U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Naar het oordeel van de ambtenarenrechter gaat het in dit geval om een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim, zodat schorsing gedurende het disciplinaire onderzoek in redelijkheid in het belang van de dienst kan worden geacht. Het gerecht ziet zich voorts voor de vraag geplaatst of nu nog voldoende grond aanwezig is voor een schorsing. In dit kader wordt er op gewezen dat verweerder ook de belangen van klager voor ogen dient te houden en daarbij moet streven naar voortvarende afdoening van de disciplinaire procedure. In dit geval is niet gebleken dat verweerder de benodigde voortvarendheid bij de besluitvorming in acht heeft genomen. Bij dit alles heeft het gerecht voorts in aanmerking genomen de aard van het vermoedelijke plichtsverzuim, de omstandigheid dat klager het vermoedelijke plichtsverzuim niet heeft gepleegd in de uitvoering van zijn functie, en de omstandigheid dat klager het vermoedelijk gepleegde plichtsverzuim ontkent.

Gelet hierop lijdt de bestreden beslissing, naar het oordeel van het gerecht, aan een motiveringsgebrek, zodat die beslissing dient te worden vernietigd. Het bezwaar is gegrond.

Uitspraak



Uitspraak van 11 maart 2019

GAZA nr. AUA201802272

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het bezwaar in de zin van

de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[klager],

wonend te Aruba,

KLAGER,

gemachtigde: de advocaten mrs. C. Lejuez en P.A.J. van der Biezen,

tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 18 juni 2018 no. 8, heeft verweerder klager met toepassing van artikel 87, aanhef en onder c van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) met ingang van de dag na dagtekening van ditLandsbesluit in zijn ambt geschorst, tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.

Tegen dit Landsbesluit (hierna: de bestreden beslissing) heeft klager op 27 juli 2018 bezwaar gemaakt bij het gerecht.

De zaak is behandeld ter zitting van 14 januari 2019, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door mr. C.S. Edwards, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1. Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.

Klager heeft onweersproken gesteld dat hij het bestreden landsbesluit op 12 juli 2018 heeft ontvangen. Gelet hierop heeft klager zijn bezwaarschrift binnen de in artikel 41, derde lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend en is hij derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.

Inhoudelijk

2. Klager kan zich niet verenigen met de hem opgelegde schorsing en stelt zich daarbij - samengevat - op het standpunt dat het bestreden landsbesluit in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Klager voert hiertoe aan, dat hij het hem verweten plichtsverzuim niet heeft gepleegd, dat gelet op het tijdsverloop niet (meer) gezegd kan worden dat indien klager zijn werkzaamheden hervat, het ongestoord functioneren van de dienst of het dienstonderdeel niet langer verzekerd zou zijn, en dat verweerder niet de nodige voortvarendheid in acht neemt bij de uitvoering van het disciplinair onderzoek. De schorsing is niet langer noodzakelijk. Verder meent klager dat mede gelet op de diffamerende werking die van de bestreden schorsing uitgaat, hiervoor geen noodzaak bestaat.

3. De in de bestreden beslissing vervatte schorsing is gebaseerd op artikel 87, aanhef en onder c van de Lma. Volgens deze bepaling kan, onverminderd het bepaalde in artikel 82 van de Lma, de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt wanneer, naar het oordeel van het bevoegde gezag, het belang van de dienst dat vordert. In de bestreden beslissing is overwogen dat het vertrouwen in klager ernstig is geschaad en dat het wenselijk wordt geacht om hem in het belang van de dienst te schorsen.

4. In geschil is ten eerste de vraag of verweerder op goede grond heeft besloten klager te schorsen. Het gerecht stelt voorop dat de schorsing het karakter heeft van een ordemaatregel die kan worden opgelegd als het ongestoord functioneren van de dienst of het dienstonderdeel door het handhaven van de ambtenaar niet langer verzekerd zou zijn. De beslissing tot schorsing dient door het gerecht te worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden, zoals die zich voordeden ten tijde van het nemen van die beslissing (ex-tunc).

Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vgl. Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512).

5. Wat betreft de vraag of in dit geval voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel bestond, overweegt de ambtenarenrechter als volgt.

5.1

Klager is ambtenaar werkzaam bij de afdeling Guarda Nos Costa van het Korps Politie Aruba.

5.2

Klager is op 5 januari 2018 aangehouden en in verzekering gesteld, als verdachte van diefstal van koper gepleegd in een woning of bij een woning behorend erf.

5.3

Op 15 januari 2018 heeft de rechter-commissaris klager op vrije voeten gesteld. Bij ongedateerde brief, met kenmerk 2018/18, is klager met ingang van 6 januari 2018 door het Hoofd van dienst de toegang tot de dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en –voertuigen ontzegd voor de duur van zes weken.

5.4

Bij brief van 18 juni 2018 is klager door het bevoegd gezag in het kader van het lopende disciplinair onderzoek, ter verantwoording geroepen ter zake van vermoedelijke diefstal van koper.

5.5

Bij de bestreden beslissing van diezelfde datum, is klager geschorst tot de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.

5.6

Bij brief van 19 juli 2018 heeft klager ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan diefstal van koper of enig ander plichtsverzuim.

6. Naar het oordeel van de ambtenarenrechter gaat het in dit geval om een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim, zodat schorsing gedurende het disciplinaire onderzoek in redelijkheid in het belang van de dienst kan worden geacht.

7. Het gerecht ziet zich voorts voor de vraag geplaatst of nu nog voldoende grond aanwezig is voor een schorsing. Ter beantwoording daarvan overweegt het gerecht als volgt.

Sinds de aanhouding van klager zijn ruim 15 maanden verstreken en vanaf de start van het disciplinair onderzoek in juni 2018, ruim negen maanden. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder te kennen gegeven dat de besluitvorming omtrent de disciplinaire procedure in zijn afrondingsfase is en dat naar verwachting binnenkort een beslissing zal worden genomen. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is echter niet gebleken dat verweerder na het opleggen van de schorsing enige actie heeft ondernomen om informatie benodigd voor het afhandelen van de disciplinaire procedure, boven tafel te krijgen. In dit kader wordt er op gewezen dat verweerder ook de belangen van klager voor ogen dient te houden en daarbij moet streven naar voortvarende afdoening van de disciplinaire procedure. In dit geval is niet gebleken dat verweerder de benodigde voortvarendheid bij de besluitvorming in acht heeft genomen.

Bij dit alles heeft het gerecht voorts in aanmerking genomen de aard van het vermoedelijke plichtsverzuim, eenvoudige diefstal, de omstandigheid dat klager het vermoedelijke plichtsverzuim niet heeft gepleegd in de uitvoering van zijn functie, en de omstandigheid dat klager het vermoedelijk gepleegde plichtsverzuim ontkent.

Gelet hierop lijdt de bestreden beslissing, naar het oordeel van het gerecht, aan een motiveringsgebrek, zodat die beslissing dient te worden vernietigd.

8. Op grond van het voorgaande luidt de conclusie dat het bezwaar gegrond is.

9. Het gerecht veroordeelt verweerder in de proceskosten gevallen aan de zijde van klager, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

- verklaart het bezwaar gegrond,

- vernietigt het Landsbesluit van 18 juni 2018 no. 8,

- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris.

Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van maandag, 11 maart 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:

Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;

In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.

Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:

De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken

J.G. Emanstraat 51

Oranjestad

Aruba

U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:

1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;

2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:

a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,

b. de datum van ondertekening,

c. waartegen u in hoger beroep komt,

d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature