Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Inschrijving van een buitenlands huwelijk in het bevolkingsregister - Het gerecht is het dan ook met verweerder eens dat de vragen waarop betrokkenen een tegenstrijdig antwoord hebben gegeven, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat sprake is van een schijnhuwelijk.

Uitspraak



Uitspraak van 14 december 2020

Lar nr. AUA201904004

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de

Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

domicilie kiezend in Aruba op het kantoor van de gemachtigde,

APPELLANT,

gemachtigde: J.J.C. Odor, LL.M.,

gericht tegen:

het Hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister,

zetelend in Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen (DBSB).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 24 april 2019 heeft verweerder het verzoek van appellant en zijn echtgenote (hierna: betrokkenen) om hun op 21 augustus 2017 in Venezuela voltrokken huwelijk in te schrijven in het bevolkingsregister, afgewezen.

Tegen deze beschikking heeft appellant op 23 mei 2019 een bezwaarschrift ingediend.

Bij beslissing van 14 oktober 2019 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 4 november 2019 beroep ingesteld bij het gerecht.

Verweerder heeft op 7 januari 2020 een verweerschrift en op 31 januari 2020, 10 juni 2020 en 18 september 2020 schriftelijke reacties en nadere stukken ingediend.

Appellant heeft op 28 mei 2020, 10 juni 2020 en 21 september 2020 schriftelijke reacties en nadere stukken ingediend.

Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 21 september 2020, waar betrokkenen in persoon zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, en verweerder is vertegenwoordigd door de gemachtigde voornoemd.

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen 1.1

Aan de weigering om het huwelijk van betrokkenen te registreren heeft verweerder ten grondslag gelegd dat bedoeld huwelijk strijdig is met de openbare orde, omdat het niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, maar op het verkrijgen van toelating van appellant hier te lande. In de bestreden beslissing op bezwaar heeft verweerder daaraan toegevoegd dat betrokkenen geen enkel objectief bewijs van het bestaan van hun huwelijkse relatie hebben overgelegd, die tot een heroverweging zou moeten leiden. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

1.2

Appellant kan zich niet verenigen met de weigering van verweerder om zijn huwelijk met zijn echtgenote in te schrijven in het bevolkingsregister, en heeft zich daarbij - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de door verweerder aangevoerde gronden de beslissing niet kunnen dragen en dat de bestreden beslissing in strijd is met de in artikelen 8 en 14 van de Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vervatte eerbiediging c.q. bescherming van zijn recht op family life. Volgens appellant zijn de door hem en zijn echtgenote tegenstrijdig gegeven verklaringen eenvoudig te verklaren: in sommige gevallen is sprake van een menselijke fout, in andere gevallen betreft het misvattingen die te wijten zijn aan cultuurverschillen, dan wel hebben betrokkenen zich vergist in data en adres. Het beroep strekt – naar het gerecht begrijpt – tot vernietiging van de bestreden beslissing en bepaling dat het huwelijk van betrokkenen dient te worden geregistreerd in het bevolkingsregister.

Het geschil

2. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden heeft kunnen weigeren het huwelijk van betrokkenen in het bevolkingsregister in te schrijven. Bij de beantwoording neemt het gerecht het volgende in aanmerking.

Het wettelijk kader

3.1

Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op het aanleggen en bijhouden van het bevolkingsregister, worden de voorschriften omtrent het aanleggen, inrichten en bijhouden van bevolkingsregisters en het doen der daartoe vereiste opgaven aan hen, die met het aanhouden der bevolkingsregisters zijn belast, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.

3.2

Ingevolge artikel 22, negende lid, van het krachtens voormelde bepaling vastgestelde Landsbesluit bevolkingsregister wordt een gegeven omtrent een persoon niet ingeschreven, indien het hoofd van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van oordeel is dat dat gegeven in strijd is met de goede zeden of de openbare orde.

De feiten

4.1

Appellant, geboren op [geboortedatum] 1977 in Venezuela, van Venezolaanse nationaliteit, is op [huwelijksdatum] 2017 in Venezuela getrouwd met [de echtgenote], geboren op [geboortedatum] 1979 in Aruba, van Nederlandse nationaliteit.

4.2

Betrokkenen hebben op 24 april 2018 schriftelijk verzocht om hun huwelijk in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba.

4.3

Bij beschikking van 24 april 2019 heeft verweerder geweigerd om het huwelijk tussen betrokkenen in te schrijven wegens strijdigheid met de Arubaanse openbare orde. In die beschikking staat – voor zover hier van belang – het volgende:

“(…) In antwoord op uw verzoek tot inschrijving van het huwelijk tussen u beiden (…) bericht ik u als volgt:

Naar aanleiding van uw verzoek is door de DBSB een nader onderzoek verricht omtrent uw huwelijk.

Dit onderzoek heeft geleid tot sterke vermoedens dat het door u gesloten huwelijk strijdig is met de Arubaanse openbare orde, omdat het niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, maar op het verkrijgen van toelating hier te lande van [appellant]. (…)

Uit het ingestelde onderzoek komt het volgende naar voren:

X Dat u elkaar niet of nauwelijks lijkt te kennen

Er worden tegenstrijdige verklaringen afgelegd of verklaringen die niet overeenkomen met feiten, met betrekking tot:

* ontmoeting/relatie

- (…) v.w.b. hoe lang zij een relatie hadden voor hun huwelijk

- (…) v.w.b. waar hun eerste date was

- (…) v.w.b. elkaars leeftijd

* huwelijk/huwelijksaanvraag:

(…) v.w.b. verlovingsring. [De echtgenote] verklaart dat [appellant] haar een verlovingsring heeft gegeven, terwijl dhr. [appellant] verklaart van niet.

*werk:

(…) v.w.b. elkaars werkzaamheden

X De bedoeling om samen te wonen ontbreekt

Bij terugkeer in Aruba heeft [appellant] een ander verblijfsadres opgegeven dan het adres van [de echtgenote]

X Kennelijke haast om te trouwen

Volgens [de echtgenote] hadden zij minder dan 3 maanden een relatie voordat zij met elkaar zijn getrouwd, terwijl [appellant] aangeeft dat zij rond 6 maanden á 1 jaar een relatie hadden voordat zij [trouwden]

X Verblijfstitel

Dhr. [appellant] heeft momenteel geen verblijfstitel en heeft ook nooit een aangevraagd bij DIMAS.

(…)

Een huwelijk aangegaan met het oogmerk toelating te verkrijgen tot Aruba, is (…) in strijd is met de Arubaanse openbare orde. (…)”.

4.5

Bij bestreden beslissing op bezwaar van 14 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. In die beslissing staat – voor zover hier van belang – het volgende:

“(…) Gezien het feit dat de termijnen zoals vermeld in artikel 20, lid 1 Landsverordening LAR zijn verstreken en er tot op heden door de Bezwaaradviescommissie LAR geen advies is uitgebracht, deel ik u hierbij mee dat ik de eerdere beschikking d.d. 24 april 2019 - en de daarin vermelde redenen voor weigering van de inschrijving van uw huwelijk - handhaaf, nu noch in het bezwaarschrift, noch tijdens de behandeling van het bezwaar door de Bezwaaradviescommissie LAR, dusdanige nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd of naar voren zijn gekomen, die tot heroverweging van de besteden beschikking zouden moeten leiden. (…)

Ook is er verder geen enkel objectief bewijs van het bestaan van hun huwelijkse relatie overgelegd, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijke correspondentie, facturen, en bankafschriften en foto’s voorzien van datum (…), die naar het oordeel van DBSB tot een heroverweging van de bestreden beschikking zou moeten leiden. (…)”.

De beoordeling

5.1

Uit het resultaat van het met betrokkenen gehouden interview blijkt dat aan hen een aantal vragen is gesteld met betrekking tot onder meer hun relatie en huwelijk, en dat zij op verschillende van deze vragen antwoorden hebben gegeven die niet dezelfde strekking hebben. Dat deze onderzoeksresultaten niet voldoende objectief zijn, kan naar het oordeel van het gerecht niet worden staande gehouden. Dat het door verweerder verrichte onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd, is het gerecht evenmin gebleken.

5.2

De uitslag van het onderzoek wordt door appellant niet bestreden. Appellant heeft echter aangevoerd dat de discrepantie tussen zijn antwoorden en die van zijn echtgenote onder andere te maken heeft met hun subjectieve zienswijze ten aanzien van het begin van hun serieuze relatie, hun cultuurverschillen ten aanzien van verlovingsringen, een menselijke fout van de echtgenote wat betreft de opgave van het verkeerde geboortejaar en leeftijd van appellant, en een vergissing ontstaan uit gewoonte van appellant wat betreft de opgave van zijn adres.

Uit de nader door verweerder overgelegde stukken, met name de door betrokkenen zelf ingevulde vragenformulieren blijkt, dat de echtgenote opgaf dat appellant een jaar jonger was dan zij terwijl hij twee jaar ouder is, dat volgens de echtgenote hun relatie drie maanden voor hun huwelijk, dus in het jaar 2017, begon, terwijl appellant aangaf dat betrokkenen in september 2016 een relatie met elkaar aangingen, en dat de echtgenote verklaarde dat zij zowel een verlovingsring als een trouwring heeft gekregen, terwijl appellant verklaart dat hij alleen een trouwring heeft gekocht, en dat de echtgenote heeft verklaard dat betrokkenen samen de ringen hebben uitgezocht en dat appellant heeft betaald, terwijl appellant te kennen heeft gegeven dat alleen hij de ringen heeft uitgezocht en betaald.

5.3

Naar het oordeel van het gerecht is geen van de aangevoerde verklaringen afdoende voor de door betrokkenen afwijkende gegeven antwoorden. Immers, van echtgenoten mag worden verwacht dat zij minstens weten wat de leeftijd van de ander is, wanneer hun relatie is begonnen, wie de ringen heeft uitgezocht en hoeveel ringen de een voor de ander heeft gekocht. Het gerecht is het dan ook met verweerder eens dat de vragen waarop betrokkenen een tegenstrijdig antwoord hebben gegeven, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat sprake is van een schijnhuwelijk.

6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.

7. Voor een proceskostenveroordeling is geen wettelijke grondslag.

DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken ter zitting van maandag 14 december 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).

Het beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.

U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:

1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;

2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:

a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,

b. de dag van ondertekening,

c. waartegen u in hoger beroep komt,

d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature