Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 24/00308
Datum 25 oktober 2024
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.C. Zevenberg,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
niet verschenen.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/706394 / HA ZA 21-771 van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2021 en 16 februari 2022;
b. het arrest in de zaak 200.310.249/01 van het gerechtshof Amsterdam van 7 november 2023.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, H.M. Wattendorff en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 25 oktober 2024.