Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01364
Datum 6 september 2024
ARREST
op het door [B] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 2 maart 2022, nr. BK-19/00475, op het hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 18/1079) betreffende een aan [X2] Ltd over het jaar 2011 opgelegde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.
1 Geding in cassatie
1.1[B], vertegenwoordigd door P.J. van Amersfoort en R. van Scharrenburg, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld op naam van [X2] Ltd. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.[B] heeft een conclusie van repliek ingediend.De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
1.2De Advocaat-Generaal M.R.T. Pauwels heeft op 30 juni 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.[B] heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in onderdeel 4 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 22/01363 (ECLI:NL:HR:2024:1080).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, M.A. Fierstra, J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024.