Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Bevorderingsverzoek afgewezen door gebrek aan formatieruimte. Klager stelt dat zijn doorstroming wordt belemmerd door anderen die formeel de functie hebben maar de werkzaamheden niet uitoefenen. Anders dan verweerder stelt, oordeelt het Gerecht dat het probleem niet alleen wordt veroorzaakt door het gebrek aan formatieruimte. Gelet hierop volstaat de motivering van verweerder dat bevordering niet mogelijk is wegens gebrek aan formatieruimte, niet.

Uitspraak



Zaaknummer: SXM201801060

Datum: 15 april 2019

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN

UITSPRAAK

In het geding van:

(klager),

wonende te Sint Maarten,

klager,

gemachtigde: mr. C.M. MARICA,

tegen

DE GOUVERNEUR VAN SINT MAARTEN,

gezeteld te Sint Maarten,

verweerder,

gemachtigde: mr. C.M.P. van HEES,

1 Aanduiding bestreden besluit

Het Landsbesluit van 26 juni 2018 waarbij verweerder het bezwaar van klager, gericht tegen LB-16/0407 betreffende bevordering in de functie van Plaatsvervangend Ploegchef alsmede vaststelling van zijn rechtspositie, ongegrond heeft verklaard.

2 Het procesverloop

Op 8 augustus 2018 heeft klager een bezwaarschrift (met producties) ter griffie van het Gerecht in Ambtenarenzaken (hierna: het Gerecht) ingediend. De gronden van dit bezwaarschrift heeft hij aangevuld op 19 december 2018.

Op 15 maart 2019 heeft verweerder een contra- memorie met producties ingediend, aangevuld met nog een productie op 18 maart 2019.

Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op maandag 25 maart 2019. Klager is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft overgedragen en voorgelegd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd. Tevens was voor verweerder ter zitting aanwezig de heer L. Hakkens.

Uitspraak is bepaald op heden.

3. Beoordeling.

3.1

De volgende feiten staan vast.

 Bij Landsbesluit van 21 juni 2012 is klager aangesteld als Senior Medewerker Repressie bij de Dienst Brandweer en is bepaald dat hij per 1 november 2009 wordt ingeschaald in schaal 7 trede 11, per 1 januari 2010 in schaal 7 trede 12 en per 1 januari 2011 in schaal 7 trede 13.

 Klager heeft op 13 oktober 2015 verweerder verzocht om met ingang van 1 januari 2012 geplaatst te worden in de functie van Plaatsvervangend Ploegchef/Onderbrandmeester, met de daarbij horende bezoldiging.

 Verweerder heeft bij Landsbesluit van 8 juni 2016 het verzoek van klager afgewezen. Het door klager daartegen ingediende bezwaarschrift is ongegrond verklaard bij het thans bestreden Landsbesluit.

 Bij brief van 16 juni 2016 aan de medewerkers van de brandweer en bij brief van diezelfde datum aan klager, heeft de (toenmalige) Minister van Algemene Zaken gereageerd op het verzoek van verschillende brandweerlieden om te worden bevorderd. In de afwijzing van de aanvraag om bevordering is onder meer hiernaar verwezen.

3.2

Klager stelt dat hij recht heeft op bevordering naar de functie van ploegchef. Ter toelichting stelt hij dat hij al langer dan drie jaren feitelijk als ploegchef functioneert zonder daarvoor betaald te worden. Verweerder geeft daarbij geen blijk van goed werkgeverschap. Klager stelt dat op grond van jurisprudentie een ambtenaar die een functie voor 3 jaar of meer feitelijk heeft uitgevoerd, recht heeft op benoeming c.q. bevordering in die functie. Klager voldoet aan alle functie-eisen voor ploegchef, maar kan niet naar die functie doorstromen omdat een ander, die feitelijk het werk van ploegchef niet uitoefent, op die functie zit. Verweerder zou klager in elk geval moeten betalen conform de schaal van ploegchef.

Klager stelt voorts dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten een functieboek op te stellen waarbij doorstroommogelijkheden worden gecreëerd, ondanks dat verweerder erkent dat de huidge situatie niet correct is. Klager vindt de opvatting van verweerder dat klager maar moet accepteren dat er geen bevordering kan plaatsvinden, is aan te merken als machtsmisbruik, althans handelen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel.

Klager meent voorts dat verweerder lichtvaardig met de klachten van de brandweer omgaat. Klager wijst onder meer op de trage afhandeling van procedures voor bevordering van 25 brandweerlieden.

3.3

Verweerder erkent dat klager structureel de werkzaamheden uitvoert van een plaatsvervangend ploegchef in de 24-uursdienst binnen de sectie Repressie. Verweerder stelt zich niettemin op het standpunt dat het besluit juist is. Om in aanmerking te komen voor een bevordering moet er, naast dat voldaan moet zijn aan de functie-eisen, vacatureruimte zijn in het formatieplan. De formatieplaatsen voor Ploegchefs, er zijn er drie volgens het functieboek, zijn al vervuld. Verweerder wijst in dat verband op artikel 5 van het Organisatiebesluit Algemene Zaken waaruit volgt dat het formatieplan onderdeel uitmaakt van het Landsbesluit. Per functie is er dan ook maar een beperkt aantal FTE beschikbaar. Een automatisch recht op bevordering bestaat niet. Er bestaat een bevorderingsbeleid dat wordt gevormd door een samenstel van beleidsregels. Volgens verweerder is het bestaande beleid correct toegepast op het verzoek tot bevordering van klager.

Het formatieplan alsmede het beperkte budget van de brandweer maken dat niet aan alle brandweerlieden opleidingen kunnen worden aangeboden. Een en ander betekent niet dat verweerder zich als slecht werkgever gedraagt. Ook overigens blijkt niet van slecht werkgeverschap volgens verweerder, onder verwijzing naar de brief van de Gouverneur van 16 juni 2016. De ontevredenheid die er heerst, is mogelijk het gevolg van gebrek aan doorstroommogelijkheden, maar maakt niet dat er een recht op automatische bevordering ontstaat. Van een verkeerde toepassing van beleidsregels is in elk geval geen sprake.

3.4

Relevante regelgeving

Blijkens de Landsverordening inrichting en organisatie landsoverheid (hierna: de LVIOL) bestaat er een Ministerie van Algemene Zaken, waartoe de Dienst Brandweer als een van de uitvoerende organisaties behoort.

In het Organisatiebesluit Algemene Zaken is dit eveneens vermeld en staat bovendien in artikel 5 dat het formatieplan, alsmede alle functiebeschrijvingen van de gehele sector worden beschreven in het Functieboek Algemene Zaken. Dit artikel vermeldt ook dat dit Functieboek een integraal onderdeel vormt van het Organisatiebesluit Algemene Zaken.

Verweerder heeft als een van de producties dit functieboek overgelegd, voor zover het op de Dienst Brandweer betrekking heeft. Blijkens dit functieboek bestaan er bij de Dienst Brandweer onder meer drie fte’s ploegchefs en drie fte’s plaatsvervangend ploegchefs. Bij elk van de functies staat onder de functie-eisen vermeld welke rang bij de betreffende functie hoort.

In artikel 8 van de “Landsverordening tot regelen van de organisatie en het beheer van de landelijke brandweer Sint Maarten” (hierna: de Organisatie- en Beheersverordening), staat dat bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, regels worden gesteld ten aanzien van, voor zover hier relevant: de rangen, de benoemings- en bevorderingseisen en de opleidingen en examens. Dit uitwerking is te vinden in de volgende landsbesluiten: het “Landsbesluit van de Regering van Sint Maarten houdende regels omtrent de aanstellings- en bevorderingseisen van brandweerpersoneel Aanstellings- en Bevorderingseisen Brandweerpersoneel” (hierna: LB aanstelling en bevordering), en het “Landsbesluit ter uitvoering van artikel 8, sub a, van de Organisatie- en Beheersverordening Brandweer ” (hierna: Rangenbesluit Brandweer).

Blijkens artikel 1 van het Rangenbesluit Brandweer bestaan bij de Dienst Brandweer de navolgende rangen: Commandeur 1ste klasse, Commandeur, Hoofdbrandmeester 1ste klasse, Hoofdbrandmeester, Adjunct-Hoofdbrandmeester 1ste klasse, Adjunct-Hoofdbrandmeester, Adspirant Officier, Brandmeester 1ste klasse, Brandmeester, Onderbrandmeester 1ste klasse, Onderbrandmeester, Adspirant Onderbrandmeester, Hoofd brandwacht, Brandwacht 1ste klasse, Brandwacht en Adspirant brandwacht.

3.5

Het Gerecht overweegt als volgt

3.5.1

Het betoog van klager voor zover dat ziet op de duur van de procedure voor 25 bevorderde brandweerlieden heeft met de situatie van klager niets van doen. Het Gerecht zal dit daarom buiten bespreking laten.

3.5.2

Voor zover klager zich, ter onderbouwing van zijn betoog dat hij naar de functie van plaatsvervangend ploegchef moet worden bevorderd, heeft beroepen op “de toepasselijke bepalingen en het gebruik”, moet dit betoog falen. Het is veel te algemeen en een toelichting op dit betoog, waaruit blijkt op welke “toepasselijke bepalingen en het gebruik” hij doelt, ontbreekt. Hetzelfde geldt voor zijn betoog dat het vaste jurisprudentie is dat een ambtenaar die een functie voor drie jaar of meer feitelijk heeft uitgeoefend, recht heeft op benoeming in die functie. Klager heeft weliswaar ter zitting twee uitspraken genoemd, maar deze zijn niet op www.rechtspraak.nl te vinden en evenmin blijkt dat zij elders zijn gepubliceerd. Ook dit betoog heeft daarom te gelden als onvoldoende onderbouwd.

3.5.3

Niet in geschil is dat klager goed functioneert. Anders echter dan klager kennelijk veronderstelt, levert die vaststelling geen recht op bevordering op. Hetzelfde geldt voor het gestelde ontbreken van een bevorderingsbeleid, wat door verweerder overigens is weersproken.

3.5.4

Niet betwist is dat klager de voor de functie van ploegchef vereiste examens heeft afgelegd. Voorts is komen vast te staan dat klager daadwerkelijk als ploegchef werkt. Uit de door verweerder overgelegde verklaring van de Commandant van de Brandweer blijkt weliswaar niet hoe lang klager die functie al uitoefent, maar niet in geschil is dat hij dat werk verricht.

3.5.5

De vaststelling dat klager het werk van ploegchef verricht, betekent echter op zichzelf evenmin dat hem het recht toekomt om in die functie te worden benoemd. Voor benoeming is daarnaast immers nodig, zoals verweerder terecht naar voren heeft gebracht, dat er formatieruimte is. Het is dit gebrek aan formatieruimte dat verweerder in hoofdzaak ten grondslag gelegd aan de afwijzende beslissing voor klager.

3.5.6

De vraag die nu moet worden beantwoord is of verweerder het verzoek van klager heeft kunnen afwijzen op de grond dat er geen formatieruimte bestaat om klager in de functie van ploegchef te benoemen.

Zoals blijkt uit de hierboven weergegeven regelgeving, maakt het functieboek deel uit van het Organisatiebesluit Algemene Zaken. Verweerder heeft het daarom niet in zijn macht functies en fte’s aan het functieboek toe te voegen.

Het Gerecht oordeelt niettemin dat verweerder niet afdoende heeft gemotiveerd dat er geen ruimte is om klager te bevorderen tot ploegchef. Daarbij is van belang dat klager ter zitting heeft gesteld dat er weliswaar al drie personen bij de brandweer zijn in de functie van ploegchef, maar dat niet alle drie deze personen daadwerkelijk het werk van ploegchef uitoefenen. Met andere woorden: de doorstroming van klager tot ploegchef, wordt belemmerd doordat anderen die niet de functie van ploegchef uitoefenen, maar deze functie formeel wel hebben, de formatieplaatsen bezet houden. Verweerder heeft dit niet betwist en daar aan toegevoegd dat degene(n) die thans ploegchef zijn door de leiding mogelijk te oud worden bevonden om deze functie nog uit te oefenen.

Het voorgaande betekent dat het probleem niet daadwerkelijk alleen door het gebrek aan formatieruimte wordt veroorzaakt. Zo is denkbaar dat verweerder zorgt voor doorstroming binnen de organisatie zonder uitbreiding van fte’s. Gelet hierop, gelet op de kwalificaties van klager en gelet op het feit dat verweerder hem het werk van ploegchef –kennelijk naar tevredenheid bovendien- laat doen, volstaat de in de afwijzing gegeven motivering van verweerder dat bevordering niet mogelijk is wegens gebrek aan formatieruimte, niet.

Dit betekent dat het bestreden besluit, wegens een ondeugdelijke motivering, niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond en verweerder moet een nieuw besluit nemen.

Het Gerecht acht termen aanwezig om te bepalen dat het land Sint Maarten aan klager een bedrag betaalt als vergoeding van door klager gemaakte proceskosten. Deze worden naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht bepaalt op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt ad NAf 700,-- voor het bezwaarschrift en 1 punt ad NAf 700,-- voor de mondelinge behandeling.

4 Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:

- verklaart het bezwaar gegrond en vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;

- veroordeelt het Land Sint Maarten tot vergoeding aan klager van een bedrag van NAf. 1.400,-- voor de kosten van deze procedure.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 15 april 2019.

Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature