Uitspraak
Uitspraak van 17 februari 2021
Lar nr. AUA202002013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[Appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: J.C. Odor LL.M.,
gericht tegen:
de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DWJZ).
PROCESVERLOOP
Bij schrijven van 23 maart 2020 heeft verweerder appellant te kennen gegeven als hierna onder r.o. 3.1 vermeld.
Daartegen heeft appellant op 8 april 2020 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 19 augustus 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het beroep is behandeld ter zitting van 14 december 2020, alwaar zijn verschenen appellant bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1.1Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
1.2
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beschikking binnen de bij of krachtens landsverordening gestelde termijn, of, bij gebreke van een zodanige termijn, het uitblijven van een beschikking binnen twaalf weken nadat daartoe door de belanghebbende een verzoek is ingediend, gelijkgesteld met een afwijzende beschikking.
1.3
Ingevolge artikel 23, eerste lid, kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, kan daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de daartoe gestelde termijn, gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
2. Het gerecht stelt vast dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht. Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
3.1
Het gerecht ziet voorts aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Bij voormeld schrijven van 23 maart 2020 heeft verweerder appellant onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Op 13 augustus 2019 is ten uw behoeve, een zelfstandig verzoek voor dispensatie en verzoek om een aanvraag voor een verblijfsvergunning in te dienen en de beslissing op deze aanvraag in Aruba te mogen afwachten, ingediend.
(…)
Het is in strijd met de openbare orde om zich illegaal op Aruba te bevinden.
Conform het Vreemdelingenbeleid wordt aan niemand een zelfstandig verzoek voor dispensatie verleend.
In de beslissing op de verblijfsvergunningsaanvraag die op 12 maart 2020 werd ingediend wordt getoetst of u in aanmerking kan komen voor dispensatie conform het Beleid (Toelatingshandboek 2018).
(…)”
3.2
Het gerecht is van oordeel dat voormeld schrijven van verweerder niet op enig rechtsgevolg is gericht, nu appellant daarbij slechts is bericht hoe een verzoek om dispensatie wordt getoetst. Anders dan appellant betoogt, behelst het schrijven, gegeven de bewoordingen daarvan, geen afwijzing van verweerder van het verzoek van appellant om verlening van een verblijfsvergunning. Reeds om deze reden behelst het schrijven van 23 maart 2020 geen beschikking. Onder deze omstandigheden had verweerder het op 8 april 2020 door appellant tegen dit schrijven gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk dienen te verklaren.
4. Nu appellant met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellant hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 350,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 0,25; beroep fictief).
BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellant;
- verklaart het door appellant op 8 april 2020 tegen het schrijven van 23 maart 2020 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellant voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-;
gelast dat het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hem wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.