U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Kort Geding. Opposant is ontvankelijk in het verzet. Ten aanzien van de toegewezen doorbetaling van het loon bestaat geen grond voor gegrondverklaring van het verzet en vernietiging van het vonnis waarvan verzet.

Uitspraak



Vonnis in kort geding van 17 maart 2021

Behorend bij K.G. AUA202100300

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

VONNIS

op het verzet in kort geding van:

de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CIDIN CORPORATION VBA,

te Aruba,

opposant,

hierna te noemen: Cidin,

gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,

tegen:

[geopposeerde],

te Aruba,

geopposeerde,

hierna te noemen: [geoposeerde],

gemachtigde: de advocaat mr. S.M. Paesch.

1 DE PROCEDURE

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 27 oktober 2020 ter griffie ingediende (oorspronkelijke) verzoekschrift van [geopposeerde], met producties;

- het bij verstek uitgesproken vonnis in kort geding van dit gerecht van 2 december 2020, onder zaaknummer AUA202002658;

- de op 8 februari 2021 ter griffie ingediende conclusie van eis in oppositie (het verzetschrift) van Cidin, met producties;

- producties zijden Cidin;

- de pleitaantekeningen van partijen;

- de behandeling van de zaak ter terechtzitting van 25 februari 2021;

- de akte inhoudende uitlating producties zijdens [geopposeerde].

1.2

Ter zitting zijn verschenen: Cidin bij haar gemachtigde voornoemd, die werd vergezeld door de heer [bestuurder] (bestuurder van Cidin) en [geopposeerde] bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en de advocaat mr. D.C.A. Crouch.

1.3

De datum voor het vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2 DE VORDERING EN HET VERWEER

2.1 [

geopposeerde] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

a. hem toestaat om kosteloos te procederen,

b. Cidin beveelt om het loon aan [geopposeerde] vanaf 27 maart 2020 (verminderd met het bedrag van Afl. 3.700,--), bij wijze van voorshot, door te betalen en door te blijven betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, totdat het dienstverband op rechtsgeldige wijze is beëindigd,

c. Cidin beveelt om binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis [geopposeerde] toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag, met een maximum van Afl. 100.000,--, dat Cidin nalaat aan het bevel te voldoen,

d. enige andere beslissing neemt die het gerecht juist voorkomt,

e. Cidin veroordeelt in de kosten en nakosten van het geding.

2.2 [

geopposeerde] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat hij bij Cidin is ontslagen zonder dat er sprake was van de daartoe vereiste dringende reden, zonder dat hij met een beëindiging van het dienstsverband heeft ingestemd en zonder dat de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek toestemming heeft verleend om hem te ontslaan.

2.3

Bij voormeld vonnis van 2 december 2020 (hierna: het vonnis) is Cidin - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeeld tot betaling aan [geopposeerde] van het loon vanaf 27 maart 2020 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal zijn gekomen, verminderd met het ontvangen loonsubsidie ad Afl. 3.700,--, verhoogd met de wettelijke verhoging tot een maximum van 15% over de verschenen loontermijnen en vermeerderd met de wettelijke rente over het achterstallige loon vanaf 27 oktober 2020, is Cidin bevolen om binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis [geopposeerde] toe te laten op het werk en in staat te stellen de bedongen werkzaamheden van helper te verrichten en is Cidin veroordeeld in de kosten en nakosten van de procedure.

2.4

Cidin vordert in verzet dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het verzet gegrond verklaart, het vonnis waarvan verzet vernietigt en alsnog de vordering van [geopposeerde] afwijst, met veroordeling van [geopposeerde] in de proceskosten van beide procedures.

2.5

Daartoe heeft Cidin gesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen van rechtswege tot een einde is gekomen, nu deze slechts voor bepaalde tijd is aangegaan, namelijk voor de duur van het project “Embassy Suites”. Het project is op 24 juni 2020 tot een einde gekomen en zo ook de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Aan [geopposeerde] is daarnaast een bedrag van Afl. 2.500,-- uitbetaald als genoegdoening. Partijen zijn vervolgens op vriendschappelijke wijze uit elkaar gegaan.

2.6 [

geopposeerde] heeft in verzet verweer gevoerd en geconcludeerd tot het nietontvankelijk verklaren van Cidin in haar verzet, dan wel tot het afwijzen van de vordering met bevestiging van het vonnis waarvan verzet, en met veroordeling van Cidin in de kosten en nakosten van deze procedure.

3 DE BEOORDELING

3.1

Ingevolge artikel 84, eerste lid, Rechtsvordering (Rv) is de gedaagde die bij verstek is veroordeeld, bevoegd om daartegen verzet te doen. Het verzet wordt gedaan binnen twee weken na de aanzegging van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.

3.2 [

geopposeerde] voert het verweer dat Cidin niet-ontvankelijk is in het verzet, omdat zij het verzetschrift niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft ingediend. Volgens [geopposeerde] is Cidin op 15 januari 2021 bekend geworden met het vonnis, nu zij dat in het verzetschrift heeft gesteld. [geopposeerde] verwijst in dat verband naar sustenu drie van het verzetschrift van Cidin, waar Cidin het volgende heeft gesteld:

,,Op 15 januari 2021 is beslag gelegd op de bankrekening van Cidin waardoor Cidin is komen te weten dat er sprake zou zijn van een vonnis tegen haar gewezen”.

3.3

Cidin heeft de stelling van [geopposeerde] betwist, daartoe stellende dat zij met voormelde stelling heeft bedoeld dat zij nadat haar bekend werd dat op haar bankrekening op 15 januari 2021 beslag was gelegd, bekend raakte met het vonnis, ter uitvoering waarvan dat beslag was gelegd. Cidin stelt dat zij eerst op 27 januari 2021 te weten is gekomen dat op haar bankrekening beslag was gelegd en vervolgens met het vonnis bekend raakte. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Cidin verwezen naar het door haar overgelegde overzicht van de door haar op die dag gepleegde telefoongesprekken met de bank in kwestie en de gemachtigde van [geopposeerde]. Omdat het op die dag niet mogelijk was om “online” transacties te verrichten, heeft zij de bank gebeld, en nadat ze in kennis werd gesteld van het gelegde beslag, de gemachtigde van [geopposeerde], waardoor zij bekend raakte met het vonnis, aldus Cidin.

3.4

Naar het oordeel van het gerecht heeft Cidin de stelling van [geopposeerde] dat Cidin op 15 januari 2021 bekend is geraakt met het vonnis gemotiveerd betwist. Gelet hierop had het naar het oordeel van het gerecht op de weg van [geopposeerde] gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen. Dat heeft [geopposeerde] nagelaten. [geopposeerde] heeft weliswaar verwezen naar de in het verzetschrift ingenomen stelling van Cidin, maar naar het oordeel van het gerecht is de enkele verwijzing daarnaar onvoldoende. Op grond van het voorgaande is het gerecht dan ook van oordeel dat de stelling van [geopposeerde] voldoende (feitelijke) grondslag mist. Die stelling zal daarom gepasseerd worden.

3.5

Voorts is gesteld noch gebleken dat het vonnis of enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan Cidin in persoon is aangezegd dan wel dat Cidin enige daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem voor 27 januari 2021 bekend waren. Het bovenstaande leidt voorshands tot de conclusie dat Cidin ontvankelijk is in het verzet.

3.6

Ter onderbouwing van zijn vordering tot doorbetaling van het loon en wedertewerkstelling heeft [geopposeerde] gesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog altijd bestaat, en wel om de volgende redenen. Partijen zijn een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. Nu er geen sprake is van de daartoe vereiste dringende reden, nu [geopposeerde] niet met een beëindiging van het dienstverband heeft ingestemd en nu de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek geen toestemming heeft verleend om [geopposeerde] te ontslaan, is [geopposeerde] nog altijd in dienst van Cidin. Cidin heeft die stelling van [geopposeerde] weersproken, daartoe stellende dat tussen partijen, in verband met de uitvoering van het project, een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft bestaan. Nu het project is afgerond, is de arbeidsovereenkomst tussen partijen van rechtswege tot een einde gekomen. Aan [geopposeerde] is daarnaast een bedrag van Afl. 2.500,-- uitbetaald, teneinde de arbeidsrechtelijke kwesties tussen partijen te regelen. [geopposeerde] is daarmee akkoord gegaan.

3.7

Ingevolge artikel 7A:1613x van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk aangegaan. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst tussen Cidin en [geopposeerde] niet schriftelijk is aangegaan en derhalve niet voldoet aan het vereiste voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dit betekent dat de regels inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, ingevolge artikel 7A:1613x derde lid, op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn.

3.8

Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Landsverordening be ëindiging arbeidsovereenkomst (hierna: de Landsverordening) is het de werkgever verboden de arbeidsovereenkomst te beëindigen zonder toestemming van de Directeur. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, geldt het verbod, bedoeld in het eerste lid, niet indien de beëindiging geschiedt om een dringende aan de werknemer of de werkgever onverwijld medegedeelde reden. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, geldt bedoeld verbod niet indien de beëindiging geschiedt met wederzijds goedvinden.

3.9

Uit de stellingen van Cidin leidt het gerecht af dat zij bedoeld heeft te stellen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen hoe dan ook tot een einde is gekomen, omdat [geopposeerde] uiteindelijk met de beëindiging van het dienstverband heeft ingestemd. Aan [geopposeerde] is ter genoegdoening een bedrag van Afl. 2.500,-- uitbetaald en daarmee zou de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden zijn geëindigd. Cidin heeft in dat verband verwezen naar het door haar overgelegd en door [geopposeerde] ondertekend bewijs van betaling van 27 juli 2020, waarop onder meer vermeld staat: ,,Finish work in proyect Embassy”.

3.10 [

geopposeerde] heeft erkend bovengenoemd bedrag in ontvangst te hebben genomen, maar heeft daarbij betwist dat bedoeld bedrag ter beëindiging van het dienstverband bedoeld was. Het bedrag heeft [geopposeerde] in het kader van loonsubsidie ontvangen, net als het bedrag van Afl. 1.200,-- dat in de maand mei 2020 aan [geopposeerde] is uitbetaald. [geopposeerde] is nimmer akkoord gegaan met beëindiging van de arbeidsovereenkomst, aldus [geopposeerde].

3.11

Anders dan Cidin is het gerecht voorshands van oordeel dat uit het door Cidin overgelegd bewijs van betaling niet volgt dat [geopposeerde] heeft ingestemd met een beëindiging van het dienstverband, simpelweg omdat op bedoeld betalingsbewijs geschreven staat ,,Finish work in proyect Embassy”. Het gerecht ziet in het licht van de betekenis van die woorden en het gemotiveerd gevoerd verweer van [geopposeerde] ter zake geen grond om voorshands aannemelijk te oordelen dat daarmee werd bedoeld dat [geopposeerde] akkoord is gegaan met beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Nu verder nergens uit blijkt dat het dienstverband met wederzijds goedvinden tot een einde is gekomen is het gerecht van oordeel dat aan de stelling van Cidin voorbij dient te worden gegaan.

3.12

Nu verder niet is gebleken dat in dit geval toestemming is verleend door de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en nu niet is gebleken dat zich dringende redenen hebben voorgedaan, is het gerecht voorshands van oordeel dat er geen sprake is van een rechtsgeldige beëindiging van het dienstverband. Dit betekent naar het voorlopige oordeel van het gerecht dat [geopposeerde] nog altijd in dienst is van Cidin.

3.13

Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat in zoverre geen grond bestaat voor gegrondverklaring van het verzet en vernietiging van het vonnis ten aanzien van de toegewezen doorbetaling van het loon.

3.14

Ten aanzien van de in het oorspronkelijk verzoekschrift verzochte wedertewerkstelling overweegt het gerecht als volgt. Cidin heeft onbetwist gesteld dat het project waarvoor [geopposeerde] in dienst is genomen afgerond is en dat zij op dit moment – vanwege de gevolgen van de coronapandemie – geen ander werk beschikbaar heeft. Verder is gesteld noch gebleken dat op korte termijn werk beschikbaar komt. De vordering is in zoverre niet toewijsbaar, zodat het vonnis in zoverre zal worden vernietigd.

3.15

Cidin heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met opheffing van het door [geopposeerde] gelegde beslag. Zij heeft hiertoe evenwel geen reconventionele vordering ingesteld. Daarom bestaat in deze procedure geen grondslag voor een beslissing hieromtrent, nog daargelaten dat Cidin ter zake geen nadere toelichting heeft gegeven.

3.16

Cidin zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in oppositie, die tot aan deze uitspraak worden begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde.

4 DE BESLISSING

Het gerecht in kort geding:

4.1

vernietigt het vonnis van 2 december 2020 (AUA202002658) waarvan verzet, voor zover daarbij Cidin tot wedertewerkstelling van [geopposeerde] is geboden,

en opnieuw rechtdoende:

4.2

wijst af de vordering van [geopposeerde] tot wedertewerkstelling;

4.3

bevestigt het vonnis voor het overige;

4.4

veroordeelt Cidin in de kosten in oppositie, gevallen aan de zijde van [geopposeerde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;

4.5

verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Datum uitspraak: 17 maart 2021

Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Zaaknummer: K.G. nr. AUA202100300

Inhoudsindicatie: Kort Geding. Opposant is ontvankelijk in het verzet. Ten aanzien van de toegewezen doorbetaling van het loon bestaat geen grond voor gegrondverklaring van het verzet en vernietiging van het vonnis waarvan verzet.

Formele relaties (optioneel):

Rechtsgebieden: Civiel

Rechter: mr. JM.E.B. de Haseth.

Bijzondere kenmerken:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature