Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Poging doodslag, art. 287 Sr. Middelen verdachte: 1. (putatief) noodweer(exces), art. 41 Sr. 2. Strafmotivering, art. 359.5 en 359.6 Sv. Middel benadeelde partij over niet volledig toewijzen van vordering t.z.v. immateriële schade en over beslissing tot afwijzing (i.p.v. n-o verklaring) van de vordering voor het overige waardoor b.p. mogelijkheid is ontnomen het overige deel van de vordering aan de civiele rechter voor te leggen, art. 361.3 Sv. HR: art. 81.1 RO.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/04399

Datum 15 maart 2022

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 december 2020, nummer 22-001264-19, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.G. Cantarella, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Namens de benadeelde partij heeft M.P. de Klerk, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De advocaat van de benadeelde partij heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het vierde cassatiemiddel van de verdachte

2.1

Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.

2.2

Nu de Hoge Raad de zaak binnen zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep afdoet, waardoor de overschrijding van de inzendtermijn in voldoende mate wordt gecompenseerd, kan – wat betreft de totale duur van de behandeling in cassatie – niet worden gesproken van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM .

2.3

Het cassatiemiddel faalt dus.

3. Beoordeling van de cassatiemiddelen van de verdachte voor het overige en van het middel van de benadeelde partij

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature