Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

medeplichtigheid aan diefstal met geweld

Uitspraak



Parketnummer: 400.00169/19

Uitspraak: 7 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1969 op [geboorteplaats],

wonende te Bonaire, adres [adres 1], [nummer appartement],

thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.C. Larmonie.

De officier van justitie, mr. M. Boheur, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van voorarrest.

De raadsman heeft vrijspraak bepleit.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:

dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]en/of [medeverdachte 3], op of omstreeks 20 mei 2019, te Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [medewerker bedrijf 1] (medewerker [bedrijf 1]), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1]en/of [medeverdachte 2]en/of [medeverdachte 3],

en/of

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [medewerker bedrijf 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders(s) hetzij de vlucht mogelijk tem aken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]:

- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand naar [medewerker bedrijf 1] is gerend en/of

- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op [medewerker bedrijf 1] en/of

- ( (vervolgens) dat vuurwapen heeft gedrukt en/of geplaatst tegen de borst, althans het lichaam van [medewerker bedrijf 1] en/of

- ( (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte

op een en meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van december 2018 tot en met 20 mei 2019, te Bonaire,

opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan [medeverdachte 3] te vertellen:

- hoeveel geld hij – verdachte - transporteert en/of

- waar het geld wordt opgehaald en/of

- hoeveel geld er op maandagen is getransporteerd en/of

- op welke data en tijdstippen geldtransporten zijn bij [bedrijf 2] en/of

- hoe de transporteurs bij geldtransporten de [bedrijf 2] in- en uitlopen en/of

- hoe de overdacht van geld bij [bedrijf 2] plaatsvindt en/of

- hoe de geldzakken eruit zien.

Voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:

dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], op of omstreeks 20 mei 2019, te Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [medewerker bedrijf 1] (medewerker [bedrijf 1]), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3],

en/of

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [medewerker bedrijf 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders(s) hetzij de vlucht mogelijk tem aken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]:

- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand naar [medewerker bedrijf 1] is gerend en/of

- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op [medewerker bedrijf 1] en/of

- ( (vervolgens) dat vuurwapen heeft gedrukt en/of geplaatst tegen de borst, althans het lichaam van [medewerker bedrijf 1] en/of

- ( (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte

op een en meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van december 2018 tot en met 20 mei 2019, te Bonaire,

opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan [medeverdachte 3] te vertellen:

- hoeveel geld hij – verdachte - transporteert en/of

- waar het geld wordt opgehaald en/of

- hoeveel geld er op maandagen is getransporteerd en/of

- op welke data en tijdstippen geldtransporten zijn bij [bedrijf 2] en/of

- hoe de transporteurs bij geldtransporten de [bedrijf 2] in- en uitlopen en/of

- hoe de overdacht van geld bij [bedrijf 2] plaatsvindt en/of

- hoe de geldzakken eruit zien.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht baseert deze beslissing op de redengevende feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:

1. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [hoofdagent 1], hoofdagent van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [medewerker bedrijf 1], zakelijk weergegeven (pagina 1 e.v.):

Vandaag (het Gerecht: 20 mei 2019) reden [verdachte] en ik naar de [bedrijf 2] toe om een geldtransport te doen van de opbrengst van het weekeinde. Wij liepen de supermarkt binnen en kregen vier zakken van de [logo bank]. Wij hebben de vier zakken in een groene tas gedaan en liepen terug richting de dienstauto. Ik was degene die de tas droeg. Ik zag dat een persoon op mij kwam afrennen met een vuurwapen op mij gericht. De persoon heeft het vuurwapen op mijn borst gedrukt en pakte het handvat van de tas vast. Ik hoorde de persoon zeggen: “Laga bai” (laat los). Ik keek mijn collega aan en hij heeft tegen mij gezegd om de tas los te laten. Ik zag dat de man een echt vuurwapen in handen had en liet de tas los. Ik zag dat het een pistool was. Bij de loop was het een beetje grijs. De rest was zwart, maar een beetje versleten. Ik zag dat de man achter in een auto stapte. Het was een Toyota met geblindeerde ramen. Ik werk voor [bedrijf 1].

2. Een proces–verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [brigadier], brigadier van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina 24 e.v.).

Toen we buiten [bedrijf2] waren, kwam er een man van achter de muur. De man had een vuurwapen gericht op mijn collega [bijnaam medewerker bedrijf 1] (het Gerecht: [medewerker bedrijf 1]) en ik hoorde de man in het Papiaments zeggen; ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los).

3. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [hoofdagent 2], agent van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven (pagina 5 e.v.)

Ik doe namens [bedrijf 2] aangifte van diefstal. Er is diefstal gepleegd van een goed dat [bedrijf 2] geheel in eigendom toebehoort. Niemand had het recht of de toestemming dit goed weg te nemen. De overvaller heeft een totaalbedrag van USD 83.114,04 weggenomen.

4. Processen-verbaal van verdachtenverhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 9 juni 2019 en 12 juni 2019 door [hoofdagent 3] en [hoofdagent 4], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina 375 e.v.)

V: Vraag verbalisant

A: Antwoord verdachte

A: In december 2018 werd ik door [medeverdachte 3] benaderd. [verdachte] vroeg mij of ik informatie met hem wilde delen over geldtransport. Hij wou weten hoeveel geld wij transporteren en waar wij geld ophalen. Tevens wou hij weten waar wij meer dan 90.000 US dollar ophalen. Hij zei dat het geldbedrag over 90.000 US dollar moet zijn, zodat het genoeg is om tussen hen te verdelen. Ik heb alle informatie aan [verdachte] gegeven. Ik heb hem verteld waar wij allemaal geld ophalen en dat het grootste geldbedrag bij [bedrijf 2] wordt opgehaald. Hierna zei [verdachte] dat hij een overval wil plegen. Ik zei tegen [verdachte] dat hij moest zorgen dat ik er niet bij zou zijn als hij de overval zou plegen. Tevens heb ik tegen hem gezegd dat hij niet door moet vertellen dat ik de informatie aan hem had gegeven. Af en toe vroeg hij mij of ik wilde meedoen met de overval. Als hij wist dat ik op maandag had gewerkt, vroeg hij me hoeveel geld ik op die dag had getransporteerd. Dat deed hij verschillende keren. In het begin heb ik het geldbedrag aan hem doorgegeven.

V: Met welke bedoeling kwam [medeverdachte 3] bij jou informatie vergaren over het geldtransport?

A: Omdat [medeverdachte 3] een plan aan het beramen was om in december 2018 al een overval te plegen waar meer dan $ 90.000 aanwezig was.

V: Wat heb je precies aan [verdachte] verteld over het geldtransport?

A: Ik heb hem alle details gegeven. Hoe wij lopen, hoe de overdracht plaatsvindt, de precieze tijdstippen en dat waar wij zullen zijn en hoe de geldzakken eruit zagen. De routes heb ik ook aan [verdachte] gegeven. Nadat ik te weten was gekomen dat [verdachte] een overval wilde plegen, bleef [verdachte] ij informatie vragen. Ik gaf hierna enkele keren informatie. [verdachte] wilde dat ik ook aanwezig was op het moment dat hij de overval wilde plegen. Tussen december 2018 en februari heb ik aanvullende details aan [verdachte] gegeven. Ik heb hem verteld dat wij met twee personen het geld gaan ophalen.

V: Hoe wisten de overvallers dat jullie bij [bedrijf 2]de voordeur gebruiken om in en uit te gaan als jullie geld gaan ophalen?

A: Sinds december heb ik hem al de details hierover gegeven. Ik heb hem ook uitgelegd hoe wij binnen [bedrijf 2] lopen en hoe wij hierna naar buiten lopen.

V: Wat heb je aan [verdachte] verteld over de procedures die jullie gebruiken tijdens het ophalen van het geld?

A: Ik heb hem verteld dat het om zakken geld gaat en dat wij die zakken in een speciale tas doen en dat wij elke maandag en vrijdag meer dan $ 90.000 moeten ophalen. Tevens dat de manager van de beveiliger degene is die de tas in handen krijgt en dat de beveiliger die samen met hem is, achter hem moet lopen als wij het pand uit lopen.

V: Wat heb je jouw werkgever doorgegeven over de plannen om een overval op jullie te plegen?

A: Ik heb niets aan mijn werkgever doorgegeven.

5. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 18 juli 2019 door [hoofdagent 4] en [hoofdagent 1], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte medeverdachte 1], zakelijk weergegeven (pagina 550 e.v.)

[medeverdachte 3] kwam met de naam [bijnaam verdachte] (het Gerecht: verdachte) bij mij. Hij zei dat als de man [bijnaam verdachte] meewerkt, het makkelijker zal gaan. Ik kende [bijnaam verdachte] niet. Eind januari 2019 heeft [verdachte] tegen mij gezegd dat hij [bijnaam verdachte] had gevonden, maar dat hij meer informatie moest vergaren bij [bijnaam verdachte]. Ik zei tegen [verdachte] dat ik het werk niet zal doen als [bijnaam verdachte] niet aanwezig zal zijn, want dan is het niet meer een inside job. [bijnaam verdachte] had de route gegeven die ze normaliter rijden als ze geld bij [bedrijf 2] gaan ophalen. Eind april 2019 kwam [verdachte] weer bij mij en zei dat alles klaar is om het werk bij [bedrijf 2] te doen. Ik zou degene zijn die uit de auto zou stappen om het geld af te nemen. Ik zou samen met persoon ‘J’ gaan maar ik zei tegen [verdachte] dat ik niet samen met ‘J’ zou gaan, want ik heb geen vertrouwen in persoon ‘J’. [Verdachte] is degene die contact had met [bijnaam verdachte].

Op 19 mei 2019 ben ik samen met [medeverdachte 2] naar de woning van [medeverdachte 3] gegaan. Bij de woning trof ik [medeverdachte 3] en [getuige 2]. In de woning van [medeverdachte 3] ging ik vis klaarmaken, terwijl [medeverdachte 2] en [verdachte] met het blinderen van de ruiten van de Vitz waren begonnen. [getuige 2] ging [verdachte] en [medeverdachte 2] helpen. [getuige 2] heeft mij zijn pet geleend.

Op 20 mei 2019 bij [bedrijf 2] met de grijze Vitz aangekomen, hebben we geparkeerd. De pick-up is aangekomen ik zag twee mannen naar binnen lopen. Niet lang daarna kregen we een belletje dat de geldlopers naar buiten kwamen. Toen ik zag dat de mannen kwamen aanlopen, stapte ik uit de auto en liep naar de man die voorop liep met de tas. Ik had het vuurwapen in mijn hand en rende naar hen toe met het pistool gericht op hen. Ik had de hand met het pistool op de borst van de man gedrukt en pakte de tas af. Hierna rende ik weer naar de auto en stapte achter de chauffeur in.

6. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 1 juli 2019 door [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3], zakelijk weergegeven (pagina 454 e.v.)

Ik weet zeker dat mijn neef [medeverdachte 1] en de man [medeverdachte 2] degenen zijn die de overval op de geldlopers van [bedrijf 2] hebben gepleegd. [medeverdachte 1] was degene die uit de auto stapte en de overval op de geldloper pleegde. [medeverdachte 2] was de bestuurder van de vluchtauto. Ik moet zeggen dat [getuige 2] niet heeft gelogen. Een dag voor de overval was de auto die bij de overval werd gebruikt inderdaad bij mijn woning. Op die dag was [medeverdachte 1]] bij mij gekomen. Hierna kwam [medeverdachte 2] met de grijze Vitz naar mijn woning toe. Ik zag dat [medeverdachte 2] de kentekenplaten van de auto aan het afhalen was. Wat [getuige 2] verklaarde over het tinten van de ruiten, was ook waar. Ik heb samen met [medeverdachte 2] en [getuige 2] de ruiten van de grijze Toyota Vitz getint. [medeverdachte 2] is met de grijze Toyota Vitz weggegaan. Ik wist van tevoren dat de Toyota Vitz gebruikt zou worden om de overval te plegen.

[verdachte] heeft mij alle details over hoe ze geld transporteren verteld. [verdachte] heeft mij verteld wanneer ze het geld ophalen. Hij heeft verteld dat ze hierna het geld naar de [logo bank] zouden brengen. [verdachte] heeft mij zelf verteld hoe het karakter is van de andere bewaker met wie hij loopt. Hij vertelde me dat de man nieuw is. Alle informatie die [verdachte] mij heeft gegeven, heb ik aan [medeverdachte 1] doorgegeven.

Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat ik iemand had om de overval te plegen. [verdachte] heeft mij gezegd dat het beter is om de overval op een maandag te plegen omdat er dan meer geld zou zijn. [verdachte] heeft gezegd om de overval te plegen op een dag dat hij niet aan het werk is. [medeverdachte 1]] heeft tegen mij gezegd dat het beter zou zijn op een dag dat [verdachte] aan het werk was, zodat alles rustig zou zijn. Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat een neef van mij de overval zal plegen. [medeverdachte 1]] zou de overval samen met iemand anders plegen. [medeverdachte 2] is later in het spel gekomen.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij in de kern aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte medeplichtig is geweest aan de overval omdat het daarvoor vereiste (voorwaardelijk) opzet ontbreekt. Verdachte heeft slechts in een onschuldig gesprek met een boezemvriend, tevens collega, enige gevoelige informatie gedeeld.

Het Gerecht volgt de raadsman niet in zijn betoog. Naar het oordeel van het Gerecht bevat het dossier namelijk voldoende bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. Het Gerecht zal dit oordeel hierna verder uitleggen.

De overval op de [bedrijf 2]

Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat op maandag 20 mei 2019 twee werknemers van beveiligingsbedrijf [bedrijf 1] – [medewerker bedrijf 1] en verdachte – arriveren bij de [bedrijf 2] op de [adres 2] op Bonaire. [medewerker bedrijf 1] en [verdachte] krijgen in het kantoor van de supermarkt een groene tas overhandigd met daarin een geldbedrag van in totaal USD 83.114,04. [medewerker bedrijf 1] heeft de groene tas vast en loopt met verdachte via het parkeerterrein terug naar de auto. Op dat moment rent medeverdachte [medeverdachte 1] vanuit de vluchtauto naar [medewerker bedrijf 1] toe. [medeverdachte 1] heeft een vuurwapen in zijn hand en richt dit op [medewerker bedrijf 1]. [medeverdachte 1] drukt het wapen vervolgens op de borst van [medewerker bedrijf 1] en zegt tegen hem: ‘Atrako, laga bai’ (overval, laat los). Verdachte zegt tegen [medewerker bedrijf 1] dat hij de tas los moet laten en dat doet [medewerker bedrijf 1]. [medeverdachte 1] stapt vervolgens met de tas achterin de grijze Toyota Vitz. De Toyota rijdt weg.

De betrokkenheid van verdachte bij deze overval

De centrale vraag die het Gerecht moet beantwoorden is welke rol verdachte precies heeft vervuld en of deze bijdrage kwalificeert als medeplichtigheid.

In dit verband stelt het Gerecht voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid sprake moet zijn van ‘dubbel opzet’. Hiermee wordt bedoeld dat de verdachte niet alleen opzettelijk behulpzaam moet zijn geweest, maar ook (voorwaardelijk) opzet moet hebben gehad op het delict dat hij heeft helpen plegen.

Het Gerecht oordeelt dat in dit geval aan deze vereisten is voldaan en overweegt daartoe als volgt.

Waar verdachte in zijn eerste verhoren bij de politie ontkende betrokken te zijn geweest bij de overval, heeft hij in zijn derde en vierde politieverhoor verklaard dat hij in december 2018 door (medeverdachte) [medeverdachte 3] is benaderd omdat [medeverdachte 3] een overval wilde plegen. Bij deze gelegenheid heeft verdachte verder verklaard hij aan [medeverdachte 3] informatie heeft verstrekt over de gang van zaken rondom geldtransporten bij [bedrijf 2]. Verdachte heeft [[medeverdachte 3] onder meer geïnformeerd over de precieze route van de geldlopers, heeft aan [medeverdachte 3] verteld door wie en wanneer het geld zou worden opgehaald en hoe het geld zou worden verpakt en vervoerd. Ook nadat verdachte wist dat [medeverdachte 3] van plan was om een overval te plegen, heeft verdachte nog nadere informatie verstrekt aan [medeverdachte 3].

In zijn latere politiepolitieverhoren en op de zitting is verdachte op het voorgaande teruggekomen, in die zin dat verdachte nu stelt dat slechts sprake is geweest van een vertrouwelijk gesprek tussen vrienden. Wat verdachte heeft verteld over de geldtransporten vond binnen deze context plaats en [medeverdachte 3] heeft misbruik gemaakt van dit vertrouwen, aldus verdachte.

Het Gerecht acht deze nadere lezing van verdachte niet geloofwaardig. Voor zover verdachte meent eerder door de politie verkeerd te zijn begrepen, wijst het Gerecht erop dat verdachte zijn derde en vierde politieverhoor heeft ondertekend. Verder wijst het Gerecht erop dat verdachte in die verhoren heeft verklaard dat [medeverdachte 3] hem benaderde “met de vraag om informatie over geldtransport te delen”, wat iets anders is dan dat in de loop van een vertrouwelijk gesprek informatie over een geldtransport wordt gedeeld. Ook neemt het Gerecht in aanmerking dat - volgens de verklaring van verdachte in het derde politieverhoor - [medeverdachte 3]de mededeling dat het om meer dan 90.000 US dollar moest gaan “zodat het genoeg was om te verdelen”, deed voordat hij verklaarde dat hij een overval wilde plegen. Het komt het Gerecht vreemd voor dat verdachte, zijnde beveiligingsmedewerker, niet bij de term “verdelen” al wist of in ieder geval had moeten weten wat de bedoeling van [medeverdachte 3] was. Daarnaast vormt de aard van de informatie die verdachte heeft verstrekt, een sterke contra-indicatie voor de geloofwaardigheid van zijn stelling over misbruik van informatie uit een vertrouwelijk gesprek. Dat vrienden onderling, zonder aanwijsbare reden, op zodanig gedetailleerd niveau spreken over hun werkzaamheden, acht het Gerecht namelijk volstrekt onaannemelijk.

Het voorgaande sterkt het Gerecht in haar oordeel dat verdachte de gedetailleerde informatie heeft gegeven terwijl hij wist dat deze informatie voor een overval gebruikt zou worden. Dat verdachte in ieder geval relevante informatie is blijven geven nadat hij wist van het plan van de overval, blijkt uit zijn eigen verklaring dat hij ook na december 2018 nog informatie heeft gegeven en uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (die verdachte vóór de overval niet kende), inhoudende dat [medeverdachte 3]eind januari 2019 tegen hem, [medeverdachte 1], had gezegd dat hij, [medeverdachte 3], nog meer informatie moest vergaren bij “[bijnaam verdachte]”(het Gerecht: verdachte) en dat [medeverdachte 3]eind april 2019 zei dat alles klaar was om het werk bij [bedrijf 2]te doen.

