U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Bij de vraag of plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is volgens vaste rechtspraak (vergelijk uitspraak van 20 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3895) van belang of de ambtenaar de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Het ligt op de weg van de ambtenaar aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend. De voorzieningenrechter overweegt in dit kader dat de onderzoeksgegevens toereikende grond bieden voor de overtuiging dat verzoeker de hem verweten gedragingen heeft begaan. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is, gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim alsmede de positie van verzoeker als directeur DTP, de disciplinaire maatregel van ontslag niet onevenredig aan de ernst van het plichtsverzuim. Wat verzoeker heeft aangevoerd over de grote (financiële) gevolgen van het ontslag leidt niet tot een ander oordeel. Terecht heeft verweerder het belang bij beëindiging van het dienstverband zwaarder laten wegen dan het belang van verzoeker bij voortzetting van het dienstverband.

Nu geen van de door verzoeker aangedragen gronden doel treft, komt het gerecht tot de conclusie dat het bezwaar van verzoeker in de bodemprocedure waarschijnlijk ongegrond zal worden verklaard. Voor het treffen van een voorziening bij voorraad bestaat daarom geen aanleiding. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

Uitspraak



Uitspraak van 4 november 2019

Gaza nr. AUA201903348

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in

artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,

VERZOEKER,

gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,

tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigden: mr. M.P. Jansen (DWJZ) en mr. X (Bureau minister).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 6 september 2018 no. 9, heeft verweerder besloten om verzoeker de disciplinaire straf van ontslag op te leggen en heeft verweerder bepaald dat deze straf wegens dienstbelang onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd. Tevens heeft verweerder besloten om voor zover voornoemde ontslaggrond komt te vervallen, aan verzoeker eervol ontslag te verlenen met ingang van vijf dagen na dagtekening van het landsbesluit.

Tegen dit besluit heeft verzoeker op 27 september 2019 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.

Tevens heeft hij zich tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad.

Het gerecht heeft het verzoek in raadkamer behandeld op 21 oktober 2019. Verzoeker is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd en [X], werkzaam bij het Bureau van de minister van Transport, Communicatie en Primaire Sector (de minister).

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1

Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.

Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 van de La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.

1.2

Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.

Ingevolge het tweede lid dient de ambtenaar de door de betrokken minister voor zijn werkzaamheid of zijn gedrag vastgestelde voorschriften na te komen.

1.3

Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.

Het tweede lid bepaalt dat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift omvat als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Ingevolge het derde sluit een strafvervolging wegens een feit dat mede een plichtsverzuim inhoudt, een disciplinaire strafoplegging wegens datzelfde feit niet uit.

1.4

In artikel 83, eerste lid, onderdeel i, van de Lma is bepaald dat een van de disciplinaire straffen die kan worden toegepast, ontslag is.

1.5

Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Lma wordt de straf, behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer gelegd, zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij onmiddellijke tenuitvoerlegging naar het oordeel van de tot straffen bevoegden door het dienstbelang wordt gevorderd.

1.6

Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Lma kan, buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van:

a. (…);

(…)

f. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;

(…).

1.7

Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening personenvervoer (Lvpv) geschiedt de aanvraag om een vergunning schriftelijk bij de minister van Vervoer en Communicatie en bevat tenminste de navolgende gegevens:

a. naam en voorna(a)m(en), geboortedatum, geboorteplaats, adres en nationaliteit van de aanvrager;

b. ingeval de aanvrager een rechtspersoon is: de juridische vorm, naam en zetel van de rechtspersoon, alsmede de namen en voornamen, geboortedata, geboorteplaatsen, adressen en nationaliteiten van de bestuursleden;

c. een opgave van het (de) motorrijtuig(en) waarover de aanvrager beschikt of denkt te kunnen beschikken, onder vermelding van het aantal personen voor het vervoer waarvan dit (deze) is (zijn) ingericht;

d. welke vergunning de aanvrager wenst met vermelding, indien een kleine- of een grote-autobusvergunning wordt verlangd, van de trajecten waarop hij de autobusdienst wenst uit te oefenen, en van de dienstregeling(en) of, zo dit niet volgens een dienstregeling zal geschieden, van de tijdstippen waarop de dienst dagelijks zal worden aangevangen en beëindigd.

1.8

Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Lvpv kan in geval van overlijden van de vergunninghouder of van ernstige gezondheidsredenen, waardoor de vergunninghouder naar het oordeel van een door de minister van Toerisme en Transport aan te wijzen geneeskundige in de blijvende onmogelijkheid verkeert om de vergunning te exploiteren de minister van Vervoer en Communicatie de vergunning, indien deze noodzakelijk is voor het levensonderhoud van het gezin waarvoor de vergunninghouder kostwinner of medekostwinner was, op een daartoe strekkend verzoek overschrijven op naam van een lid van het gezin.

1.9

Ingevolge artikel 17, eerste lid van de Lvpv vervalt de vergunning van rechtswege:

a. bij het overlijden van de vergunninghouder, behoudens het bepaalde in het tweede lid;

b. indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 7, eerste of tweede lid, gestelde eisen.

Ingevolge het tweede lid, kan in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de minister van Vervoer en Communicatie de vergunning op een daartoe strekkend verzoek nog gedurende ten hoogste drie maanden ten behoeve van één of meer leden van het gezin waarvoor de vergunninghouder kostwinner of medekostwinner was, van kracht doen blijven.

De feiten

2.1

Verzoeker is ambtenaar en bekleedt de functie van directeur van Departamento Transporte Publico (DTP).

2.2

Bij brief van 14 februari 2018 van de minister is aan verzoeker voor de duur van zes weken de toegang tot het gebouw van de DTP ontzegd in verband met een intern onderzoek aangaande indicaties van onregelmatigheden binnen DTP.

2.3

Bij brief van 28 maart 2018 is de onder 2.2 genoemde toegangsontzegging met zes weken verlengd.

2.4

Bij brief van 8 mei 2018 heeft de minister verzoeker opgedragen om andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten dan welke hij als directeur van DTP gewoonlijk verricht. Aan verzoeker is opgedragen om tijdelijk - onder toezicht van de door verweerder benoemde leden van het managementteam - werkzaamheden als beleidsmedewerker van DTP te verrichten.

2.5

Bij brief van 26 september 2018 bericht verweerder verzoeker dat hij zich bij herhaling schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim en stelt hij verzoeker in de gelegenheid om zich ten aanzien van het verweten gedrag te verantwoorden. Verweerder schrijft onder anderen:

“Uit onderzoek is gebleken dat u, als directeur van Departamento Transporte Publico, de minister voorzien heeft van onwettig advies, waardoor de minister vergunningen heeft verleend aan personen zonder dat dat zij (op dat moment) daarvoor in aanmerking kwamen.

U heeft daarnaast nagelaten te bewaken over een behoorlijk proces waardoor bestanden van verschillende vergunningshouders onvolledig zijn. Voorts heeft u niet opgetreden bij de constatering van ongeregeldheden (gebrek aan stukken in de respectievelijke fasen van een verzoek voor een vergunning).

Naar aanleiding van het onderzoek wordt geconstateerd dat bijna alle gevallen waar sprake is van onregelmatigheden, te maken hebben met een overschrijving van een vergunning die via intrekking en toekenning daarvan werden volbracht. Vanwege uw handelen is er in strijd gehandeld met artikel 15, 18 en 32 van de Landsverordening Personenvervoer.

(…)”

2.6

Bij brief van 5 oktober 2018 heeft verzoeker zich ten aanzien van de verweten gedraging verantwoord. De gemachtigde van verzoeker schrijft onder anderen:

“(…)

Alvorens in te gaan op de verwijten wenst cliënt aandacht te vragen voor het feit dat hij nimmer in het kader van enig onderzoek is gehoord, niet de mogelijkheid heeft gehad om gebruik te maken van stukken die zich thans onder de DTP bevinden om zich ter zake deze verwijten te verantwoorden en behalve de in uw schrijven benoemde conclusies niet bekend is met het onderzoek zelf. Een rapport en nadere onderbouwing heeft hij immers slechts in het kader van een andere procedure mogen ontvangen.

Alvorens in te gaan op individuele gevallen, waarbij cliënt zoveel mogelijk zijn eigen geheugen dient te raadplegen, wenst cliënt duidelijk te maken dat het verlenen van vergunningen des minister is. De minister neemt de beslissing, ongeacht het advies van de directeur, en de directeur heeft maar uit te voeren. Het is voor cliënt dan ook als eerste de vraag waarom hem handelingen des minister worden verweten. Cliënt wenst op te merken dat het DTP-managementteam in zijn onderzoek conclusies trekt over aangelegenheden die het bevoegd gezag raakt. Cliënt is en namelijk van mening dat de desbetreffende minister, in dit geval Mike de Meza, heeft bepaald hoe hij aangelegenheden betreffende het DTP wil aanpakken. Dit is zijn prerogatief als bewindsman. Of cliënt al dan niet schriftelijk advies uitbrengt hangt af van de minister. Een toekenning of intrekking van een vergunning dat met hem is besproken hoeft niet per se met een schriftelijk advies van de directeur DTP worden afgehandeld. Als dusdanig is het bijvoorbeeld ook geschied met de toekenning van de [Kentekennummer] taxivergunning aan de heer [X] en ook voor de toekenning van de [Kentekennummer] vergunning aan de heer [X]. Hier heeft de minister op voorhand beslist dat deze openstaande taxivergunningen zouden worden toegekend aan de heren [X] en [X]. Deze beslissingen werden cliënt in een dienstbespreking met minister medegedeeld. Cliënt hoefde hierover geen adviezen uit te brengen.

(…)”

2.7

Bij brief van 13 maart 2019 heeft de minister gereageerd op de onder 2.6 genoemde brief.

2.8

Bij bestreden landsbesluit van 6 september 2019 heeft verweerder besloten om verzoeker, met toepassing van artikel 83, lid 1 sub i van de Lma, de disciplinaire straf van ontslag op te leggen en heeft verweerder, met toepassing van artikel 85 lid 1 van de Lma, bepaald dat deze straf wegens dienstbelang onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd. Tevens heeft verweerder besloten, om voor zover voornoemde ontslaggrond komt te vervallen, verzoeker met ingang van vijf dagen na dagtekening van het landsbesluit aan verzoeker eervol ontslag te verlenen. Verweerder overweegt onder andere:

“(…)

dat uit het onderzoeksrapport van het managementteam van 17 mei 2018 blijkt dat;

- ten aanzien van de taxivergunning voor [Kentekennummer], alwaar [X] verzocht om intrekking en toekenning van zijn vergunning aan zijn hulpchauffeur [X], betrokkene nagelaten heeft te adviseren dat er geen wettelijke grondslag aanwezig is voor een vergunningsoverdracht zoals verzocht daar er geen sprake was van een gezinslid;

- vervolgens de voormalige minister, zonder dat hier een wettelijke grondslag voor was, de taxivergunning heeft overgedragen;

(…)

- [ X], weduwe van vergunninghouder [X], had verzocht om overschrijving van de taxivergunning voor [Kentekennummer] aan haar schoonzoon [X];

- op advies van betrokkene de voormalig minister de vergunning heeft overgeschreven terwijl [X] geen lid was van het gezin conform artikel 15 Landsverordening personenvervoer;

- J. Penja vanwege ziekte heeft verzocht om een vergunningsoverdracht aan [X] die ook geen lid is van het gezin;

- [ X], na overlijden van [X], om hetzelfde verzocht en de vergunning werd overgedragen aan [X] die geen lid is van het gezin en die zelf geen aanvraag om een taxivergunning had ingediend;

- er geen grondslag bestond om een taxivergunning aan [X] of [X] te verlenen;

- betrokkene voorts verkeerde informatie heeft aangehaald door te vermelden dat [X] een verzoek had ingediend terwijl dit niet zo was;

- betrokkene willens en wetens de voormalige minister de taxivergunning voor [Kentekennummer] heeft laten doen overdragen zonder dat hier rechtsgronden voor aanwezig waren;

(…)

- N. van der Linde verzocht om zijn taxivergunning voor [Kentekennummer] over te schrijven aan [X] onder de voorwaarde dat als dat niet mogelijk was hij zelf de vergunning zou blijven exploiteren;

- betrokkene positief adviseerde ten aanzien van de intrekking en overschrijving;

- op dezelfde dag betrokkene voorts adviseerde om de taxivergunning voor [Kentekennummer] toe te kennen aan [X], de broer van het waarnemend hoofd van de afdeling vergunningen, zonder dat [X] ooit een aanvraag had ingediend of gezinslid was van [X];

- [ X] als verdachte opgesloten bleek te zijn;

- de naam van [X] op de reeds opgemaakte ministeriele beschikking werd gewijzigd naar [X] terwijl uit onderzoek blijkt dat pas op een later tijdstip de achternaam van [X] is gewijzigd;

(…)”

2.9

Bij brief van 16 oktober 2019 verklaart de voormalig minister van Transport onder andere:

“(…)

Afgifte van vergunningen was toentertijd gebaseerd op het besluit van de minister na het al dan niet (schriftelijk) inwinnen van advies van de directeur DTP. Adviezen werden niet altijd schriftelijk afgegeven of verzocht. Besluiten inzake vergunningen werden tijdens de reguliere overleggen tussen de minister en de directeur medegedeeld en met de Directeur besproken alvorens tot afgifte werd overgegaan. Vergunningen werden niet afgegeven dan nadat dit door de minister was goedgekeurd. Aan de Directeur DTP kwam althans toen geen zelfstandige bevoegdheid toe.

(…)”

De standpunten van partijen

3.1

Verzoeker verzoekt om het bestreden landsbesluit te schorsen en verweerder te bevelen om hem met ingang van 6 september 2019 op de gebruikelijke dagen en uren de bezoldiging te betalen en om verweerder te bevelen om hangende een beslissing op bezwaar geen andere directeur te benoemen. Aan zijn verzoek heeft verzoeker ten grondslag gelegd, dat het bestreden landsbesluit in bezwaar waarschijnlijk geen stand zal houden. Verzoeker is in het kader van het onderzoek nimmer gehoord danwel heeft verzoeker nimmer een kopie van de resultaten mogen ontvangen om zich deugdelijk te kunnen verantwoorden. Het is de minister die de beslissingen neemt, ongeacht het advies van de directeur. De directeur heeft maar uit te voeren. Tijdens overleg met de minister werden de vergunningen besproken, Alle beslissingen zijn genomen conform instructies van de voormalige minister. Verzoeker meent dat er sprake is van een politieke vendetta. Of verzoeker al dan niet schriftelijk advies uitbrengt, hangt onder andere af van de minister, zijnde het bevoegde gezag. Het beleid waarnaar verweerder verwijst is ingetrokken. Door voormalige ministers werd geen strikt gevolg gegeven aan artikel 15 van de Lvpv. Verzoeker is ruim 35 jaar in dienst van het Land en bereikt op 16 december 2021 de pensioengerechtigde leeftijd. Omdat verweerder het landsbesluit onmiddellijk ten uitvoer zal leggen, zal verzoeker hangende bezwaar zonder inkomen komen te zitten. Verzoeker heeft geen andere bron van inkomsten. Een voorziening is noodzakelijk ter voorkoming van een onevenredig nadeel.

3.2

Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Verzoeker heeft geen duidelijkheid verschaft over zijn vermogenspositie. Tevens is verweerder de mening toegedaan dat verzoeker veelvuldig en systematisch in strijd met de Lvpv heeft gehandeld bij het toekennen, intrekken en overschrijven van taxivergunningen. De stelling dat “de minister beslist” kan verzoeker niet baten. Verzoeker heeft een adviserende rol richting de minister. Deze adviserende rol is ook omschreven in de taakomschrijving van directeur DTP. De commissie personenvervoer is nooit in het leven geroepen. De directeur heeft de plaats ingenomen van de commissie. Hij is belast met de adviserende taak.

De beoordeling

4.1

Een verzoek om een voorziening bij voorraad kan worden toegewezen als redelijkerwijs kan worden betwijfeld of de bestreden beschikking in de bodemprocedure in stand zal blijven.

4.2

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker voldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorziening bij voorraad omdat hij sinds september 2019 geen inkomsten meer heeft en hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren.

5.1

Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven, is volgens vaste rechtspraak (vergelijk uitspraak van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997) noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.

5.2

Aan verzoeker wordt verweten dat hij als directeur DTP de minister van onwettig advies heeft voorzien waardoor er vergunningen zijn verleend aan personen die daarvoor niet in aanmerking kwamen, nagelaten heeft een behoorlijk proces te bewaken waardoor bestanden van verschillende vergunninghouders onvolledig zijn en dat hij niet heeft opgetreden bij het constateren van ongeregeldheden (gebrek aan stukken in de respectievelijke fasen van een verzoek voor een vergunning). Met betrekking tot de vraag of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

5.3

Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker, in het kader van zijn functie, een adviserende taak heeft richting de minister met betrekking tot transportvergunningen ingevolge de Lvpv. Tussen partijen is verder niet in geschil dat er tussen verzoeker en de voormalige minister regulier overleg was ten aanzien van de af te geven vergunningen. Met betrekking tot enige vergunningverstrekkingen overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Vergunning [Kentekennummer]

6.1

Tussen partijen is niet in geschil dat de vergunninghouder [X] heeft verzocht om intrekking van zijn vergunning wegens medische redenen en om toekenning hiervan aan de hulpchauffeur [X]. Tussen partijen is ook niet in geschil dat [X] geen lid is van het gezin van [X]. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de voormalig minister als kanttekening op het verzoek heeft genoteerd: “mijnerzijds geen bezwaar, gaarne uw medewerking voor het nodige”. Verzoeker heeft geen advies uitgebracht maar heeft de voormalige minister een ministeriële beschikking aangeboden ter intrekking van [Kentekennummer] en gelijktijdige toekenning van de vergunning [Kentekennummer] aan [X].

Vergunning [Kentekennummer]

6.2

De vergunninghouder [X] is op 18 september 2016 overleden. De weduwe van de vergunninghouder verzoekt op 18 november 2016 om de vergunning over te dragen aan haar schoonzoon [X]. Op 23 januari 2017 adviseerde verzoeker tot toekenning van de vergunning aan [X], terwijl deze geen lid is van het gezin.

Vergunning [Kentekennummer]

6.3

Tussen partijen is niet in geschil dat de vergunninghouder Van der Linde heeft verzocht om intrekking van zijn vergunning wegens medische redenen/ouderdom en om toekenning hiervan aan de hulpchauffeur [X]. Tussen partijen is niet in geschil dat de vergunning niet aan [X] is overgedragen maar aan [X]. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat Quant/Lampe nooit een aanvraag heeft ingediend om in aanmerking te komen voor een taxivergunning. Dit wordt door verzoeker niet weersproken.

6.4

De voorzieningenrechter overweegt dat uit het onderzoeksrapport - waaronder de hiervoor genoemde gevallen - blijkt dat er vergunningen zijn overgeschreven in strijd met artikel 15, tweede lid van de Lvpv (zie 1.8) en artikel 17, tweede lid van de Lvpv (zie 1.9) alsmede dat er vergunningen zijn afgegeven aan personen die hiertoe geen aanvraag hebben ingediend (zie 1.7). De voorzieningenrechter is van oordeel dat de onderzoeksgegevens deugdelijk zijn vastgesteld.

6.5

Bij de vraag of plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is volgens vaste rechtspraak (vergelijk uitspraak van 20 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3895) van belang of de ambtenaar de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Het ligt op de weg van de ambtenaar aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend. De voorzieningenrechter overweegt in dit kader dat de onderzoeksgegevens toereikende grond bieden voor de overtuiging dat verzoeker de hem verweten gedragingen heeft begaan. Verzoeker heeft namelijk een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn adviserende taak richting de minister. Dat de minister uiteindelijk beslist over het toekennen en intrekken van vergunningen, doet daaraan niet af. Uit de stukken blijkt dat verzoeker adviezen heeft uitgebracht die strijdig zijn met de wettelijke regeling en dat verzoeker zich in andere gevallen niet heeft verzet tegen het in strijd met de wet afgeven van de vergunningen. Van een directeur mag worden verwacht dat hij de noodzaak inziet om bepaalde zaken transparant te maken en te houden.

6.6

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is, gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim alsmede de positie van verzoeker als directeur DTP, de disciplinaire maatregel van ontslag niet onevenredig aan de ernst van het plichtsverzuim. Wat verzoeker heeft aangevoerd over de grote (financiële) gevolgen van het ontslag leidt niet tot een ander oordeel. Terecht heeft verweerder het belang bij beëindiging van het dienstverband zwaarder laten wegen dan het belang van verzoeker bij voortzetting van het dienstverband.

7. Nu geen van de door verzoeker aangedragen gronden doel treft, komt het gerecht tot de conclusie dat het bezwaar van verzoeker in de bodemprocedure waarschijnlijk ongegrond zal worden verklaard. Voor het treffen van een voorziening bij voorraad bestaat daarom geen aanleiding. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

wijst het verzoek af.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken in raadkamer op maandag, 4 november 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingevolge het bepaalde in artikel 94, lid 4, Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature