Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening - bevelschrift tot uitzetting

Uitspraak



Uitspraak van 29 juni 2022

Lar nr. AUA202201553

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het verzoek in de zin van artikel 54 van de

Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Colombiaanse nationaliteit,

VERZOEKER,

gemachtigde: J.J.C. Odor, LL.M.,

gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 6 mei 2022 (bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.

Hiertegen heeft verzoeker op 25 mei 2022 bezwaar gemaakt.

Op 25 mei 2022 heeft verzoeker tevens bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.

Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 juni 2022, alwaar zijn verschenen verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen 1.1

Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking, en om te bepalen dat verzoeker in Aruba een beslissing op zijn bezwaar mag afwachten. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat hij meer dan tien jaar gehuwd is geweest met een op Aruba geboren Nederlander, en dat hij een aanvraag heeft ingediend voor een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd. Verzoeker voert voorts aan dat hij 50% aandeelhouder is van een in Aruba gevestigd bedrijf. Onder deze omstandigheden kan geconcludeerd worden dat er zicht is op legalisering van zijn verblijfsstatus, aldus verzoeker.

1.2

Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker sinds 2014 zonder een geldige verblijfstitel alhier verblijft, dat zijn illegale verblijf niet behoeft te worden gedoogd, en dat er geen grond is om verzoeker nog langer illegaal in Aruba te laten verblijven.

Het geschil

2. Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.

Het wettelijk kader

3.1

Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.

Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.

3.2

Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.

Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.

Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.

De vaststaande feiten

4.1

Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1976 in Colombia en heeft de Colombiaanse nationaliteit.

4.2

Verzoeker is op [huwelijksdatum] 2006 in Colombia in het huwelijk getreden met [de echtgenote] (de echtgenote).

4.3

Op 7 april 2011 is aan verzoeker een verklaring afgegeven inhoudende dat verzoeker toelating heeft tot Aruba in verband met het vormen van een gezinsleven met zijn echtgenote. In de verklaring staat onder meer opgenomen:

“Deze verklaring komt van rechtswege te vervallen per 1 juli 2012 conform de hierboven aangehaalde overgangsbepalingen danwel indien [verzoeker] niet langer gehuwd is of geen gezinsleven meer vormt met [de echtgenote].”

4.4

Met ingang van 4 maart 2014 staat verzoeker in het Bevolkingsregister ingeschreven op een ander adres dan zijn echtgenote.

4.5

Bij brief van 10 oktober 2021 heeft de toenmalige minister belast met Integratie verzoeker te kennen gegeven dat de toelating van rechtswege is geëindigd op 3 maart 2014, vanwege het vervallen van de reden waarvoor deze was toegekend.

4.6

Op 20 mei 2021 is de echtgenote uit het Burgerlijke Stand van Aruba uitgeschreven en vertrokken naar Nederland.

4.7

Tijdens een verkeerscontrole op 6 mei 2022 is verzoeker staande gehouden, en overgedragen aan het personeel van Guarda Nos Costa (GNC) ter controle van zijn verblijfsstatus.

4.8

Bij de bestreden beschikking heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.

4.9

Bij bevelschrift van diezelfde datum is ook verzoekers inbewaringstelling bevolen. Deze inbewaringstelling is door de rechter-commissaris op 13 mei 2022 onrechtmatig geacht.

4.10

Aan verzoeker is op 13 mei 202 een meldingsplicht met werkverbod opgelegd.

4.11

Op 19 mei 2022 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, met als doel bijzondere band met Aruba (hardheidsclausule).

De beoordeling

5. Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.

6. Vast staat dat verzoeker in elk geval sinds 20 mei 2021 niet meer met zijn naar Nederland vertrokken echtgenote samenwoont. Gelet hierop, beschikt verzoeker in elk geval sinds die datum niet langer over een geldige verblijfstitel. Verweerder is derhalve bevoegd om verzoeker, met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu, uit te zetten.

7. De enkele omstandigheid dat verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft ingediend, waarbij hij een beroep op het beleid inzake het bestaan van een bijzondere band met Aruba (hardheidsclausule) heeft gedaan, brengt niet met zich dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid verzoeker uit te zetten, reeds omdat niet op voorhand duidelijk is dat de minister van Integratie gehouden is de verzochte vergunning tot verblijf te verlenen. Het gerecht neemt hierbij mede in aanmerking dat uit de stukken en het verhandelde niet is gebleken dat verzoeker voldoet aan de volgens het gehanteerde beleid voor de verzochte vergunning gestelde vereisten, in het bijzonder het vereiste van 120 maanden rechtmatig verblijf in Aruba.

8. Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

- wijst het verzoek af.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature