Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Bevelschrift tot uitzetting

Uitspraak



Uitspraak van 18 mei 2022

Lar nr. AUA202201119

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het verzoek in de zin van artikel 54 van de

Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,

VERZOEKER,

gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara,

gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 11 maart 2022 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen (het bestreden uitzettingsbevel). In dat bevel heeft verweerder een periode van niet toelating, het zogenaamde terugkeerverbod, opgelegd van 96 maanden.

Hiertegen heeft verzoeker op 22 maart 2022 bezwaar gemaakt.

Op 13 april 2022 heeft verzoeker zich tevens tot het Gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.

Het Gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 4 mei 2021. Verzoeker is verschenen (via videoverbinding) bijgestaan door mr. H.F. Falconi, occuperende voor mr. J.F.M. Zara. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid 1.1

Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het Gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.

1.2

Het Gerecht constateert dat in deze een bezwaarschrift aanhangig is, zodat verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek.

De standpunten van partijen

2.1

Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker sinds 11 september 2017 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel, dat verzoeker bij vonnis van 30 december 2021 werd veroordeeld ter zake van een misdrijf tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van negen maanden, dat zijn illegaal verblijf niet behoeft te worden gedoogd en dat er geen grond bestaat om verzoeker nog langer illegaal in Aruba te laten blijven. Ter zitting heeft verweerder -kort samengevat- gesteld dat er in deze zaak geen sprake is van family life, omdat verzoeker niet samen met de minderjarige en zijn moeder woont. Verweerder heeft zich ook op het standpunt gesteld dat verzoeker geen beroep op de hardheidsclausule kan doen.

2.2

Verzoeker is het er niet mee eens dat hij wordt uitgezet en heeft daartoe het volgende aangevoerd:

- Hij heeft geen vergunning omdat hij zijn paspoort niet kon vernieuwen op het moment dat zijn vergunning was verlopen.

- Hij heeft zijn paspoort niet kunnen vernieuwen omdat hij enige tijd gedetineerd was.

- Hij heeft op 24 maart 2022 een aanvraag bij de DPL ingediend.

- Na 28 jaren woonachtig te zijn op Aruba kan hij niet naar Venezuela worden uitgezet.

Ter zitting heeft verzoeker met een beroep op de hardheidsclausule gesteld dat het voor de hand ligt dat zijn verzoek van 30 april 2022 om een vergunning tot tijdelijk verblijf zal worden toegewezen, nu hij vader en gezagsdrager is van een in Aruba geboren minderjarige zoon van Nederlandse nationaliteit die in Aruba woont, terwijl ook zijn moeder en zijn partner alhier wonen, en hij een notificatiebrief van 13 april 2022 van de Departamento di Progreso Laboral (DPL) heeft ontvangen, waarin staat dat hij vrijgesteld is van de toetsing van de toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt.

Het geschil

3. Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van het bestreden uitzettingsbevel voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Bij de beoordeling neemt het Gerecht het volgende in aanmerking.

Het wettelijk kader

4.1

Ingevolge artikel 6, eerste lid van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) wordt niemand behalve de in artikel 1 en 3 vermelde personen in Aruba toegelaten zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf.

4.2

Ingevolge artikel 7, eerste lid van de Ltu wordt een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend door of namens de minister belast met het vreemdelingen- en integratiebeleid.

4.3

Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d van de Ltu kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten.

De feiten

5.1

Verzoeker, op [geboortedatum] 1979 in Venezuela geboren en van Venezolaanse nationaliteit, is op 10 oktober 1995 naar Aruba gekomen.

5.2

Laatstelijk is op 7 september 2016 aan verzoeker een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend die geldig was vanaf 10 september 2016 tot 10 september 2017. Zijn laatste paspoort was geldig tot 20 november 2018.

5.3

Verzoeker was vanaf 12 september 2021 gedetineerd en in voorlopige hechtenis gezet. Hij is bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van 30 december 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf ter zake van zware mishandeling en is op 11 maart 2022 ontslagen uit het Korrectie Instituut Aruba ( KIA ).

5.4

Na zijn ontslag uit het KIA is hij overgedragen aan het GNC ter controle van zijn verblijfsstatus, waarna bij bestreden bevelschrift zijn uitzetting is bevolen.

5.5

Verzoeker is vader van een op 15 december 2010 in Aruba geboren thans nog minderjarige zoon. Verzoeker is mede belast met het gezag over die zoon.

5.6

Bij notificatiebrief van 13 april 2022 heeft de DPL verklaard dat verzoeker vrijgesteld is van de toetsing van de toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt.

5.7

Op 30 april 2022 heeft verzoeker bij de Dimas een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf ingediend.

Beoordeling

6.1

Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.

6.2

In dit geval staat vast dat verzoeker sinds 11 september 2017 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d van de Ltu bevoegd is hem uit te zetten.

6.3.1

Het Gerecht begrijpt het beroep van verzoeker op de hardheidsclausule aldus, dat hij betoogt dat concreet zicht bestaat op legalisering van zijn (illegaal) verblijf, zodat verweerder in redelijkheid van voornoemde bevoegdheid geen gebruik heeft mogen maken. Dit, omdat hij nadat jegens hem reeds het bestreden uitzettingsbevel was uitgevaardigd, een aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft ingediend en deze aanvraag zal moeten worden toegewezen gelet op zijn omstandigheden.

6.3.2

Dit betoog faalt. Nu verzoeker vanaf 11 september 2017 tot 11 maart 2022 illegaal in Aruba is verbleven en hij op laatstgenoemde datum ook geen vergunningsaanvragen lopende had, heeft verweerder in redelijkheid gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om de uitzetting van verzoeker te bevelen. Daar doet niet aan af dat verzoeker al ruim 28 jaar in Aruba woont en hier is ingeburgerd, en recent een verzoek heeft gedaan ter verkrijging van een vergunning tot tijdelijk verblijf. Te meer nu, gelet op zijn recente strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf, niet op voorhand vast staat dat de minister, belast met het vreemdelingen- en integratiebeleid gehouden is de verzochte verblijfsvergunning aan verzoeker te verlenen. Tenslotte overweegt het gerecht dat hoewel verzoeker recht heeft op family life, het op voorhand niet vast staat dat hij dat recht uitsluitend in Aruba kan uitoefenen. Ook overigens is niet gebleken dat de onmiddellijke uitvoering van het bestreden uitzettingsbevel onevenredig nadeel voor verzoeker met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.

6.4

Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat er geen grond is voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

6.5

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek af.

Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature