Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 23/03760
Datum 12 juli 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de man,
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de vrouw,
advocaat: C.G.A. van Stratum.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikkingen in de zaak C/10/584977 / FA RK 19-9368 van de rechtbank Rotterdam van 14 december 2020 en 27 augustus 2021;
b. de beschikking in de zaken 200.303.996/01 en 200.304.062/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 juni 2023.
De man heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
In de procesinleiding is een voorbehoud tot aanvulling van het middel gemaakt vanwege het ontbreken van een proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep. Naar aanleiding van het ontvangen proces-verbaal heeft de man op 2 november 2023 een aanvullende procesinleiding ingediend.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van de man heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 12 juli 2024.