Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/03554
Datum 12 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 september 2022, nummer 20-003074-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1Het cassatiemiddel klaagt dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip ‘wegmaken’ als bedoeld in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), nu het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de door de verdachte meegenomen vuilniszak ‘aan een ander toebehoorde’.
2.2.1Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op 23 september 2020 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een vuilniszak, die geheel of ten dele aan [betrokkene 1] toebehoorde heeft weggemaakt.”
2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2020, dossierpagina’s 27 tot en met 28, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1]:
Plaats delict: [a-straat] te [plaats]
Ik ben woonachtig op [a-straat 2] te [plaats].(...)In de maand mei kreeg ik een strafbeschikking van de gemeente [plaats]. Dit betrof een boete voor het niet juist aanbieden van afval (2 zakken), kosten € 111,-. Deze zakken waren namelijk aangetroffen op de [c-straat] met post van ons erin. Wij vonden dit vreemd, aangezien wij altijd netjes de afvalzakken juist aanbieden.(...)Op 2 september werd ik gebeld door [betrokkene 5], beheerder van het [A]. Hij vroeg mij of ik camerabeelden had waarop een eventuele dader te zien was die met vuilniszakken rondliep. [betrokkene 5] vond namelijk iedere woensdag gedumpte vuilniszakken bij het [A] (het hof leest: [A]). (...)In de nacht van dinsdag 22 op woensdag 23 september kreeg ik een melding op mijn telefoon dat de camera beweging had gedetecteerd. Dinsdag is de dag dat de vuilniszakken aangeboden moeten worden voor ophaling op woensdag. Ik heb de woning verlaten en zag dat mijn vuilniszak verdwenen was, deze stond voor mijn voortuin. Ik ben in de buurt gaan rondlopen en zag bij het [A] de mij bekende [verdachte] een aantal vuilniszakken dumpen. Ik ben vervolgens terug naar huis gegaan.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2020, dossierpagina’s 32 tot en met 33, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Ik, verbalisant [verbalisant 3], was belast met het uitkijken van camerabeelden. Ik had deze camerabeelden van verbalisant [verbalisant 1] overhandigd gekregen. Ik zag dat er op de CD-rom zes beeldfragmenten stonden met de volgende benamingen:1. Wegnemen vuilniszakken2. Wegnemen zak buren3. Gedumpte zakken4. Betrappen 15. Betrappen 2
Ik bekeek al deze beelden en nam het volgende waar:
1. Wegnemen vuilniszakken:Op 23 september 2020 01:58:55 zag ik dat er vanuit links een persoon in beeld kwam welke direct naar de vuilniszakken toe liep. Ik zag dat de persoon drie van de vijf zakken wegpakte en weer wegliep naar links. Ik zag dat hij omstreeks 01:59:05 uit beeld liep met de vuilniszakken.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2020, dossierpagina 34, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Ik, verbalisant [verbalisant 1], bekeek camerabeelden. Ik bekeek de volgende bewegende camerabeelden:1. Wegnemen vuilniszakken2. Wegnemen zak buren4. Betrappen 15. Betrappen 2
Ik zag op al deze beelden een persoon. Ik herken deze persoon als zijnde [verdachte], woonachtig op [a-straat 1] te [plaats]. Ik herken hem aan zijn postuur, gezicht en zijn specifieke loopgedrag. Ik heb [verdachte] al vaker gesproken, aangehouden en ontmoet, vandaar dat ik zeker weet dat de persoon op de aangegeven video’s [verdachte] is.”
2.2.3Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Door de verdediging is bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de door de verdachte weggemaakte vuilniszak(ken) als een ‘res nullius’ dan wel ‘res derelicta’ dient te worden aangemerkt. Van een goed dat ten tijde van het wegmaken geheel of ten dele aan een ander toebehoort als bedoeld in artikel 350 Wetboek van Strafrecht is volgens de verdediging geen sprake.
Het hof overweegt als volgt.
Het plaatsen van een vuilniszak aan de stoeprand ter vernietiging daarvan kan bezwaarlijk worden opgevat als een vrijbrief voor een ieder hiermee te doen wat hem/haar goeddunkt. Degene die op deze wijze huisvuil aanbiedt, heeft in de regel de intentie dat deze door de vuilnisophaaldienst wordt meegenomen en wordt vernietigd en doet dat daarom op daarvoor vastgestelde data en tijdstippen. De vuilnisaanbieder geeft daarmee het bezit en de eigendom van dat vuilnis niet zomaar op, maar beoogt het bezit en de eigendom daarvan te verschaffen aan de vuilnisophaaldienst. De vuilnisaanbieder kan dit doen, door op het moment dat de vuilnisophaaldienst ter plaatse is, de zak zelf af te geven, maar ook door deze daaraan voorafgaand op daarvoor geëigende momenten op straat te plaatsen. Onder deze omstandigheden kan hooguit worden geoordeeld dat de vuilnisaanbieder afstand doet van zijn eigendomsrecht ten behoeve van de vuilnisverwerker. De vraag of de eigenaar van een ter vernietiging daarvan op het daarvoor bestemde moment aan de straat geplaatste vuilniszak ten behoeve van een ieder afstand doet van het eigendomsrecht van de zak en de inhoud daarvan beantwoordt het hof om die reden ontkennend.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de door verdachte weggemaakte vuilniszak niet als een ‘res nullius’ of ‘res derelicta’ kan worden aangemerkt. Het verweer wordt verworpen.”
2.3
Artikel 350 lid 1 Sr luidt:
“Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”
2.4.1De tenlastelegging is toegesneden op artikel 350 Sr . Daarom moet worden aangenomen dat het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende begrip ‘toebehoorde aan’ is gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft in die bepaling. Van een goed dat ‘geheel of ten dele toebehoort aan een ander’ is geen sprake als de eigenaar de eigendom van dat goed heeft prijsgegeven. (Vgl. ten aanzien van diefstal HR 2 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5952.)
2.4.2Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een vuilniszak heeft weggemaakt die door [betrokkene 1] voor de voortuin van zijn woning was geplaatst om te worden opgehaald door de vuilnisophaaldienst. Het hof heeft bewezenverklaard dat die vuilniszak ten tijde van het wegmaken aan [betrokkene 1] “toebehoorde”, en in dat verband overwogen dat degene die huisvuil aanbiedt door dit te plaatsen aan de stoeprand met het oog op vernietiging daarvan, “hooguit (...) afstand doet van zijn eigendomsrecht ten behoeve van de vuilnisverwerker”. Dat oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, omdat degene die overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in de openbare ruimte afval ter inzameling en verwerking aanbiedt, geacht moet worden daarmee de eigendom van dit afval te hebben prijsgegeven. Voor de beoordeling of een eigenaar de eigendom van een goed heeft prijsgegeven is niet relevant of – en, zo ja, door wie – dat goed daarna weer in bezit is genomen.
2.5Het cassatiemiddel slaagt.
3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2024.