Het Gerecht leidt uit het voorgaande – in samenhang met de overige bewijsmiddelen - het volgende af. Verdachte heeft aan [medeverdachte 3] zeer specifieke, gedetailleerde informatie verstrekt op basis waarvan de feitelijke uitvoerder, medeverdachte [medeverdachte 1], in staat was om de overval te plegen. Verdachte is aldus behulpzaam geweest bij het plegen van deze overval. Naar het oordeel van het Gerecht laat deze gang van zaken bovendien geen twijfel over de volle opzet van verdachte op de behulpzaamheid aan de plegers en hun daad, namelijk de overval. Verdachte wist immers al in december 2018 precies waarvoor de informatie zou worden gebruikt en is desondanks doorgegaan met het verstrekken van informatie. Bovendien heeft hij ervoor gekozen zijn werkgever in het ongewisse te laten.

Het Gerecht komt daarom tot de slotsom dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in het artikel 330 en 325 juncto artikel 49 en 50 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Medeplichtigheid aan:

- medeplegen van afpersing;

en

- medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de straf heeft het Gerecht rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van verdachte. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht daarbij het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende overval. Hij heeft aan zijn medeverdachte verteld waar, wanneer en door wie het geld zou worden opgehaald, hoe het geld zou worden verpakt en vervoerd en dat het hierbij zou gaan om een aanzienlijke (weekend)opbrengst. Vanwege deze specifieke en gedetailleerde informatie waren zijn medeverdachten toegerust om – onder bedreiging van een vuurwapen - een overval te plegen op een geldloper, waarbij een aanzienlijk geld bedrag van meer dan 83 duizend dollar is buit gemaakt.

Een gewapende overval is een zeer ernstig strafbaar feit. De ervaring leert namelijk dat slachtoffers van dergelijke feiten vaak nog langdurig lijden onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Deze overval vond verder plaats op klaarlichte dag op een druk bezocht parkeerterrein van een supermarkt, zodat ook willekeurige bezoekers hiervan getuige zijn geweest. Bovendien versterkt een overval als deze bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de Boneriaanse samenleving. Het Gerecht neemt het verdachte kwalijk dat hij deze overval heeft helpen plegen. Daarbij komt dat verdachte over deze gevoelige informatie beschikte uit hoofde van zijn functie als medewerker van een beveiligingsbedrijf. Zijn werkgever had er op moeten kunnen vertrouwen dat verdachte deze vertrouwelijke informatie niet met anderen zou delen. Verdachte heeft het vertrouwen van zijn werkgever ernstig beschaamd.

Het Gerecht vindt dit misdrijf zo ernstig dat, ook voor een medeplichtige, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.

Voor het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf, heeft het Gerecht aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor het plegen van een gewapende overval als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar gegeven. De rol van verdachte was die van medeplichtige, zodat een vermindering van de straf met één derde aan de orde is. In het geval van verdachte ligt dus in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 32 maanden in de rede. In dit licht bezien is de strafeis van de officier van twee jaar aan de milde kant.

Het Gerecht heeft er echter notie van genomen dat het misdrijf dat verdachte heeft gepleegd voor hem al grote, negatieve gevolgen heeft gehad. Verdachte is zijn werk als beveiliger verloren en het is maar zeer de vraag of hij deze professie in de toekomst nog kan uitoefenen. Bovendien is Bonaire een kleine, gesloten samenleving met een beperkte kring aan collega-beveiligers, zodat verdachte zal (blijven) kampen met gevoelens van schaamte. Het Gerecht ziet in het voorgaande en in de omstandigheden dat hij als first offender wordt beschouwd, aanleiding om niet naar boven af te wijken van de eis van de officier van justitie, maar deze te volgen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 31, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:

- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;

- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaar;

- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan doormr. H. van der Schaft, (zittingsgriffier), en op 7 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

uitspraakgriffier:

Hierbij merkt het Gerecht op dat voor zover in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, algemeen bekend is deze plaatsen zijn gelegen op Bonaire.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature