Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 23/03219
Datum 12 juli 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de man,
advocaat: K. Aantjes,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de vrouw,
advocaat: M.E. Bruning.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikkingen in de zaak C/16/458663 FA RK 18-2150 van de rechtbank Midden-Nederland van 24 april 2019 en 10 oktober 2019;
b. de beschikkingen in de zaak 200.272.465 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2021, 13 april 2021, 25 november 2021, 12 mei 2022 en 16 mei 2023.
De man heeft tegen de beschikkingen van het hof van 2 februari 2021, 13 april 2021, 25 november 2021 en 16 mei 2023 beroep in cassatie ingesteld.
De vrouw heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping.
De advocaat van de man heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikkingen van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikkingen. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 12 juli 2024.