U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

disciplinair ontslag - Door zijn wijze van handelen heeft klager inbreuk gemaakt op de integriteit van het politieapparaat, en het vertrouwen dat in hem als politieambtenaar moet kunnen worden gesteld beschaamd. Zijn optreden is in flagrante strijd met het gedrag dat van hem als politieman kon worden verlangd en verwacht en is op geen enkele manier te rechtvaardigen.

Uitspraak



Uitspraak van 1 juli 2019

Gaza nr. AUA201701729

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het bezwaar van:

[klager],

wonende te Aruba,

KLAGER,

gemachtigde: mr. E. Duijneveld,

tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 30 juni 2017 no. 4 (het bestreden besluit) is aan klager primair met toepassing van artikel 83, lid 1, onderdeel i, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, en subsidiair eervol ontslag verleend met toepassing van artikel 98, eerste lid, onderdeel f, van de Lma.

Op 24 juli 2017 heeft klager hiertegen bezwaar gemaakt bij het gerecht.

Verweerder heeft op 27 september 2017 een contramemorie ingediend.

Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2019, waar klager bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn verschenen.

Hierna is uitspraak bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader 1.1.1

Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.

Ingevolgde het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Ingevolge het derde lid van dit artikel sluit een strafvervolging wegens een feit dat mede een plichtsverzuim inhoudt, een disciplinaire strafoplegging wegens datzelfde feit niet uit.

1.1.2

Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder i van de Lma kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.

De feiten

1.2

Klager is vanaf het jaar 2000 werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA). Hij vervulde laatstelijk de functie van politieambtenaar in de rang van hoofdagent 1e klasse.

1.3

Klager is op 15 november 2016 aangehouden en op 16 november 2016 in verzekering gesteld als verdachte van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De inverzekeringstelling werd met ingang van 18 november 2016 verlengd.

1.4

Bij brief van 25 november 2016 heeft de Korpschef van het KPA aan klager de toegang tot de dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voer- en vaartuigen in gebruik bij het KPA ontzegd voor de duur van zes weken.

1.5

Bij brief van 20 maart 2017 heeft het bevoegd gezag klager in de gelegenheid gesteld zich binnen zeven dagen omtrent het verweten gedrag te verantwoorden. Bij landsbesluit van 20 maart 2017 is klager in zijn ambt geschorst en is bepaald dat zijn inkomen zal worden ingehouden.

1.6

Bij vonnis van 30 maart 2017 is klager door het gerecht veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier (4) jaren wegens verkrachting en verduistering van 60 patronen toebehorende aan het KPA. Tegen het vonnis is klager in hoger beroep gegaan. Bij vonnis van 12 november 2018 heeft het Hof geoordeeld dat klager voormelde strafbare feiten heeft begaan (verkrachting en verduistering). Door het Hof is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier (4 jaren) en voorts is hij voor de duur van 9 (negen) jaren ontzet uit het recht het ambt van politieambtenaar te bekleden.

1.7

Bij landsbesluit van 30 juni 2017 is aan klager primair met toepassing van artikel 83, lid 1, onderdeel i, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, en subsidiair eervol ontslag verleend met toepassing van artikel 98, eerste lid, onderdeel f, van de Lma.

1.8.1

Aan het ontslagbesluit is de volgende verweten gedraging ten grondslag gelegd. Klager wordt verweten dat hij op 10 november 2016 in uniform gekleed en op dienst zijnde, een toerist op een privéadres heeft aangehouden waarna hij, in plaats van haar naar een politiewacht te brengen, naar de ‘mondi’ heeft gebracht, alwaar hij in die dienstauto, tegen haar wil, vleselijke gemeenschap met haar had. Klager heeft hiermee in strijd gehandeld met de volgende artikelen:

- artikel 47, eerste lid van de Lma: De ambtenaar is gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt;

- artikel 58, eerste lid van de Lma: Het is de ambtenaar verboden overheidsgoederen te gebruiken ten bate van particuliere belangen van zichzelf of van derden;

- artikel 2, eerste lid van de Landsverordening Politie: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven;

- artikel 2, tweede lid en vierde lid van het Landsbesluit ambts-en geweldsinstructie Politie: Alle handelingen van de ambtenaar vinden plaats binnen de grenzen van zijn wettelijke bevoegdheden en de ambtenaar onthoudt zich bij de uitoefening van zijn taken van gedragingen waardoor aan de goede naam van het korps afbreuk kan worden gedaan.

1.8.2

De verweten gedraging levert volgens verweerder ernstig plichtsverzuim op.

De standpunten van partijen

1.9

Klager voert - samengevat - aan dat de bestreden beschikking ten onrechte is genomen omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zich te verantwoorden ter zake het voornemen tot het opleggen van de disciplinaire maatregel van ontslag, dat het vonnis van het Hof nog niet onherroepelijk is geworden omdat hij beroep in cassatie heeft ingesteld, dat hij kostwinner is en dat zijn vrouw en familie afhankelijk zijn van zijn inkomen en dat hij een onberispelijke staat van dienst heeft. Verweerder concludeert dat het bezwaar van klager ongegrond is.

Beoordeling

2.1

Uit de gedingstukken blijkt dat klager de verantwoordingsbrief van 20 maart 2017 (kenmerk 129) wel heeft ontvangen. Het gerecht neemt in aanmerking het afschrift van het formulier waarop klager (op 24 maart 2017) heeft getekend voor ontvangst van de verantwoordingsbrief en het Landsbesluit van 20 maart 2017 (kenmerk 129-a). Niet aannemelijk is voorts dat klager door zijn gevangenhouding in KIA niet de gelegenheid heeft gehad om - al dan niet met bijstand van een gemachtigde - te reageren op deze brief. De stelling van klager dat hij zich niet - zoals is voorgeschreven in artikel 84 LMA - heeft kunnen verantwoorden voordat de disciplinaire straf werd opgelegd, faalt derhalve.

2.2

Ook het standpunt van klager dat hij niet ontslagen kan worden omdat zijn veroordeling nog niet onherroepelijk is geworden treft geen doel. Klager is disciplinair ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim op basis van artikel 82 van de Lma. Zoals de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in zijn uitspraak van 18 augustus 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BR5553) heeft overwogen verplicht geen enkele rechtsregel ertoe dat een disciplinair ontslag wordt uitgesteld tot aan het onherroepelijk worden van een strafrechtelijke veroordeling.

2.3

Aan de orde is de vraag of de aan klager verweten gedraging(en) plichtsverzuim opleveren en of het gegeven ontslag een daarop evenredige straf is. Bij de beoordeling of verweerder aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, is volgens vaste rechtspraak van de CRvB voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan (uitspraak van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997). De verweten gedraging baseert verweerder op de feiten die bewezen zijn verklaard in het vonnis van het gerecht van 30 maart 2017 (ECLI:NL:OGEAA:2017:262). Gelet op de in voormelde vonnis vermelde feiten die hebben geleid tot de strafrechtelijke veroordeling van klager voor verkrachting, staat het naar het oordeel van het gerecht voldoende vast dat klager de verweten gedraging heeft begaan. Klager ontkent overigens niet dat hij in uniform gekleed en op dienst zijnde in de dienstauto vleselijk gemeenschap in de dienstauto met het slachtoffer heeft gehad. Volgens hem gebeurde dit echter niet tegen haar wil.

2.4

Door zijn wijze van handelen heeft klager inbreuk gemaakt op de integriteit van het politieapparaat, en het vertrouwen dat in hem als politieambtenaar moet kunnen worden gesteld beschaamd. Zijn optreden is in flagrante strijd met het gedrag dat van hem als politieman kon worden verlangd en verwacht en is op geen enkele manier te rechtvaardigen. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Niet is voorts gebleken dat de gedraging klager niet kan worden aangerekend zodat verweerder bevoegd was de disciplinaire straf op te leggen. Gezien de ernst van het plichtsverzuim acht het gerecht de opgelegde onvoorwaardelijke strafontslag daaraan niet onevenredig.

De omstandigheid dat klager kostwinner is leidt het gerecht voorts niet tot een ander oordeel. Het gerecht merkt nog het volgende op. Anders dan klager stelt had hij hiervoor niet een onbesproken staat van dienst nu aan hem bij landsbesluit van 6 februari 2007 de disciplinaire straf van schriftelijke berisping is opgelegd.

2.5

Klager heeft ter zitting aangevoerd dat andere collega’s die zich schuldig hebben gemaakt aan soortgelijke gedragingen, niet met onvoorwaardelijk ontslag zijn bestraft. Voor zover klager een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel slaagt dit niet. Immers klager heeft deze stelling, gelet op de betwisting van verweerder, niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd.

2.6

Het bezwaar van klager zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskosten-veroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

verklaart het bezwaar ongegrond.

Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:

Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;

In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.

Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:

De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken

J.G. Emanstraat 51

Oranjestad

Aruba

U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:

1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;

2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:

a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,

b. de datum van ondertekening,

c. waartegen u in hoger beroep komt,

d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.

BIJLAGE

Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht

Artikel 8 2

1. De ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.

2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

3. Een strafvervolging wegens een feit dat mede een plichtsverzuim inhoudt, sluit een disciplinaire strafoplegging wegens datzelfde feit niet uit.

Artikel 8 3

1. De disciplinaire straffen, welke kunnen worden toegepast, zijn:

a. schriftelijke berisping;

b. buitengewone dienst op andere dagen dan de zondag en de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen, zonder beloning of tegen een lagere dan de normale beloning;

c. geldboete;

d. inhouding, geheel of gedeeltelijk, van inkomen;

e. terugzetting in bezoldiging of stilstand van periodieke verhoging van bezoldiging;

f. uitsluiting van bevordering;

g. terugzetting in rang, al of niet voor een bepaalde tijd en met of zonder vermindering van bezoldiging;

h. schorsing voor een bepaalde tijd met inhouding, geheel of gedeeltelijk, van inkomen;

i. ontslag.

Artikel 8 4

1. De straf wordt niet opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich, ter keuze van de tot het opleggen van straffen bevoegden, mondeling of schriftelijk, binnen zeven dagen tegenover deze te verantwoorden. Bij zijn verantwoording mag de ambtenaar van de hulp van anderen gebruik maken.

2. Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend door hem te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft en door de ambtenaar. Weigert de ambtenaar de ondertekening, dan wordt daarvan in het proces-verbaal, zo mogelijk met vermelding der redenen, melding gemaakt.

3. Indien de ambtenaar zulks verlangt, worden hij en degene, van wiens hulp hij bij zijn verantwoording gebruik maakt, in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten of andere bescheiden, welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben, met uitzondering echter van de stukken tegen welker kennisneming het openbaar belang zich bepaaldelijk verzet.

4. De strafoplegging moet schriftelijk geschieden en is met redenen omkleed.

5. De tot het opleggen van straffen bevoegden geven aan de gestrafte onverwijld kennis van de strafoplegging door toezending van een afschrift van het desbetreffend besluit.

6. Indien de strafoplegging plaats vindt door de krachtens artikel 83, tweede lid, aangewezenen, wordt in het besluit tot strafoplegging tevens medegedeeld, dat binnen veertien dagen na ontvangst daarvan bij de betrokken minister schriftelijk beroep van de betrokkene onder aanvoering van gronden open staat, tenzij die minister ingevolge het tweede lid van artikel 83 is aangewezen. De betrokken minister is verplicht binnen drie maanden na de dag waarop de ambtenaar in beroep is gekomen, deze een met redenen omklede beslissing toe te zenden.

Artikel 9 8

1. Buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, kan de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van:

(…)

d. onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;

(…)

f. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;

(…).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature