Uitspraak
Beschikking van 10 januari 2023
Behorend bij E.J. no. AUA202202045
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena,
tegen:
de naamloze vennootschap
T.E.C. ELECTRICAL & CONSTRUCTION CO. N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: TEC,
gemachtigde: de advocaat mr. G.J. Scheper.
1 DE PROCEDURE
1.1Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 29 november 2021.
1.2 [
Verzoeker] is met zijn gemachtigde ter zitting verschenen en TEC is verschenen bij zijn gemachtigde samen met de heer [naam directeur van TEC] (directeur van TEC). [Verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota. Vervolgens heeft TEC gedupliceerd.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.
2 DE FEITEN
2.1Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties en overige stukken voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Krachtens een daartoe tussen partijen mondeling gesloten overeenkomst is [verzoeker] op 5 februari 2022 in loondienst getreden van TEC in de functie van “Plant Mecanic” tegen een bruto maansalaris van Afl. 2.736,--.
2.3
TEC heeft [verzoeker] op 23 maart 2022 te kennen gegeven dat hij tot eind maart 2022 werkzaam is voor TEC en daarna niet meer.
2.4
Bij schrijven van 20 mei 2022 heeft [verzoeker] de nietigheid van (volgens hem) het aan hem gegeven ontslag ingeroepen en hij heeft zich daarbij bereid verklaard zijn werkzaamheden voor TEC te verrichten zodra TEC hem daarom vraagt.
3 HET GESCHIL
3.1Naast verlof tot kosteloos procederen vordert [verzoeker] dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. het door TEC aan [verzoeker] gegeven ontslag nietig verklaart;
b. TEC veroordeelt om aan [verzoeker] (door) te betalen zijn loon gerekend vanaf 1 april 2022 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en met wettelijke rente;
c. TEC beveelt om [verzoeker] uiterlijk 2 dagen na de betekening van deze beschikking weer toe te laten tot het verrichten van zijn normale werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 1.000,-- voor iedere dag dat TEC dit bevel niet opvolgt;
d. TEC veroordeelt in de proceskosten.
3.2
TEC voert verweer en concludeert primair dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens. Subsidiair concludeert TEC in geval van toewijzing van het door [verzoeker] verzochte om zijn loonvordering te matigen tot nihil.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.
4 DE BEOORDELING
4.1Uit het door [verzoeker] overgelegde bewijs van onvermogen blijkt dat hij niet in staat is de kosten van deze procedure te dragen. Aan [verzoeker] wordt daarom verlof verleend tot kosteloos procederen.
4.2
Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die meebrengen dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van TEC wordt daarom verworpen.
4.3
Anders dat [verzoeker] stelt TEC bevrijdend dat aan de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] rechtsgeldig een einde is gekomen, omdat sprake was van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van twee maanden. Met die door [verzoeker] bestreden stelling miskent TEC dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd ingevolge het eerste lid van artikel 7:614a BW schriftelijk worden aangegaan bij gebreke waarvan krachtens het derde lid van artikel 7:614a BW de bepalingen voor de be ëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing zijn terwijl daarnaast het Gerecht op grond van het vierde lid van artikel 7:614a BW aan de werknemer een ten laste van de werkgever komende vergoeding naar billijkheid kan toekennen.
4.4
Vast staat dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] niet schriftelijk maar mondeling tot stand is gekomen. Daargelaten het antwoord op de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zoals gesteld door TEC of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zoals gesteld door [verzoeker] heeft in elk geval te gelden dat voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zoals TEC dat heeft gedaan TEC toestemming moest hebben verkregen van de DAO. Die toestemming ontbreekt, terwijl [verzoeker] onbetwist heeft gesteld dat (1) geen sprake was voor een dringende reden voor ontslag, (2) het dienstverband van [verzoeker] bij TEC niet met wederzijds goedvinden is geëindigd en (3) geen sprake was van een proeftijd.
4.5
Vorenstaande brengt met zich dat [verzoeker] op goede grond krachtens artikel 4 in verbinding met artikel 7 van de Landsverordening be ëindiging arbeidsovereenkomsten de nietigheid van het aan hem door TEC gegeven ontslag heeft ingeroepen. De hiervoor onder a. omschreven vordering van [verzoeker] zal daarom worden toegewezen.
4.6
De nietigheid van het door TEC aan [verzoeker] gegeven ontslag brengt mee dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen onverkort geldig is. Dat betekent dat TEC het loon van [verzoeker], die zich bereid heeft verklaard zijn werkzaamheden voor TEC voort te zetten, dient (door) te betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die een ander oordeel kunnen dragen.
4.7
Het Gerecht ziet geen grond of aanleiding tot matiging van de toe te kennen loonvordering van [verzoeker].
4.8
Vorenstaande brengt met zich dat de hiervoor onder b. omschreven vordering van [verzoeker] zal worden toegewezen als na te melden, met dien verstande dat het Gerecht de wettelijke verhoging over achterstallig loon ambts- en billijkheidshalve gematigd zal vaststellen op telkens maximaal 15%.
4.9
De hiervoor onder c. omschreven vordering van [verzoeker] zal worden afgewezen nu niet aannemelijk is geworden dat TEC thans voor [verzoeker] passende werkzaamheden voorhanden heeft.
4.10
TEC zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo (griffiegeld) en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo (2 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).
5 DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
-verklaart het door TEC aan [verzoeker] gegeven ontslag nietig;
-veroordeelt TEC om aan [verzoeker] (door) te betalen zijn loon gerekend vanaf 1 april 2022 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met (1) de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van telkens maximaal 15 % en (2) met wettelijke rente;
-veroordeelt TEC in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent aan [verzoeker] verlof tot kosteloos procederen;
-wijst af het meer of anders door [verzoeker] verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 10 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.