Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Vierde Kamer
Nummer 24/02532
Datum 13 september 2024
ARREST
houdende de beslissing op een vordering, als bedoeld in artikel 46o van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren , van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden van 4 juli 2024, tot ontslag als rechterlijk ambtenaar van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats],
hierna: de betrokkene.
1 De vordering van de Procureur-Generaal
De Procureur-Generaal heeft op 4 juli 2024 schriftelijk gevorderd dat de Hoge Raad de betrokkene op de voet van artikel 46i, lid 1, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra) zal ontslaan met ingang van 1 oktober 2024.
Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:
i. Brief van de waarnemend president van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 mei 2024 inhoudende een verzoek tot vordering van ontslag van de betrokkene, met vier bijlagen:
1) het Koninklijk Besluit van benoeming tot senior raadsheer van de betrokkene in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden;
2) de beslissing ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) van 25 oktober 2023;
3) het oordeel van de bedrijfsarts over de situatie van de betrokkene van 24 juli 2023; en
4) het arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 13 oktober 2023.
Brief van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad van 30 mei 2024 aan de betrokkene inzake het verzoek tot vordering van ontslag (uitnodiging zienswijze).
Brief van de betrokkene van 19 juni 2024 inhoudende een reactie op de brief van 30 mei 2024.
2 De raadkamer
Op 2 september 2024 heeft de Hoge Raad in raadkamer het onderzoek, als bedoeld in artikel 46p, lid 1, Wrra , ingesteld.
Bij brieven van 11 juli 2024 zijn de betrokkene en de waarnemend president van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in kennis gesteld van de datum en het tijdstip van het onderzoek in raadkamer en zijn zij uitgenodigd bij dit onderzoek aanwezig te zijn.
De betrokkene heeft de waarnemend griffier van de Hoge Raad per e-mail van 13 juli 2024 bericht niet aanwezig te zullen zijn bij de raadkamer op 2 september 2024, omdat hij zijn zienswijze kenbaar heeft gemaakt in zijn brief aan de Procureur-Generaal van 19 juni 2024.
De waarnemend president van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de waarnemend griffier van de Hoge Raad bericht niet aanwezig te zullen zijn.
De Procureur-Generaal heeft de vordering in raadkamer mondeling toegelicht.
3 Beoordeling
3.1
De betrokkene is senior raadsheer in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en derhalve een voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 46b Wrra .
3.2
Artikel 46i, lid 1, Wrra bepaalt dat de rechterlijk ambtenaar, wanneer hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, door de Hoge Raad kan worden ontslagen, indien:
a. de ongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft geduurd;
b. herstel van zijn ziekte binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar redelijkerwijs niet is te verwachten; en
c. naar het oordeel van de functionele autoriteit duurzame reïntegratie in de eigen arbeid, in andere passende arbeid bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van de Minister van Justitie en Veiligheid, of in passende arbeid buiten dat gezagsbereik, niet binnen een redelijke termijn is te verwachten.
Artikel 46j Wrra bepaalt voorts dat bij de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 46i, lid 1, Wrra de uitslag wordt betrokken van de beoordeling door het UWV.
3.3
Uit de door de Procureur-Generaal overgelegde stukken en het in raadkamer ingestelde onderzoek blijkt dat is voldaan aan de in artikel 46i, lid 1, aanhef en onder a, b en c, Wrra genoemde voorwaarden. De Hoge Raad is van oordeel dat voldoende gronden aanwezig zijn om de betrokkene op de voet van artikel 46i Wrra per 1 oktober 2024 als rechterlijk ambtenaar ontslag te verlenen.
4 Beslissing
De Hoge Raad ontslaat [betrokkene] als rechterlijk ambtenaar per 1 oktober 2024.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, T.H. Tanja-van den Broek, A.L.J. van Strien en G.C. Makkink, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.C.H. Treure, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024.