thuis afgezet

V: Heeft [bijnaam medeverdachte 1] aan jou verteld wat ze zouden gaan doen?

A: Ja. Ik heb begrepen dat hij slecht wilde gaan doen.

V: Van wie is de grijze Toyota Vitz?

A: [verdachte]is ermee gekomen.

V: Wat werd er tussen [verdachte]en [bijnaam medeverdachte 1] besproken toen zij de eerste keer bij de woning van [medeverdachte 2] waren aangekomen?

A: Ik hoorde dat ze zeiden dat als de ruiten getint zijn, niemand kan zien wie als bestuurder en wie als inzittende zit.

V: Waar heb je [verdachte]leren kennen?

A: Ik ken [verdachte]niet. Ik weet wel wie hij is, maar ik praat niet met hem.

7. Een proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 14 juni 2019 door [hoofdagent 4] en [hoofdagent 2], hoofdagenten bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven (pagina 84 e.v.)

Ik heb sinds december 2018 een liefdesrelatie met [medeverdachte 1]. Ongeveer twee of drie weken voor de overval heeft [medeverdachte 1] aan mij verteld dat hij een overval wil plegen. Op de dag van de overval voor 8.00 uur heeft [medeverdachte 1] aan mij verteld dat hij een overval ging plegen. Omstreeks 10.00 uur die dag heeft [medeverdachte 1] een WhatsApp bericht aan mij gestuurd waarin hij mij vroeg om voor hem te bidden. De volgende dag heb ik aan [medeverdachte 1] gevraagd wat er de dag daarvoor was gebeurd. Hij vertelde dat toen hij het bericht stuurde om voor hem te bidden, zij buiten bij [bedrijf 2] zaten. Hij vertelde dat toen de geldlopers terugliepen, [medeverdachte 1] uit de auto stapte en naar de geldlopers rende. [medeverdachte 1] vertelde dat de geldloper geschokt bleef staan en dat hij de tas afnam. Ik vroeg aan [medeverdachte 1] wie betrokken waren bij deze overval. [medeverdachte 1] vertelde aan mij dat de [medeverdachte 3], [verdachte]en [medeverdachte 2] betrokken waren bij deze overval.

8. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 17 juni 2019 door [hoofdagent 4] en [hoofdagent 2], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 4], zakelijk weergegeven (pagina 662 e.v.)

[medeverdachte 1] (het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 1]) heeft tegen mij gezegd dat zijn goede vriend, bijgenaamd ‘[bijnaam verdachte]’, in de vluchtauto zat als bestuurder.

9. Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 18 juni 2019 door [hoofdagent 5 en [hoofdagent 1], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven (pagina 251 e.v.)

Ik, [hoofdagent 5], heb het toestel Samsung Galaxy A7 uitgelezen. Tijdens het onderzoek is het volgende gebleken. De profielnaam ‘[medeverdachte 1]’ wordt WhatsApp gebruikt. De gebruiker met WhatsApp profielnaam [medeverdachte 1] heeft contact met een WhatsApp profielnaam ‘[bijnaam verdachte]’ die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer].

Ik heb aan [verdachte] gevraagd op welk nummer hij te bereiken was. [verdachte] heeft aan mij, [hoofdagent 1] verklaard, dat hij te bereiken is op het telefoonnummer [telefoonnummer].

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier slechts bewijs bevat dat verdachte heeft geholpen om de ruiten te tinten van de auto die later als vluchtauto is gebruikt. Dit is onvoldoende om verdachte aan te merken als medepleger. Hierbij acht de raadsvrouw van belang dat slechts in algemene zin over verdachte is verklaard en door getuigen en medeverdachten niet expliciet is ingegaan op de rol die verdachte zou hebben vervuld. Het dossier bevat verder geen objectief bewijs dat verdachte in verband brengt met de ten laste gelegde feiten. Zo ontbreken bijvoorbeeld belastende telefoongesprekken of WhatsApp-gesprekken. Ook is niet vast te stellen of verdachte heeft gedeeld in de buit.

Het Gerecht volgt de raadsvrouw niet in haar betoog. Naar het oordeel van het Gerecht bevat het dossier namelijk voldoende bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Het Gerecht zal dit oordeel hierna verder uitleggen.

