Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 24/01041
Datum 13 december 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
[de vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de vader,
advocaat: C.G.A. van Stratum,
tegen
1. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
2. [de belanghebbende], in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [de minderjarige],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna: de moeder en de bijzondere curator,
niet verschenen.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikkingen in de zaak C/09/639794 FA RK 22-8569 van de rechtbank Den Haag van 10 februari 2023 en 29 juni 2023;
b. de beschikking in de zaak 200.331.289/01 van het gerechtshof Den Haag van 20 december 2023.
De vader heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De moeder en de bijzondere curator hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.M. Coenraad strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing.
De advocaat van de vader heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De vader en de moeder waren met elkaar gehuwd van 2010 tot 2013 en zijn de ouders van [de minderjarige] (hierna: de minderjarige), geboren in 2011.
(ii) De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit.
(iii) De minderjarige heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2
In deze procedure heeft, voor zover in cassatie van belang, de vader verzocht de bestaande zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat de minderjarige haar hoofdverblijfplaats bij hem heeft, waarbij de vader tevens gerechtigd is de minderjarige op zijn woonadres in de basisregistratie personen (hierna: BRP) te laten inschrijven, althans dat daarvoor aan hem vervangende toestemming wordt verleend.
2.3
De rechtbank heeft de bestaande zorgregeling gewijzigd en heeft het verzoek van de vader om te bepalen dat de minderjarige haar hoofdverblijfplaats bij hem heeft en dat zij in de BRP op het woonadres van de vader mag worden ingeschreven, afgewezen.
2.4
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de zorgregeling vernietigd en heeft bepaald dat de minderjarige in de ene week van maandag uit school tot dinsdag naar school bij de moeder verblijft en in de andere week van zaterdag na hockey – en als er geen hockey is om 10.00 uur – tot zondag 20.00 uur bij de moeder verblijft. Het hof heeft het verzoek van de vader dat ziet op de hoofdverblijfplaats van de minderjarige afgewezen. Daartoe heeft het hof overwogen:
“Hoofdverblijfplaats [de minderjarige]
5.17
Het hof zal dit verzoek van de vader afwijzen en legt dit als volgt uit. Het hof ziet in het enkele feit dat de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] wordt beperkt geen aanleiding om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] te wijzigen naar de vader. Naar het oordeel van het hof heeft de vader niet dan wel onvoldoende onderbouwd waarom een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] noodzakelijk zou zijn. De moeder heeft daarentegen wel onderbouwd welke gevolgen de wijziging van de hoofdverblijfplaats voor haar zal hebben. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] naar de vader zal bijvoorbeeld invloed hebben op de kinderbijslag die de moeder ontvangt en aanleiding kunnen vormen voor (nieuwe) procedures over bijvoorbeeld kinderalimentatie . Het hof acht dit onwenselijk. Daarnaast doet een wijziging van de hoofdverblijfplaats in de huidige omstandigheden naar het oordeel van het hof geen recht aan de relatie tussen [de minderjarige] en moeder. De omstandigheden zijn nu zo dat een beperkte zorgregeling met moeder wordt vastgesteld. Het hof gaat ervanuit dat dit een tijdelijke situatie is. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.”
3 Beoordeling van het middel
3.1Onderdeel 2 van het middel klaagt onder meer dat het hof heeft verzuimd te beslissen op het verzoek van de vader om de minderjarige in de BRP op zijn woonadres te laten inschrijven, althans dat, voor zover het hof dit verzoek heeft afgewezen, deze beslissing zonder nadere toelichting onbegrijpelijk is gelet op de door het hof vastgestelde zorgregeling.
3.2
Deze klacht slaagt. Ingevolge art. 1.1, aanhef en onder o, onder 1°, Wet basisregistratie personen is het woonadres van een betrokkene die op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten. Het hof heeft hetzij verzuimd te beslissen op het verzoek van de vader om hem toe te staan de minderjarige in de BRP op zijn woonadres te laten inschrijven, hetzij de afwijzing van dat verzoek onvoldoende gemotiveerd in het licht van de door het hof vastgestelde zorgregeling, die impliceert dat de minderjarige gedurende een half jaar de meeste malen op het adres van de vader overnacht.
3.3
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 20 december 2023;
- wijst het geding terug naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 13 december 2024.
Gerechtshof Den Haag 20 december 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2778.