Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 22/03139
Datum 22 maart 2024
ARREST
In de zaak van
DE RUSSISCHE FEDERATIE,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: de Russische Federatie,
advocaten: [advocaat 1] en [advocaat 2],
tegen
1. HULLEY ENTERPRISES LIMITED,
gevestigd te Nicosia, Cyprus,
2. VETERAN PETROLEUM LIMITED,
gevestigd te Nicosia, Cyprus,
3. YUKOS UNIVERSAL LIMITED,
gevestigd te Douglas, Isle of Man,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: HVY,
advocaat: F.E. Vermeulen.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09/596260 / KG ZA 20-670 van de rechtbank Den Haag van 27 oktober 2020;
b. het arrest in de zaak 200.292.064/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 juni 2022.
De Russische Federatie heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De Russische Federatie heeft, met toestemming van de enkelvoudige civiele kamer, een aanvullende procesinleiding ingediend. HVY hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor HVY mede door P.E. Ernste en A.G. Colenbrander.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaten van de Russische Federatie hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) HVY zijn drie voormalige aandeelhouders van de Russische onderneming OJSC Yukos Oil Company, welke onderneming is gefailleerd.
(ii) De Russische Federatie is in drie arbitrale beslissingen van het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag van 18 juli 2014 (hierna: de arbitrale beslissingen) veroordeeld tot betaling van aanzienlijke bedragen aan HVY.
(iii) De Russische Federatie heeft de vernietiging van de arbitrale beslissingen gevorderd (hierna: de vernietigingsprocedure). De rechtbank Den Haag heeft deze vorderingen bij vonnis van 20 april 2016 toegewezen.
(iv) Het gerechtshof Den Haag heeft in de vernietigingsprocedure bij eindarrest van 18 februari 2020 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de Russische Federatie afgewezen.
(v) De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft op 28 april 2020 verlof tot tenuitvoerlegging van de arbitrale beslissingen verleend.
(vi) FKP Sojuzplodoimport (hierna: FKP) is een Russische staatsonderneming die zich onder meer bezighoudt met de exploitatie van merken met betrekking tot Russische wodka.
(vii) HVY hebben op 7 mei 2020 ten laste van de Russische Federatie en ten laste van en onder FKP executoriaal beslag gelegd op diverse merk- en auteursrechten.
(viii) Bij arrest van 5 november 2021 heeft de Hoge Raad in de vernietigingsprocedure het eindarrest van het gerechtshof Den Haag van 18 februari 2020 en het daaraan voorafgegane tussenarrest van 25 september 2018 vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
2.2
FKP vordert in dit kort geding primair opheffing van het hiervoor in 2.1 onder (vii) genoemde beslag en subsidiair schorsing van de executie. De voorzieningenrechter heeft het beslag op de merken opgeheven.
2.3
Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en heeft het door HVY gelegde beslag opgeheven voor zover dat is gelegd (i) ten laste van en onder FKP; (ii) op de auteursrechten op de vormgeving van de producten die onder de merken zijn geproduceerd en verkocht door of met toestemming van FKP en/of de Russische Federatie.
2.4
Naar aanleiding van het betoog van FKP en de Russische Federatie dat, gelet op het (hiervoor in 2.1 onder (viii) genoemde) arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021 in de vernietigingsprocedure, de arbitrale beslissingen niet ten uitvoer kunnen worden gelegd, heeft het hof overwogen:
“5.4 In de door de Russische Federatie ingestelde vernietigingsprocedure heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 de arresten van het hof Den Haag van 25 september 2018 en 18 februari 2020 vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing. Volgens FKP en de Russische Federatie herleeft door die vernietiging het dictum van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 april 2016 waarin de arbitrale beslissingen waren vernietigd. Daardoor bestaat voor HVY vooralsnog geen bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van die arbitrale beslissingen. Bovendien zijn de op grond van het eindarrest van het gerechtshof Den Haag verkregen exequaturs op grond van art. 1062 lid 4 Rv van rechtswege vervallen, aldus de Russische Federatie en FKP. HVY hebben het voorgaande betwist.
5.5
Het hof verwerpt het voorgaande betoog van FKP en de Russische Federatie. In de vernietigingsprocedure heeft de rechtbank Den Haag de arbitrale beslissingen vernietigd op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt (art. 1065 lid 1 sub a (oud) Rv). In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat op dat punt geen vernietigingsgrond voorlag en de daartegen gerichte cassatieklachten zijn door de Hoge Raad verworpen. In het arrest van 5 november 2021 heeft de Hoge Raad uitsluitend middelonderdeel 1 gegrond bevonden. Volgens dat middelonderdeel had het hof de stelling, dat de arbitrale beslissingen in strijd zijn met de openbare orde (art. 1065 lid 1 sub d (oud) Rv) omdat HVY in de arbitrageprocedures frauduleus zouden hebben gehandeld, niet op formele gronden mogen verwerpen. Na cassatie en verwijzing ligt uitsluitend nog deze stelling in de vernietigingsprocedure, die nu voor het hof Amsterdam wordt gevoerd, voor. Over de gegrondheid daarvan heeft zich nog geen vernietigingsrechter uitgesproken. Sprake is derhalve van een lopende vernietigingsprocedure, waarvoor het uitgangspunt geldt dat deze de tenuitvoerlegging niet schorst (art. 1066 lid 1 Rv). Ook verval van rechtswege van het verlof tot tenuitvoerlegging wegens vernietiging van het arbitraal vonnis als bedoeld in art. 1064 [1062, HR] lid 4 Rv is in deze situatie niet aan de orde.”
3 Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.1Onderdeel 1 van het middel bestrijdt rov. 5.5, waarin het hof het betoog van FKP en de Russische Federatie heeft verworpen dat, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021 in de vernietigingsprocedure, de arbitrale beslissingen niet ten uitvoer kunnen worden gelegd. Het onderdeel klaagt dat het arrest van de Hoge Raad meebrengt dat (het dictum van) het rechtbankvonnis van 20 april 2016, waarin de arbitrale beslissingen zijn vernietigd, is herleefd en dat daardoor ingevolge art. 1062 lid 4 Rv het door de voorzieningenrechter verleende verlof tot tenuitvoerlegging van de arbitrale beslissingen van rechtswege is vervallen.
3.2
Een uitspraak in eerste aanleg die in hoger beroep is vernietigd, moet geacht worden haar werking te hebben verloren zolang de uitspraak in hoger beroep zelf niet is vernietigd. Indien de Hoge Raad de in hoger beroep gedane uitspraak vernietigt en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwijst, komt het voor het antwoord op de vraag in hoeverre daarmee de werking van de uitspraak in eerste aanleg is herleefd, erop aan welke onderdelen van de in cassatie vernietigde uitspraak niet of tevergeefs zijn bestreden en niet voortbouwen op of onverbrekelijk samenhangen met een beslissing waarover in cassatie met succes is geklaagd, en dus onaantastbaar zijn geworden.
3.3
In de vernietigingsprocedure heeft de rechtbank Den Haag in het vonnis van 20 april 2016 de vordering van de Russische Federatie tot vernietiging van de arbitrale beslissingen toegewezen wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst.
In hoger beroep heeft het gerechtshof Den Haag bij tussenarrest van 25 september 2018 geoordeeld dat de door de Russische Federatie in hoger beroep aangevoerde stelling dat HVY in de arbitrageprocedure frauduleus hebben gehandeld, alleen in een herroepingsprocedure op grond van art. 1068 Rv, en niet in een vernietigingsprocedure, aan de orde kan worden gesteld. Bij eindarrest van 18 februari 2020 heeft het hof onder meer geoordeeld dat de gronden die de Russische Federatie heeft aangevoerd om te betogen dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, die gevolgtrekking niet kunnen dragen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank van 20 april 2016 vernietigd en heeft de vordering van de Russische Federatie tot vernietiging van de arbitrale beslissingen afgewezen.
Bij arrest van 5 november 2021 heeft de Hoge Raad de klacht van de Russische Federatie gegrond bevonden dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de stellingen van de Russische Federatie over frauduleus handelen van HVY in de arbitrageprocedure alleen in een herroepingsprocedure aan de orde kunnen worden gesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van de Russische Federatie tegen onder meer het oordeel van het hof dat de arbitrageovereenkomst geldig is, verworpen. In het dictum van het arrest van 5 november 2021 heeft de Hoge Raad de arresten van het hof van 25 september 2018 en 18 februari 2020 vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
3.4
Uit het voorgaande volgt dat met het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021 het oordeel van het hof dat de arbitrale beslissingen niet wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst kunnen worden vernietigd, onaantastbaar is geworden. Daarmee is definitief de dragende grond ontvallen aan het vonnis van de rechtbank van 20 april 2016, waarin de arbitrale beslissingen waren vernietigd op de grond dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt. De werking van dat vonnis is dan ook niet herleefd. Hierop stuit onderdeel 1 in zijn geheel af.
3.5
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
3.6
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt de Russische Federatie in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van HVY begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 22 maart 2024.
Rechtbank Den Haag 20 april 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:4229.
Gerechtshof Den Haag 18 februari 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:234.
Gerechtshof Den Haag 25 september 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2476.
HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1645.
Rechtbank Den Haag 27 oktober 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:10708.
Gerechtshof Den Haag 28 juni 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1159.
Zie HR 28 september 1984, ECLI:NL:HR:1984:AG4866, rov. 3.2; HR 14 december 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC0084.
Vgl. HR 17 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2254, rov. 3.8.3; HR 19 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2739, rov. 3.6.2.