De overval op de [bedrijf 2]

Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat op maandag 20 mei 2019 twee werknemers van beveiligingsbedrijf [bedrijf 1] – [medewerker bedrijf 1] en medeverdachte [medeverdachte 3] – arriveren bij de [bedrijf 2] op de [adres 2] op Bonaire. [medewerker bedrijf 1] en [medeverdachte 3] krijgen in het kantoor van de supermarkt een groene tas overhandigd met daarin een geldbedrag van in totaal USD 83.114,04. [medewerker bedrijf 1] heeft de groene tas vast en loopt met [medeverdachte 3] via het parkeerterrein terug naar de auto. Op dat moment rent medeverdachte [medeverdachte 1] naar [medewerker bedrijf 1] toe. Hij heeft een vuurwapen in zijn hand en richt dit op [medewerker bedrijf 1]. [medeverdachte 1] drukt het wapen vervolgens op de borst van [medewerker bedrijf 1] en zegt tegen hem: Atrako, laga bai (overval, laat los). [medeverdachte 3] zegt tegen [medewerker bedrijf 1] dat hij de tas los moet laten en dat doet [medewerker bedrijf 1]. [medeverdachte 1] stapt vervolgens met de tas achterin de grijze Toyota Vitz. De Toyota rijdt weg.

De betrokkenheid van verdachte bij deze overval

De centrale vraag die het Gerecht moet beantwoorden is of verdachte betrokken is geweest bij deze overval en zo ja, hoe zijn rol juridisch moet worden gekwalificeerd.

Dat verdachte de overval samen met (onder meer) medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gepleegd, volgt in belangrijke mate uit de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] heeft namelijk verklaard dat [medeverdachte 1] en verdachte de overval samen hebben gepleegd en dat verdachte de bestuurder van de vluchtauto is geweest.

[medeverdachte 2] is ook verdachte in deze zaak. [medeverdachte 2] bekent behulpzaam te zijn geweest bij de overval, maar stelt dat zijn bijdrage niet zodanig substantieel is geweest dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. In die zin heeft [medeverdachte 2] dus een kenbaar belang om verdachte te belasten en zo zijn eigen rol te marginaliseren. Het Gerecht zal daarom behoedzaam omgaan met deze belastende verklaring van [medeverdachte 2] en deze alleen gebruiken als deze voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.

Naar het oordeel vindt de verklaring van [medeverdachte 2] in dit geval voldoende steun in ander bewijs.

Het Gerecht wijst in dit verband allereerst op de getuigenverklaring van [getuige 1]. Hieruit komt naar voren dat verdachte op de avond voor de overval (19 mei 2019) samen met [medeverdachte 1] naar de woning van [medeverdachte 2] is gekomen, dat verdachte met de grijze Toyota Vitz (de vluchtauto) is gekomen en dat verdachte de ruiten van deze Vitz samen met [medeverdachte 2] en heeft getint. Het Gerecht hecht veel waarde aan deze verklaring. Deze verklaring vindt namelijk op veel onderdelen bevestiging in andere bewijsmiddelen. Bovendien kan worden aangemerkt als een onafhankelijke getuige: hij is zelf geen verdachte in deze zaak en heeft ook overigens geen (kenbaar) belang om verdachte zonder grond te belasten.

De voor verdachte belastende verklaring van [medeverdachte 2] wordt daarnaast ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat zijn goede vriend [bijnaam verdachte] de bestuurder van de vluchtauto is geweest. Het Gerecht acht ook deze verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. In dit licht is van belang dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] goede vrienden waren en uit het dossier naar voren komt dat [medeverdachte 4] het nodige heeft gedaan om [medeverdachte 1]te helpen na de overval. Het Gerecht leidt hieruit af dat [medeverdachte 4] er geen enkel belang bij had om [medeverdachte 1] onjuist te citeren.

Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid en bewijswaarde van de verklaringen van en [medeverdachte 4] speelt voor het Gerecht ook een rol dat beide verklaringen elkaar versterken. Dat verdachte de auto heeft ingebracht () maakt het immers ook waarschijnlijker dat het verdachte was die deze auto ten tijde van de overval heeft bestuurd ([medeverdachte 4]).

Het Gerecht wijst verder nog op de verklaring van [getuige 2], de (toenmalige) vriendin van [medeverdachte 1]. Ook [getuige 2] heeft verklaard dat zij van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat [verdachte]betrokken is geweest bij de overval. [getuige 2] heeft uitvoerig verklaard over wat [medeverdachte 1] haar over de overval heeft verteld. Haar verklaring blijkt op veel onderdelen inhoudelijk juist te zijn, zodat het Gerecht ook geen reden heeft om aan de betrouwbaarheid van deze verklaring te twijfelen.

Het Gerecht gaat er op grond van voornoemde verklaringen van uit dat verdachte:

de vluchtauto heeft ingebracht;

op de avond voor de overval samen met [medeverdachte 1] naar de woning van [medeverdachte 2] is gegaan met deze vluchtauto;

in de woning van [medeverdachte 2], samen met [medeverdachte 2] en, de ruiten van de vluchtauto heeft getint;

de volgende dag met [medeverdachte 1]in de vluchtauto naar de [bedrijf 2] is gereden;

nadat [medeverdachte 1] onder bedreiging met en vuurwapen de tas met geld had afgepakt en weer was ingestapt, met de vluchtauto van de plaats delict is weggereden.

Hoe moet de rol van verdachte juridisch worden gekwalificeerd?

De vraag is vervolgens hoe deze bijdrage van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd.

In dit verband stelt het Gerecht voorop dat voor de vaststelling of sprake is van medeplegen het vooral van belang is of er een bewuste en nauwe samenwerking tussen betrokkenen heeft plaatsgevonden. Daartoe moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht zijn geweest. In dit verband kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.

Toegepast op de deze zaak, komt het Gerecht tot de conclusie dat de bijdrage van verdachte voldoende substantieel is geweest om hem te kunnen aanmerken als medepleger. Uit wat het Gerecht hiervoor heeft vastgesteld, volgt immers dat hij zowel een wezenlijke rol heeft gespeeld bij de voorbereiding als bij de uitvoering van de overval.

Het Gerecht acht daarom bewezen dat verdachte zich samen met zijn mededaders heeft schuldig gemaakt aan de overval op de [bedrijf 2]. Uit het voorgaande volgt eveneens dat verdachte - samen met zijn mededaders - het bij de overval gebruikte vuurwapen voorhanden heeft gehad.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het onder 1 (eerste en tweede alternatief/cumulatief) bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in het artikel 330 en 325 juncto artikel 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Eendaadse samenloop van:

medeplegen van afpersing;

en

medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht BES en artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenwet BES en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenwet BES . Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenwet BES .

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de straf heeft het Gerecht rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van verdachte. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht daarbij het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een geldloper die kort daarvoor bij [bedrijf 2] de opbrengst van het weekend had opgehaald en waarbij een aanzienlijk geld bedrag van meer dan 83 duizend dollar is buit gemaakt. Verdachte en zijn mededaders zijn hierbij in georganiseerd verband en op planmatige en berekenende wijze te werk gegaan, waarbij ‘inside information’ is verkregen van de tweede geldloper, medeverdachte [medeverdachte 3]. Hierdoor wisten verdachte en zijn mededaders precies waar, wanneer en door wie het geld zou worden opgehaald, hoe het geld zou worden verpakt en vervoerd en dat het hierbij zou gaan om een aanzienlijke (weekend)opbrengst. Voorafgaand aan de overval is een vluchtauto en een vuurwapen geregeld en zijn ruiten van de vluchtauto getint. Nadat de geldloper – onder bedreiging van een vuurwapen dat tegen zijn borst was gedrukt – de tas met geld aan medeverdachte [medeverdachte 1] had afgegeven, zijn verdachte en [medeverdachte 1]er in de vluchtauto vandoor gegaan.

Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Gewapende overvallen hebben een enorme impact op slachtoffers, zo ook op de geldloper. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten, vaak nog langdurig lijden onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. De overval vond verder plaats op klaarlichte dag op een druk bezocht parkeerterrein van een supermarkt, zodat ook willekeurige bezoekers hiervan getuige zijn geweest. Bovendien versterkt een overval als deze bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de Boneriaanse samenleving. Het Gerecht neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich alleen heeft laten leiden door financieel gewin en de negatieve gevolgen voor de geldloper, omstanders en [bedrijf 2], die niets van het geldbedrag terug heeft gezien, daarbij voor lief heeft genomen.

Gelet op de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.

Voor het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf, heeft het Gerecht aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een gewapende overval als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar gegeven.

In het geval van verdachte ziet het Gerecht aanleiding om naar boven af te wijken van dit oriëntatiepunt. Uit de strafkaart van verdachte blijkt namelijk dat hij minder dan vijf jaar geleden al is veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf vanwege het plegen van vergelijkbare strafbare feiten. Dit heeft verdachte er blijkbaar niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan. Het Gerecht rekent dit verdachte aan.

Al met al is het Gerecht van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie recht doet aan deze zaak. Het Gerecht zal deze eis dan ook volgen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikelen 31 en 59, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:

- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 (eerste en tweede alternatief/cumulatief) en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;

- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar;

- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan doormr. H. van der Schaft, (zittingsgriffier), en op 7 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

uitspraakgriffier:

Hierbij merkt het Gerecht op dat voor zover in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, algemeen bekend is deze plaatsen zijn gelegen op Bonaire.

Dat [medeverdachte 1] met [bijnaam verdachte] doelde op verdachte, leidt het Gerecht onder meer af uit het feit dat dat [medeverdachte 1] het telefoonnummer waarop verdachte bereikbaar is, heeft opgeslagen onder [bijnaam verdachte]. Ook getuige [getuige 1] heeft het over ‘[bijnaam verdachte].


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature