Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 24/00907 Bv
Datum 3 september 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2024, nummer RK 23/025586, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 98 lid 4 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: de klaagster.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft R.J. van Eenennaam, advocaat in Leiden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de klaagster heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2024.