Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Bijzondere vrijstelling van dienst zonder behoud van inkomen.

Uitspraak



Uitspraak van 18 januari 2021

Gaza nr. AUA202001891

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het bezwaar van:

[Klager],

wonend te Aruba,

KLAGER,

procederend in persoon,

gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 18 juni 2020 (de bestreden beschikking) heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van klager van om toekenning van bijzondere vrijstelling van dienst (bvvd) zonder behoud van inkomen voor de duur van twee jaar.

Hiertegen heeft klager op 12 augustus 2020 een bezwaarschrift bij het gerecht ingediend.

Verweerder heeft een contramemorie ingediend.

Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2020, alwaar zijn verschenen klager in persoon, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid 1.1

Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.

1.2

Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd pas op 17 juli 2020 kennis te hebben genomen van de bestreden beschikking, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.

De feiten

2.1

Klager is ambtenaar werkzaam bij het Monumentenbureau in de functie van restauratie architect.

2.2

Bij brieven van 8,10 en 11 oktober 2019 heeft klager verweerder verzocht om toekenning van bvvd zonder behoud van inkomen voor de duur van twee jaar.

2.3

Bij brief van 4 november 2019 heeft de directeur van het Monumentenbureau negatief geadviseerd op het verzoek van klager.

2.4

Bij advies van 21 april 2020 heeft het Departamento di Recurso Humano (DRH) geadviseerd om het verzoek van klager, conform het advies van de directeur van het Monumentenbureau, af te wijzen.

2.5

Bij bestreden beschikking is het verzoek van klager om toekenning van bvvd zonder behoud van inkomen voor de duur van twee jaar, afgewezen.

De standpunten van partijen

3.1

Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn verzoek tot toekenning van bvvd zonder behoud van inkomen en voert hiertoe aan dat hij de bvvd nodig heeft om zijn privécarrière voort te zetten, en dat verweerder financieel voordeel heeft bij het toekennen van de verzochte bvvd. Voorts voert hij aan dat hij bereid is om de duur van de verzochte bvvd, in het belang van de dienst, in te korten tot één jaar.

3.2

Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit ambtsberichten is vernomen dat geen positief advies kan worden gegeven met betrekking tot klagers verzoek om toekenning van bvvd zonder behoud van inkomen, daar het Monumentenbureau niet twee jaar kan wachten op een her-invulling van klagers functie. Verweerder stelt dat indien klager thans bvvd voor de duur van één jaar wenst, dat hij hiervoor een nieuw verzoek moet indienen.

De beoordeling

4.1

Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Landsverordening vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda) kan vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden ook zonder behoud van inkomen op daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de ambtenaar bij beschikking van het bevoegde gezag worden verleend in de gevallen waarin dit gezag oordeelt dat daartoe aanleiding bestaat. Deze vrijstelling van dienst wordt verleend voor de duur van ten hoogste vijf jaren en kan geheel of gedeeltelijk in het buitenland worden doorgebracht.

4.2

Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten het verzoek van klager om toekenning van bvvd zonder behoud van inkomen voor de duur van twee jaar, af te wijzen.

4.3

Bij de beantwoording van deze vraag stelt het gerecht voorop dat de aan verweerder ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Lvvda toekomende bevoegdheid om ambtenaren al dan niet bvvd toe te kennen discretionair van karakter is. Dit brengt met zich mee dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het gerecht overweegt als volgt.

4.5

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat niet is gebleken van een zodanige onevenwichtigheid van de afweging van de betrokken belangen dat verweerder niet in redelijkheid het verzoek tot toekenning van bvvd zonder behoud van inkomen voor de duur van twee jaar heeft kunnen afwijzen. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat het dienstbelang het momenteel niet toelaat dat klagers functie onbemand blijft. De functie van klager kan niet snel door een ander vervuld worden, klager is zowel in zijn functie als in verband met verschillende momenteel lopende projecten onmisbaar en de dienst kan niet twee jaar wachten op een her-invulling van klagers functie. Het gerecht overweegt dan ook dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het toekennen van klagers verzoek het belang en de continuïteit van een behoorlijke dienstverlening door het Monumentenbureau waar klager werkzaam is onevenredig zal schaden en dat dit nadelige kwalitatieve of kwantitatieve gevolgen voor de dienst kan hebben.

5. Klager beroept zich nog op het gelijkheidsbeginsel. In dat verband wijst klager op een collega die recentelijk op eigen verzoek naar een andere dienst is overgeplaatst. Voorop wordt gesteld dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel slechts kan slagen indien blijkt dat gelijke gevallen, ongelijk zijn behandeld. Verweerder heeft ter zitting op dit beroep gereageerd en aangevoerd dat het beroep niet kan slagen, nu het in geval van deze collega een overplaatsing en niet bvvd betreft, en deze collega een andere functie dan die van klager vervulde. Klager heeft de juistheid van de stellingen van verweerder onvoldoende gemotiveerd betwist. Dit betekent dat verweerder thans voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat van gelijke gevallen geen sprake is. Gelet daarop kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen.

6. Gelet op het voorgaande zal het bezwaar ongegrond worden verklaard.

7. Ten overvloede merkt het gerecht op dat het verzoek van klager om toekenning van bvvd zonder behoud van inkomen voor de duur van één jaar geen onderwerp is van dit geschil. Indien klager dit wenst te verzoeken, kan hij dat in een nieuw verzoek te doen.

8. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

- verklaart het bezwaar ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 18 januari 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:

Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;

In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.

Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:

De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken

J.G. Emanstraat 51

Oranjestad

Aruba

U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:

1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;

2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:

a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,

b. de datum van ondertekening,

c. waartegen u in hoger beroep komt,

d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature