Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Vierde Kamer
Nummer 24/02726
Datum 25 oktober 2024
BESLISSING
in de zaak van:
[verzoeker 1] B.V. en [verzoeker 2] ,
verzoekers tot het instellen door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
van een vordering als bedoeld in art. 13a lid 1 van de
Wet op de rechterlijke organisatie
tegen
[de betrokken rechter] ,
rechter in de rechtbank Gelderland.
1 De vordering van de Procureur-Generaal
1.1De Procureur-Generaal heeft naar aanleiding van een op 25 april 2023 ontvangen verzoekschrift, ingediend mede namens [verzoeker 1] B.V. (hierna afzonderlijk ook: verzoeker 1) door [verzoeker 2] (hierna afzonderlijk ook: verzoeker 2), op 12 juli 2024 een vordering als bedoeld in art. 13a lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie ingesteld (hierna: de vordering).
1.2
Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:
i. de op 6 februari 2023 door verzoeker 2 bij de rechtbank Gelderland ingediende klacht over het niet publiceren van een uitspraak van [...] 2021 van die rechtbank op rechtspraak.nl tegelijk met of direct nadat de uitspraak in hoger beroep van [...] 2022 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op [...] 2022 was gepubliceerd op rechtspraak.nl;
ii. de brief van de president van de rechtbank Gelderland van 22 februari 2023 aan verzoeker 2 in reactie op zijn klacht;
iii. de brief van verzoeker 2, mede namens verzoeker 1, van 2 mei 2023 aan de Procureur-Generaal waarin om een oordeel wordt gevraagd omtrent hetgeen verzoeker in zijn klacht bij de rechtbank Gelderland naar voren heeft gebracht en over hoe daarop door de president van de rechtbank Gelderland is gereageerd;
iv. de brieven van de Procureur-Generaal van 4 oktober 2023 en 15 april 2024 aan verzoeker 2 inhoudende het voornemen om een rechtsvraag die is opgeworpen door de klacht, ter beantwoording aan de Hoge Raad voor te leggen;
v. de brief van de Procureur-Generaal van 8 mei 2024 aan de president van de rechtbank Gelderland waarin melding wordt gemaakt van het voornemen om een rechtsvraag die is opgeworpen door de klacht, ter beantwoording aan de Hoge Raad voor te leggen, en gelegenheid wordt geboden tot het indienen van een schriftelijke zienswijze;
vi. de brief van de president van de rechtbank Gelderland van 17 mei 2024 aan de Procureur-Generaal waarin inlichtingen worden verstrekt;
vii. de brief van de Procureur-Generaal van 22 mei 2024 aan verzoeker 2 waarmee een afschrift van de brief van de president van de rechtbank Gelderland wordt toegezonden en gelegenheid wordt geboden tot het indienen van een schriftelijke zienswijze;
viii. de brief van verzoeker 2 aan de Procureur-Generaal van 29 mei 2024 waarin inlichtingen worden verstrekt, met bijlagen.
1.3In de vordering beschouwt de Procureur-Generaal de klacht van verzoekers over het niet op of kort na [...] 2022 publiceren van de uitspraak van de rechtbank, te weten de schriftelijke uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank Gelderland van [...] 2021 met kenmerk AWB [...] (hierna ook: de uitspraak in eerste aanleg), gedaan door [de betrokken rechter] (hierna: de betrokken rechter). De Procureur-Generaal komt tot de conclusie dat de voorgelegde klacht wel ziet op een gedraging van een rechter die handelt in de uitoefening van zijn functie, maar dat zij betrekking heeft op een rechterlijke beslissing. Daarom kan de klacht in het kader van de klachtenregeling van art. 13a van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: RO) niet inhoudelijk worden onderzocht en moet niet-ontvankelijkheid volgen, aldus de Procureur-Generaal.
1.4Tot slot vermeldt de Procureur-Generaal in de vordering dat, als de Hoge Raad zou oordelen dat de klacht wel onder het bereik van art. 13a lid 1 RO valt, hij nader op de klacht wenst in te gaan.
2 Het onderzoek
2.1
Op 23 september 2024 heeft de Hoge Raad omtrent de hiervoor in 1.3 vermelde kwestie in raadkamer het onderzoek als bedoeld in art. 13e lid 2 RO ingesteld. De verzoekers, de betrokken rechter en de president van de rechtbank Gelderland zijn uitgenodigd bij dit onderzoek aanwezig te zijn.
2.2
Verzoeker 2 is in raadkamer verschenen. De president van de rechtbank Gelderland is mede namens de betrokken rechter in raadkamer verschenen. De Procureur-Generaal heeft in raadkamer zijn vordering toegelicht.
2.3
Van het onderzoek in raadkamer is proces-verbaal opgemaakt.
3 De feiten waarvan de Hoge Raad uitgaat
3.1
Op [...] 2021 is de uitspraak in eerste aanleg gedaan, in een zaak tussen verzoeker 1 en de inspecteur van de belastingdienst betreffende een naheffingsaanslag loonheffingen als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964. De uitspraak is destijds niet op rechtspraak.nl gepubliceerd.
3.2
Verzoeker 1 heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak. De uitspraak in hoger beroep van [...] 2022 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: de uitspraak in hoger beroep) is op [...] 2022 op rechtspraak.nl gepubliceerd.
3.3
Op 22 november 2022 heeft verzoeker 2 in een e-mail aan de rechtbank Gelderland gevraagd waarom de uitspraak van de rechtbank niet alsnog op rechtspraak.nl is geplaatst. Verzoeker 2 heeft op 13 december 2022 in een telefoongesprek met een medewerker van de rechtbank Gelderland deze vraag nogmaals gesteld. De uitspraak van de rechtbank Gelderland is op [...] 2022 op rechtspraak.nl gepubliceerd.
3.4Op 6 februari 2023 heeft verzoeker 2 een klacht ingediend bij de rechtbank Gelderland. De klacht houdt voor zover van belang het volgende in:
"De uitspraak van de Rechtbank was [...] 2021. Op [...] 2022 heeft het Hof de uitspraak van de Rechtbank vernietigd. Op 22 november 2022 heb ik per e-mail aan de rechtbank een vraag gesteld. Ik heb nog steeds geen antwoord mogen ontvangen. Ik heb nog twee keer gemaild (laatste keer 15 december 2022) en vier keer gebeld (laatste keer 2 februari 2023). Ik krijg telkens als antwoord dat de vraag bij de juridische afdeling ligt en dat ik over een week of drie nog maar weer eens contact moet opnemen als ik nog steeds niets heb ontvangen. Dat duurt nu toch wel erg lang.
Ik heb gevraagd waarom uitspraak AWB [...] ([...] ) niet op of kort na [...] 2022 is gepubliceerd, terwijl de uitspraak in hoger beroep bij het Hof wel op die datum is gedaan en [de Hoge Raad leest: op [...] 2022 is] gepubliceerd [...]). Op [...] 2022 is de uitspraak van de Rechtbank alsnog gepubliceerd, maar dat was op mijn eigen verzoek. Daarmee is mijn vraag niet beantwoord. Volgens artikel 4 lid 2 onder b van het Besluit selectiecriteria uitsprakendatabank Rechtspraak.nl 2012 wordt een uitspraak altijd gepubliceerd indien binnen dezelfde rechtsgang reeds een uitspraak in eerdere of latere aanleg is gepubliceerd."
4 Beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht
4.1
Op grond van art. 13a lid 1 RO kan degene die een klacht heeft over de wijze waarop een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast zich in de uitoefening van zijn functie jegens hem heeft gedragen, tenzij de klacht een rechterlijke beslissing betreft, de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad verzoeken een vordering bij de Hoge Raad in te stellen tot het doen van een onderzoek naar de gedraging.
4.2
De klacht die ten grondslag ligt aan de vordering, komt erop neer dat de uitspraak in eerste aanleg zonder tussenkomst van verzoekers had moeten worden gepubliceerd op rechtspraak.nl kort nadat in dezelfde zaak de uitspraak in hoger beroep op rechtspraak.nl was gepubliceerd.
4.3
De wet bevat geen andere regels over de publicatie op rechtspraak.nl van een rechterlijke uitspraak dan de regels over de verstrekking van afschriften van rechterlijke uitspraken aan partijen, belanghebbenden en derden. De regels over de verstrekking van afschriften in het burgerlijk procesrecht, het strafprocesrecht en het fiscale procesrecht wijken op onderdelen van elkaar af (zie voor een overzicht de vordering van de Procureur-Generaal onder 37). Zij hebben gemeenschappelijk dat is voorzien in rechterlijke bemoeienis ten aanzien van de afweging of het belang van openbaarheid bij verstrekking van een afschrift opweegt tegen belangen van anderen. Publicatie van een uitspraak op rechtspraak.nl en bekendmaking van het ECLI-nummer van de uitspraak aan degene die een afschrift van een rechterlijke uitspraak heeft verzocht, is een vorm van verstrekking van het verzochte afschrift.
4.4
De openbaarheid van rechterlijke uitspraken, gewaarborgd door onder meer art. 121 Grondwet en art. 5 RO, dient vanouds uiteenlopende belangen. Te denken valt onder meer aan het belang van rechtzoekenden en rechtsbijstandverleners bij toegankelijkheid van rechterlijke uitspraken als onderdeel van de toegang tot het recht, aan het algemene belang dat bevoegdheidsuitoefening door middel van rechtspraak kenbaar en controleerbaar is, en aan het belang dat de motivering van een uitspraak kenbaar, controleerbaar en aanvaardbaar is niet alleen voor partijen, maar ook voor belanghebbenden en derden. De openbaarheid van een rechterlijke uitspraak kan naast het doen van uitspraak in het openbaar ook worden bevorderd door de publicatie van de uitspraak.Aan de – ook door de rechter die de uitspraak doet te waarborgen – openbaarheid van rechterlijke uitspraken komt in de democratische rechtsstaat groot gewicht toe. In hoeverre een rechterlijke uitspraak daadwerkelijk openbaar wordt gemaakt, wordt mede bepaald door de toepassing van rechtsregels over het waarborgen van de verwerking van persoonsgegevens, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679), en van rechtsregels over de persoonlijke levenssfeer, waaronder art. 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.5De hiervoor in 4.3 omschreven verstrekking van afschriften van rechterlijke uitspraken en het hiervoor in 4.4 aangeduide afwegingskader waarbinnen de rechter invulling moet geven aan de openbaarheid van rechtspraak illustreren dat de verstrekking van een afschrift van een rechterlijke uitspraak gepaard gaat met rechterlijke afwegingen, waarbij ook het publiceren van een rechterlijke uitspraak op rechtspraak.nl een manier kan zijn waarop afschrift van een uitspraak aan een derde wordt verstrekt. Daarom moet worden aangenomen dat de klacht dat de uitspraak van de betrokken rechter zonder tussenkomst van verzoekers had moeten worden gepubliceerd op rechtspraak.nl kort nadat in dezelfde zaak de uitspraak in hoger beroep op rechtspraak.nl was gepubliceerd, betrekking heeft op een gedraging die redelijkerwijze met de functie van de betrokken rechter in voldoende verband staat om nog als behorend tot de uitoefening van de functie als bedoeld in art. 13a lid 1 RO te kunnen worden aangemerkt. In zoverre is de klacht op grond van art. 13a lid 1 RO ontvankelijk.
4.6
Aan de ontvankelijkheid staat echter wel het volgende in de weg. Zoals hiervoor in 4.3 is vermeld, biedt de wet geen andere regels over de publicatie van een uitspraak op rechtspraak.nl dan de regels over de verstrekking van afschriften van rechterlijke uitspraken aan partijen, belanghebbenden en derden. Op de verstrekking van afschriften van de uitspraak van de betrokken rechter is art. 27g AWR van toepassing. Dit artikel schrijft voor, voor zover van belang, dat de verstrekking van afschriften geschiedt met machtiging van de rechtbank onder afweging van het belang van openbaarheid van de rechtspraak tegen in die bepaling omschreven belangen in de persoonlijke levenssfeer. Gelet hierop en op hetgeen hiervoor in 4.3 en 4.4 is overwogen, bestrijkt de klacht dat de uitspraak in eerste aanleg niet zonder tussenkomst van verzoekers is gepubliceerd op rechtspraak.nl kort nadat in dezelfde zaak de uitspraak in hoger beroep op rechtspraak.nl was gepubliceerd, een rechterlijke beslissing als bedoeld in art. 13a lid 1 RO, waarnaar de Hoge Raad in het kader van de klachtprocedure van de art. 13a e.v. RO geen onderzoek kan doen.
4.7
Op grond van het voorgaande is de hiervoor in 4.2 omschreven klacht niet ontvankelijk. Deze beslissing bevat dan ook geen oordeel over de door verzoekers opgeworpen vraag naar de betekenis van art. 4 lid 2 onder b van het Besluit selectiecriteria uitsprakendatabank Rechtspraak.nl 2012. De hiervoor in 1.4 vermelde voorwaarde voor een nader onderzoek naar de klacht is niet vervuld.
5 Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klacht over het niet op of kort na [...] 2022 op rechtspraak.nl plaatsen van de rechterlijke uitspraak met kenmerk AWB [...] niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter, de vicepresident V. van den Brink en de raadsheer G.C. Makkink, in tegenwoordigheid van de griffier A.M. Wolffram-Van Doorn, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024.
HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:658, rov. 3.5.2.
HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2008, rov. 2.9.
Vgl. HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:511, rov. 5.2.