Uitspraak
Uitspraak van 3 februari 2021
Lar nr. AUA20210042
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[Verzoeker],
van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M. Hassell,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mw. J. Harewood (DIMAS).
PROCESVERLOOP
Bij beschikking van 8 januari 2021 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de ophouding van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 9 januari 2021 bezwaar gemaakt.
Op 11 januari 2021 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 januari 2021, alwaar zijn verschenen verzoeker (via videoverbinding) bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1.1Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.1
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid en onder h, van de Ltu kunnen nadere regels worden gesteld die verder in het belang van een richtige uitvoering van de Ltu noodzakelijk worden geacht.
Ingevolge het tweede lid kunnen bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de behandeling van een verzoek om toekenning van een bijzondere status of bescherming, bedoeld in voor Aruba geldende verdragen dan wel voor Aruba verbindende besluiten van een volkenrechtelijke organisatie en de daarbij te volgen procedures.
2.2
Ingevolge artikel 19, eerste lid van het Toelatingsbesluit wordt de toelatingsplichtige die onverwijld bij aankomst in Aruba aan een migratieambtenaar mededeelt dat hij van oordeel is dat hij op grond van een voor Aruba geldend verdrag recht heeft op een bijzondere status of bescherming in Aruba, en op grond daarvan wenst te worden toegelaten tot Aruba, in de gelegenheid gesteld daartoe een verzoek in te dienen.
Ingevolge artikel 19d, eerste lid, van het Toelatingsbesluit 2009, kan de toelatingsplichtige die om toekenning van het recht op een bijzondere status of bescherming heeft verzocht, worden verplicht zich op te houden in een door de minister aangewezen ruimte of plaats, die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
Ingevolge artikel 19f van het toelatingsbesluit zijn de artikelen 19, 19a tot en met 19e van overeenkomstige toepassing op en verzoek als bedoeld in artikel 19, eerste lid, ingediend door een toelatingsplichtige die zich reeds bevindt in Aruba.
3.1
Bij bestreden beschikking van 8 januari 2021 is verzoeker op grond van artikel 19d Toelatingsbesluit opgehouden hangende de behandeling van zijn asielverzoek van 18 oktober 2019. Bij beschikking van 16 januari 2021 heeft verweerder negatief op het asielverzoek van verzoeker beslist. Bij bevel van bewaring van 18 januari 2021 heeft verweerder de bestreden beschikking vervallen verklaard en de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
3.2
Nu de bestreden beschikking van 8 januari 2021 is vervallen, overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker geen (spoedeisend) belang meer heeft bij het onderhavige verzoek.
4. Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.