Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (ex art 54 Lar) - De enkele omstandigheid dat aan verzoeker een DPL-verklaring is afgegeven en hij een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning heeft gedaan, geven onvoldoende grond voor het oordeel dat concreet zicht op legalisering van zijn verblijf in Aruba bestaat. Het verzoek wordt afgewezen.

Uitspraak



Uitspraak van 17 februari 2021

Lar nr. AUA202100097

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het verzoek in de zin van artikel 54 van de

Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,

VERZOEKER,

gemachtigde: drs. M.L. Hassell,

gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. N.R. Sneek (Dimas).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 6 januari 2021 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.

Daartegen heeft verzoeker op 15 januari 2021 bezwaar gemaakt.

Op 15 januari 2021 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het verzoek is behandeld ter zitting van 3 februari 2021. Verzoeker is in persoon (via videoverbinding) verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd. Tevens was (via videoverbinding) aanwezig R.A. Kramers (hoofd van dienst van de Guarda Nos Costa).

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader 1.1

Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.

Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.

1.2

Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.

De feiten

2.1

Verzoeker is op 16 juni 2018 Aruba binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van dertig dagen.

2.2

Aan verzoeker is een verblijfsvergunning afgegeven. Deze verblijfsvergunning (VTV-4) was geldig tot 14 mei 2019.

2.3

Verzoeker heeft op onbekende datum in 2019 een aanvraag ingediend voor een vergunning om als kitchen attendant werkzaam te zijn.

2.4

Bij beschikking van 13 september 2019 heeft verweerder de onder 2.3 vermelde aanvraag afgewezen. Hiertegen heeft verzoeker geen rechtsmiddelen aangewend.

2.5

Bij brief van 27 mei 2020 heeft verzoeker verweerder verzocht om terug te komen op de onder 2.4 vermelde beschikking.

2.6

Bij beschikking van 23 september 2020 heeft verweerder het onder 2.5 vermelde verzoek als een bezwaarschrift aangemerkt en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker op 9 oktober 2020 beroep ingesteld.

2.7

Aan verzoeker is op 15 mei 2020 een meldplicht opgelegd.

2.8

Op 6 januari 2021 is verzoeker tijdens een controle aangehouden.

2.9

Bij bevelschriften van 6 januari 2021 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.

2.10

Op 26 januari 2021 heeft verzoeker een aanvraag ingediend om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om als store manager werkzaam te zijn bij [de onderneming].

De standpunten van partijen

3.1

Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker sinds 15 mei 2019 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel en zijn illegale verblijf op Aruba niet behoeft te worden gedoogd.

3.2

Het verzoek strekt tot schorsing van het bevel tot uitzetting. Aan dat verzoek legt verzoeker ten grondslag dat concreet zicht op legalisering van zijn verblijf in Aruba bestaat. Verzoeker heeft op 26 januari 2021 een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning om als store manager werkzaam te zijn bij [de onderneming]. De kans dat hem de verzochte vergunning wordt verleend, is aanmerkelijk, aldus verzoeker.

De beoordeling

4.1

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

4.2

Vast staat dat verzoeker vanaf 15 mei 2019 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu bevoegd is verzoeker uit te zetten.

4.3

De voorzieningenrechter ziet voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het geven van een bevel tot uitzetting en overweegt daartoe als volgt.

4.4

Ter onderbouwing van zijn betoog dat concreet zicht op legalisering van zijn verblijf bestaat, heeft verzoeker een brief van 15 januari 2021 van Departamento di Progreso Laboral (DPL) overgelegd, waarin de directeur DPL verklaart dat verzoeker vrijgesteld is van de arbeidsmarkttoets voor de functie van store manager bij [de onderneming].

In die brief is vermeld:

“Conform het nieuwe Toelatingsbeleid Arbeidsmarkt van de minister van Sociale Zaken en Arbeid, kan ten behoeve van een vergunningplichtige werknemer de verplichte arbeidsmarkttoetsing achterwege blijven indien:

- Het bedrijf ten genoegen van het land Aruba aantoont een investering van minstens Afl. 1.000.000,- of meer heeft verricht in de Arubaanse economie (forse investering);

- De werknemer aangemerkt wordt als vertrouwenspersoon van het bedrijf.

Uw verzoek betreft artikel 2. 2 (sub p) een verblijf- en tewerkstellingsvergunning van een “vertrouwenspersoon (keyperson)” voor uw bedrijf. Deze is vrijgesteld van de arbeidsmarkttoetsing vanuit het DPL beleid arbeidsparticipatie Aruba 2018. (…)”

4.5

Ter zitting heeft verweerder onweersproken te kennen gegeven dat een positieve DPLverklaring op zichzelf niet betekent dat aan verzoeker een verblijfsvergunning zal worden verleend. Verzoeker dient ook aan de overige vereisten te voldoen om in aanmerking te komen voor de verzochte verblijfsvergunning en op voorhand is niet uit te sluiten dat uiteindelijk zal worden beslist dat verzoeker niet aan de gestelde vereisten voldoet. Daar komt nog bij dat de vaststelling of aan de vergunningsvereisten is voldaan aan hem is voorbehouden, derhalve niet aan de minister van Sociale Zaken en Arbeid, hetgeen met zich brengt dat een DPL-verklaring niet doorslaggevend is bij de beslissing op een vergunningaanvraag, aldus verweerder. In dit verband heeft verweerder voorts te kennen gegeven dat fouten bij het afgeven van DPL-verklaring op deze wijze altijd kunnen worden gecorrigeerd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat bij hem gerede twijfel bestaat of de DPL-verklaring op goede gronden is afgegeven. Deze twijfel is hem ingegeven door de omstandigheid dat [de onderneming] volgens een uittreksel van het register van de Kamer van Koophandel een kapsalon/schoonheidssalon drijft en een maatschappelijk, onderscheidenlijk geplaatst, kapitaal heeft van Afl. 50.000,- en Afl. 10.000,-. Daarmee valt moeilijk te rijmen dat [de onderneming] een investering van meer dan Afl. 1.000.000,- in de Arubaanse economie heeft gedaan, waarvan de directeur DPL bij de afgifte van zijn verklaring is uitgegaan, aldus verweerder.

4.6

Gelet op hetgeen verweerder ter zake ter zitting onweersproken heeft verklaard, geven de enkele omstandigheid dat aan verzoeker een DPL-verklaring is afgegeven en hij een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning heeft gedaan, onvoldoende grond voor het oordeel dat concreet zicht op legalisering van zijn verblijf in Aruba bestaat.

4.7

Het verzoek wordt afgewezen.

4.8

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:

wijst het verzoek af.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature