Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Arubaanse strafzaak. Verdachte van 14 jaar oud veroordeeld voor het medeplegen van doodslag, het medeplegen van een poging tot doodslag, meermalen gepleegd, medeplegen van verboden vuurwapenbezit, mishandeling en vernieling. De rechter gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen ondersteund door advies van psycholoog en psychiater. Vordering tot schadevergoeding toegewezen met schadevergoedingsmaatregel.

Uitspraak



Parketnummers: P-2018/08673 en P-2017/09784

Zaaknummers: 629 van 2018 en 146 van 2019

Uitspraak: 12 april 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],

wonende in Aruba, [woonplaats],

thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadslieden, mr. A.S. Kock in de zaak met parketnummer P-2018/08673 en mr. J.F.M. Zara in de zaak met parketnummer P-2017/09784, advocaten in Aruba.

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de zaak met parketnummer P-2017/09784 heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.

De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 in de zaak met parketnummer P-2018/08673 en het onder 1, onder 2 primair en onder 3 in de zaak met parketnummer P-2017/09784 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot de oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

De raadsman mr. Kock heeft in de zaak P-2018/08673 verweer gevoerd en vrijspraak bepleit.

De raadsman mr. Zara heeft verweer gevoerd en bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde in de zaak P-2017/09784.

Tenlastelegging

Zaak met parketnummer P-2018/08673:

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:

1. dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en

in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] afgevuurd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;

(artikel 2:262 jo artikel 1:123, althans artikel 2:259 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen

dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben hij/zij toen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] afgevuurd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, bij en/of tot het plegen van voormeld misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door tegen/aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] te zeggen/vertellen dat eerder op/in die nacht door Pompelontje, bendelid van Rancho, op haar is geschoten;

althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen

dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba openlijk op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op de Avenida Alo Tromp, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het met een pistool, in elk geval een vuurwapen, afvuren van een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1];

2. dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:262 jo artikel 1:119 jo artikel 1:123, althans artikel 2:259 jo artikel 1:119 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen

dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij en/of tot het plegen van voormeld misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door tegen /aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] te zeggen/vertellen dat eerder op/in die nacht door Pompelontje, bendelid van Rancho, op haar is geschoten;

althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen

dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba openlijk op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op de Avenida Alo Tromp, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (of meer) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het met een pistool, in elk geval een vuurwapen, afvuren van een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5];

3. dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een pistool en/of een (of meer) (scherpe) patro(o)n(en), in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad;

(artikel 3 van de Vuurwapenverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht )

In de zaak met parketnummer P-2017/09784:

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1. zij op of omstreeks 3 oktober 2017 in Aruba, [slachtoffer 6] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, met haar vuisten tegen het hoofd en/of het gezicht te slaan.

(artikel 2:273 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht )

2. zij op of omstreeks 3 oktober 2017 in Aruba ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 7] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een steen tegen het hoofd van [slachtoffer 7] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(artikel 2:275 lid 1 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)

althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen

zij op of omstreeks 3 oktober 2017 in Aruba [slachtoffer 7] heeft mishandeld met een wapen, te weten een steen, zijnde een wapen als bedoeld bij artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk met een steen tegen het hoofd van die [slachtoffer 7] gegooid;

(artikel 2:273 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht )

althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen

zij op omstreeks 3 oktober 2017 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer 7] heeft mishandeld door een steen tegen het hoofd van die Boekhoudt te gooien.

(artikel 2:273 lid 1 jo. Artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

3. zij op of omstreeks 3 oktober 2017 in Aruba opzettelijk en wederrechtelijk een blouse en/of de achterruit van een auto (van het merk Mitsubishi , type Lancer), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader, te weten aan [slachtoffer 7] en/of [benadeelde partij 1] toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

(artikel 2:334 van het Wetboek van Strafrecht )

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak van feiten 1 primair, impliciet primair (voorbedachte raad) en 2 primair, impliciet primair (voorbedachte raad) in de zaak met parketnummer P-2018/08673

Anders dan de officier van justitie en met de raadsman is het Gerecht van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat zij moet worden vrijgesproken van moord, zoals onder feiten 1 en 2 primair, impliciet primair is ten laste gelegd. Ter toelichting dient het volgende.

Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, NJ 2014/156) volgt het volgende kader voor de beoordeling of voorbedachte raad al dan niet bewezen is.

Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.

Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.

De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven (vgl. het overleg en nadenken dat in de wetsgeschiedenis is geplaatst tegenover de ogenblikkelijke gemoedsopwelling). Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.

De officier van justitie heeft een aantal feiten en omstandigheden aangevoerd die er volgens haar op wijzen dat de verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad. Volgens de officier van justitie werd de verdachte eerder die nacht beschoten. De verdachte en de medeverdachten zijn vervolgens allemaal in auto gestapt en ze zijn, terwijl ze allen wisten dat er een vuurwapen in de auto aanwezig was, naar Rancho gereden. Nadat zij leden van de Rancho bende voor een huis in de Ranchostraat hadden gezien, zijn zij nog een keer langsgereden. Toen is de medeverdachte [medeverdachte 4] opgehitst om te schieten en heeft zij geschoten.

Er is sprake van omstandigheden die erop zouden kunnen wijzen dat de verdachte tijd heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad. De verdachte is samen met de medeverdachten in een auto gestapt, terwijl iedereen wist dat er een vuurwapen aanwezig was, en ze zijn vervolgens rond gaan rijden en in de buurt Rancho terecht gekomen. Iedereen was er van op de hoogte dat eerder die nacht de verdachte was beschoten en zij gingen er vanuit dat degene die dit had gedaan behoorde tot de bende van Rancho. Het gerecht acht evenwel contra-indicaties aanwezig waaraan een zwaarder gewicht toegekend dient te worden. Vooraleerst is niet komen vast te staan dat de verdachte en haar medeverdachten doelbewust naar Rancho zijn gereden om leden van de bende van Rancho te gaan beschieten. Uit verschillende verklaringen volgt dat zij die avond onder invloed van alcohol en drugs op stap waren en dat zij op een gegeven moment samen in de auto zijn gestapt en eerst naar nachtclubs zijn gereden. Er werden die nacht verdovende middelen gebruikt en er werd veel gedronken. Dat er van tevoren werd besloten om in Rancho te gaan schieten volgt niet uit het dossier, terwijl evenmin uit de hiervoor door de officier van justitie genoemde omstandigheden zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte en haar medeverdachten voornemens waren die nacht op de mensen voor de woning te Rancho te gaan schieten. Bovendien heeft de medeverdachte [medeverdachte 4] vlak voor het schieten tot tweemaal toe in de auto aan de anderen gevraagd of zij moest schieten. Volgens haar hebben de verdachte en twee medeverdachten bevestigend geantwoord en haar opgehitst, waarna zij heeft geschoten op de slachtoffers die voor een huis stonden dan wel zaten. Hiermee is aannemelijk geworden dat de verdachte en de medeverdachten in een korte tijdspanne hebben besloten tot schieten over te gaan, hetgeen een zwaarwegende contra-indicatie is voor het aannemen voorbedachte raad. De verdachte zal dan ook vrijgesproken worden van de haar ten laste gelegde moord en pogingen tot moord.

Vrijspraak van feit 2 in de zaak met parketnummer P-2017/09784

Anders dan de officier van justitie en met de raadsman is het Gerecht van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, zodat zij moet worden vrijgesproken van feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair. Ter toelichting dient het volgende.

Uit het dossier volgt dat de verdachte tijdens een ruzie met aangevers [slachtoffer 6] en [benadeelde partij 1] twee stenen heeft gepakt en deze tegen de auto van de auto van [benadeelde partij 1] heeft gegooid, waarbij één van die stenen door de achterruit en rakelings over het hoofd van de tweejarige zoon van aangeefster [slachtoffer 6], die op de achterbank in de auto zat, is gegaan en waarbij hij volgens aangeefster [slachtoffer 6] een schaafwond heeft opgelopen. De auto had getinte ruiten. De verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat het kind in de auto zat.

Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte de bedoeling heeft gehad om het tweejarige zoontje van aangeefster [slachtoffer 6] te mishandelen. Dat de verdachte wist of kon zien dat er iemand in de auto zat is niet komen vast te staan. Het gerecht is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat uit voornoemde feiten en omstandigheden evenmin geconcludeerd kan worden dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er iemand in de auto zou zitten die door het gooien met de steen verwond zou kunnen worden. Het gerecht is derhalve van oordeel dat voorwaardelijk opzet evenmin bewezen is, zodat de verdachte van dit feit vrijgesproken dient te worden.

Bewezenverklaring

Zaak met parketnummer P-2018/08673:

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, impliciet subsidiair, onder 2 primair, impliciet subsidiair, en onder 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:

1. dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en

in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] afgevuurd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;

2. dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

3. dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een pistool en/of een (of meer) (scherpe) patro(o)n(en), in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad;

Zaak met parketnummer P-2017/09784:

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:

1. zij op of omstreeks 3 oktober 2017 in Aruba, [slachtoffer 6] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, met haar vuisten tegen het hoofd en/of het gezicht te slaan.

3. zij op of omstreeks 3 oktober 2017 in Aruba opzettelijk en wederrechtelijk een blouse en/of de achterruit van een auto (van het merk Mitsubishi, type Lancer), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader, te weten aan [slachtoffer 6] en/of [benadeelde partij 1] toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

Bewijsoverwegingen in de zaak met parketnummer P-2018/08673

De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte van het onder 1 primair, impliciet subsidiair, (medeplegen van doodslag) en onder 2 primair, impliciet subsidiair, (medeplegen van poging tot doodslag) tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking voor het plegen van de tenlastegelegde feiten, dat de verdachte niet het opzet heeft gehad om slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te doden en dat er vraagtekens gesteld dienen te worden bij het causaal verband tussen het schieten op slachtoffer [slachtoffer 1] en de daarna ingetreden dood. Voor wat betreft dit laatste heeft de raadsman aangevoerd dat het leven van [slachtoffer 1] gered had kunnen worden indien hij tijdig medische behandeling had gekregen.

De verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat er een vuurwapen in de auto aanwezig was. Zij heeft voorts verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 4] in de auto aan iedereen vroeg of zij moest schieten en dat niemand haar had geantwoord. Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte 4] toch geschoten.

Het Gerecht overweegt als volgt.

Medeplegen

Vooropgesteld moet worden dat voor medeplegen van een strafbaar feit in de zin van artikel 1:123, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba is vereist dat de verdachte daartoe met een of meer andere personen nauw en bewust samenwerkt. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verschillende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomst. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.

Op grond van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.

In de nacht van 18 augustus 2018 is op een auto waarin de verdachte op dat moment reed geschoten. De verdachte heeft verklaard dat zij heeft gezien dat degene die had geschoten een zekere Pompolonchi was, die lid is van de bende van Rancho. De verdachte is later die nacht met de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] gestapt en zij zijn gaan rondrijden. De medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en de verdachte gingen ervan uit dat de verdachte eerder in de nacht werd beschoten door die Pompelonchi, aangezien de verdachte dit had verteld, en tevens wisten zij dat er een vuurwapen in de auto aanwezig was. Aan de hand van de verschillende voor het bewijs gebruikte verklaringen van de medeverdachten, die het Gerecht voor zover voor het bewijs gebezigd betrouwbaar acht, acht het gerecht de verklaring van de verdachte dat zij niet wist dat er een vuurwapen in de auto was niet geloofwaardig. Op een gegeven moment is medeverdachte [medeverdachte 1], de bestuurder van de auto, naar Rancho gereden. Daar werd een groep personen buiten een huis in de Ranchostraat gezien, waarna werd besloten om nog een keer langs te rijden. Toen de auto voor de tweede maal ter hoogte van de Ranchostraat aankwam, vroeg medeverdachte [medeverdachte 4] aan iedereen in de auto of zij moest schieten. Aan de hand van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] kan worden vastgesteld dat ook de verdachte op de vraag van medeverdachte [medeverdachte 4] of zij moest schieten, heeft geschreeuwd “tira, tira”, dan wel in ieder geval met “ja” bevestigend heeft beantwoord. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft dit tweemaal aan de groep gevraagd, waarna de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en ook de verdachte beide keren schreeuwden “tira, tira”, dan wel in ieder geval met “ja” bevestigend hebben geantwoord. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat zij door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de verdachte werd opgehitst. Het Gerecht ziet geen redenen om te twijfelen aan deze verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en acht de verklaringen van deze medeverdachten voor zover voor het bewijs gebezigd betrouwbaar. Het gerecht hecht daarom geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat zij niets heeft geantwoord. Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte 4] drie schoten op de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] afgevuurd, waarbij slachtoffer [slachtoffer 1], zo bleek achteraf, werd geraakt. Na het schieten is medeverdachte [medeverdachte 1], met de andere medeverdachten en de verdachte in de auto hard weggereden.

Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van het gerecht dat sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om medeplegen bewezen te achten. Door, zoals hiervoor weergegeven, medeverdachte [medeverdachte 1] op te hitsen om te schieten nadat die [medeverdachte 4] tweemaal aan de groep had gevraagd of zij moest schieten, heeft de verdachte een actieve bijdrage geleverd aan het besluit om te gaan schieten en is er sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering.

Voorwaardelijk opzet

Voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou kunnen komen te overlijden. Of sprake is van de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het (behoudens contra-indicaties) niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.

Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft de bewuste nacht met een vuurwapen vanuit de auto gericht driemaal op de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], die zich buiten voor een woning op de hoek van de Visstraat en de Ranchostraat bevonden, geschoten. Door tezamen en in vereniging met haar mededaders met een vuurwapen vanaf de plek waar de auto zich op dat moment bevond (op de Avenido Alo Tromp ter hoogte van de Visstraat) gericht drie schoten op deze personen af te lossen, waarbij slachtoffer [slachtoffer 1] in zijn geslachtsdeel werd geraakt, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze personen dodelijk geraakt zouden worden. Deze gedragingen moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het doden van die personen dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard, terwijl niet is gebleken van contra-indicaties die daaraan in de weg staan. Het gerecht is derhalve van oordeel dat voorwaardelijk opzet op de dood van de betreffende personen daarmee is bewezen.

Causaliteit

Het betoog van de raadsman strekt ertoe dat doordat geen medische behandeling heeft plaatsgevonden het oorzakelijk verband tussen de bewezenverklaarde handelingen van de verdachte en de dood van het slachtoffer is verbroken, zodat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.

Het slachtoffer [slachtoffer 1] is kort na het schietincident op zijn fiets van de plaats delict vertrokken en op 20 augustus 2018 rond het middaguur zonder teken van leven elders aangetroffen. Kort daarna werd de dood van het slachtoffer geconstateerd.

De arts-patholoog die autopsie heeft verricht op het lichaam van het slachtoffer heeft in zijn rapport het volgende geconcludeerd:

Er was van een enkelvoudige darmperforatie veroorzaakt door een ‘gun shot’ aan een oude lies- en scrotumbreuk, waarbij mede als gevolg van de perforatie de darminhoud vrijkwam in de herniazak en de buikholte via het kogelgat in de anulus inguinalis bereikte met als gevolg een gegeneraliseerde acute peritoneala infectie veroorzaakt door bacteriën. Door het lekken van de darmen komen er endotoxinen vrij waardoor cytokines worden geproduceerd die cellulaire en humorale cascades veroorzaken, wat resulteert in cellulaire schade, septische shock en meervoudige orgaandisfunctiesyndroom, dat zonder een juiste en snelle behandeling leidt tot beëindiging van het leven van de patiënt.

Aan de hand van de bevindingen en conclusies van de arts-patholoog kan naar het oordeel van het gerecht worden vastgesteld dat de dood van het slachtoffer het gevolg is geweest van het handelen van de verdachte en haar mededaders. Daaraan doet niet af dat het slachtoffer zich niet medisch heeft laten behandelen aangezien die beslissing er in de omstandigheden van het geval niet aan in de weg staat dat de ingetreden dood redelijkerwijs aan (de handelwijze van) de verdachte en haar mededaders kan worden toegerekend.

Gelet op het voorgaande acht het gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 primair, impliciet subsidiair, en 3 tenlastegelegde feiten.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

In de zaak met parketnummer P-2018/08673:

Het bewezenverklaarde levert op:

Feit 1

medeplegen van doodslag,

strafbaar gesteld bij artikel 2:259 jo art. 1:123 van het Wetboek van Strafrecht;

Feit 2

medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd,

strafbaar gesteld bij artikel 2:259 jo. artikel 1:119 jo. Artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht ;

Feit 3

medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,

strafbaar gesteld bij artikel 11 van de ze Landsverordening.

In de zaak met parketnummer P-2017/09784:

Feit 1

mishandeling,

strafbaar gesteld bij artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht.

Feit 3

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd,

strafbaar gesteld bij artikel 2:334 van het Wetboek van Strafrecht.

Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van maatregel

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 14 en 15 jaar oud. Dit betekent dat zij op grond van artikel 1:157 van het Wetboek van Strafrecht overeenkomstig de in dit wetboek neergelegde bepalingen voor jeugdige personen zal worden bestraft.

De verdachte heeft samen met anderen op een groep personen geschoten, waarbij één persoon dodelijk werd getroffen. Zij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag, het medeplegen van een poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en medeplegen van verboden vuurwapenbezit. De verdachte heeft door haar handelen het slachtoffer [slachtoffer 1] beroofd van het hoogste goed dat de mens bezit, te weten het leven. Bij de nabestaanden heeft verdachte ongetwijfeld groot en onherstelbaar leed toegebracht. Het is niet aan de verdachte te danken dat de andere personen op wie werd geschoten niet dodelijk gewond zijn geraakt. Bij de overige slachtoffers geldt dat slachtoffers van dergelijke misdrijven vaak langdurig onder de psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis lijden. De verdachte is geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter en welke feiten zich op de openbare weg hebben afgespeeld.

Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt voorts een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde, zoals ook in deze zaak ook is gebleken.

Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en een vernieling. De verdachte heeft daarmee pijn en leed aan het mishandelde slachtoffer en tevens door de vernieling vermogensschade aan de eigenaar van de auto toegebracht. De verdachte is ook hier geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, welke feiten zich op de openbare weg hebben afgespeeld.

De verdachte is, zo blijkt het zich in het dossier bevindende uittreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende de verdachte, niet eerder veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.

Het gerecht heeft acht geslagen op het rapport van psychiater Dr. H.A.E. van Gaalen van 20 maart 2019, het rapport van de psycholoog Msc. S. Wichard van 17 oktober 2018 en het rapport van de reclassering van 21 november 2018.

De psychiater heeft verdachte onderzocht en adviseert een langer durende begeleiding in een setting waarbij zij gedurende enkele jaren orthopedagogisch wordt begeleid. Begeleiding door de reclassering en verslavingszorg wordt ook geadviseerd.

Verder is de verdachte onderzocht door voornoemde psycholoog. Zij heeft geadviseerd dat de verdachte in een (gesloten) instelling in de vorm van een PIJ-maatregel zal worden geplaatst. Indien er niets verandert aan de huidige situatie acht de psycholoog de kans groot dat de antisociale ontwikkeling die aanwezig is geacht zal uitmonden in een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Tevens raadt de psycholoog reclasseringstoezicht aan, waarbij een emotie-regulatietraining en training gericht op het vergroten van het verantwoordelijkheidsgevoel op zijn plaats is.

Uit het rapport van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba van 21 november 2018 volgt dat bij de verdachte veel criminogene factoren aanwezig zijn die de kans op recidive verhogen. De reclassering acht opname van verdachte in een justitiële jeugdinrichting zeer noodzakelijk.

Het gerecht neemt de hiervoor genoemde conclusies van de psychiater, de psycholoog en de reclassering over.

Voor het opleggen van de PIJ-maatregel dient ingevolge artikel 1:174, eerste lid, Sr aan een drietal cumulatieve voorwaarden te worden voldaan, waaronder de voorwaarde dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Het derde lid van dat artikel schrijft voor dat de PIJ-maatregel slechts kan worden opgelegd na een daartoe strekkend advies van een of meer gedragsdeskundigen.

Op grond van de uitgebrachte adviezen is het gerecht van oordeel de oplegging van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen passend en geboden is, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.

Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf of maatregel dan de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Schadevergoeding in de zaak met parketnummer P-2017/09784

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 550,-. en ziet op de kosten van vervanging van de autoruit. De vordering is onderbouwd met een factuur en de verdediging heeft de vordering niet betwist.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag

van Afl. 550,-. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:178, 1:136, 1:157, 1:168, 1:174 en 1: 224, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:

verklaart niet bewezen dat de verdachte hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer P-2018/08673 de onder 1 primair, impliciet primair (voorbedachte raad), onder 2 primair, impliciet primair (voorbedachte raad), en in de zaak met parketnummer P-2017/09784 onder 2 ten laste is gelegd heeft begaan, en spreekt haar daarvan vrij;

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de zaak met parketnummer P-2018/08673 de onder 1 primair, impliciet subsidiair, onder 2 primair, impliciet subsidiair, en onder 3 en in de zaak met parketnummer P-2017/09784 onder 1 en onder 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen;

wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade toe tot een bedrag van Afl. 550,- (zegge: vijfhonderdvijftig florins), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;

legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van Afl. 550,- (zegge: vijfhonderdvijftig florins), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door twee (2) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet;

bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan het Land daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 12 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature