Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 23/01770
Datum 13 oktober 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: M.E. Bruning,
tegen
OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT NOORD-HOLLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/15/336295 / FA RK 23-434 van de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2023.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1In deze procedure heeft de officier van justitie op de voet van art. 7:7 Wvggz verzocht een machtiging te verlenen tot voortzetting van de crisismaatregel die aan betrokkene is opgelegd.
2.2
Bij het verzoekschrift is onder meer een medische verklaring gevoegd van een onafhankelijke psychiater. Deze psychiater heeft de wijze van onderzoek als volgt toegelicht in de medische verklaring:
“Betrokkene werd fysiek beoordeeld door [de arts], arts en later via beeldbellen beoordeeld door ondergetekende. Dit is gekozen in verband met de noodzaak om snel te handelen. De beoordeling wordt betrouwbaar geacht.”
2.3De rechtbank heeft een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor drie weken.
3 Beoordeling van het middel
3.1Onderdeel 1 van het middel klaagt onder meer dat de rechtbank ten onrechte van oordeel is dat aan de wettelijke voorwaarden voor afgifte van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is voldaan. De rechtbank had ambtshalve moeten vaststellen dat de medische verklaring niet is gebaseerd op een persoonlijk onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene en dat deze verklaring geen toereikende toelichting bevat waarom dat onderzoek via beeldbellen heeft moeten plaatsvinden, aldus de klacht.
3.2
De psychiater dient het in de Wvggz voor de diverse vormen van verplichte zorg voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een weigering van de betrokkene om aan een onderzoek mee te werken, maar ook andere omstandigheden kunnen meebrengen dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene niet of slechts beperkt mogelijk is. In die gevallen zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel.
3.3
In dit geval heeft de psychiater betrokkene niet in een direct contact onderzocht, maar via beeldbellen. In de medische verklaring wordt toegelicht dat voor beeldbellen is gekozen “in verband met de noodzaak om snel te handelen”. Uit de medische verklaring blijkt echter niet waarom de noodzaak om snel te handelen meebracht dat het redelijkerwijs niet mogelijk was om betrokkene in een direct contact te onderzoeken. De medische verklaring bevat daarom geen toereikende toelichting waarom de psychiater betrokkene via beeldbellen heeft onderzocht. Aan de wettelijke voorwaarden voor afgifte van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is derhalve niet voldaan. Dit had de rechtbank ambtshalve moeten constateren.
De hiervoor in 3.1 weergegeven klacht slaagt.
3.4
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2023;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.B. ter Heide, als voorzitter, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 13 oktober 2023.
Zie HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:665, rov. 3.2; HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:663, rov. 3.2; HR 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2015, rov. 3.2; HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1509, rov. 3.1.4.
Vgl. HR 12 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:226, rov. 3.4.