U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Huisvredebreuk door samen met zijn vriendin (eigenaar van woning) d.m.v. intikken van raam en intrappen van deur de woning waarin haar ex-vriend is blijven wonen te betreden, art. 138.1 Sr. 1. Bewijsklacht wederrechtelijk binnendringen. 2. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr.

Ad 1. Opvatting dat binnendringen in een woning bij ander in gebruik niet ‘wederrechtelijk’ kan zijn als dit gebeurt met toestemming van eigenaar van woning, is in zijn algemeenheid onjuist. Daarbij is van belang dat art. 138 Sr het huisrecht van ander, dat hij ontleent aan feitelijke bewoning beoogt te beschermen (vgl. ECLI:NL:HR:2007:BA4943). ’s Hofs oordeel dat verdachte woning ‘wederrechtelijk’ is binnengedrongen is toereikend gemotiveerd. Omstandigheid dat verdachte de woning telkens samen met eigenaar van woning en met haar toestemming heeft betreden, maakt dat niet anders.

Ad 2. HR ambtshalve: HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.

Samenhang met 19/02284.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/02283

Datum 23 maart 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 april 2018, nummer 21-000910-17, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat de verdachte “wederrechtelijk” is binnengedrongen in een woning ontoereikend is gemotiveerd.

2.2.1

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

“hij omstreeks 04 nov 2011 t/m 1 dec 2011 te [plaats] , gemeente [plaats] , wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen [a-straat 1] , te [plaats] en in gebruik bij [slachtoffer] .”

2.2.2

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als de verklaring van [slachtoffer] , p. 8-9:

Op vrijdag 04 november 2011, omstreeks 06.30 uur heb ik mijn woning gevestigd op de [a-straat 1] te [plaats] geheel afgesloten en onbeschadigd achter gelaten. Nadat ik de woning had afgesloten ben ik naar mijn werk gegaan in [plaats] . Op vrijdag 04 november 2011, omstreeks 13.07 uur kreeg ik een sms afkomstig van mijn ex-vriendin [betrokkene 1] . Haar voornaam is [betrokkene 1] en zij stuurde mij het bericht met de volgende tekst: ‘Op advies van mijn advocaat heb ik mij toegang verschaft tot mijn eigen woning om enkel en alleen de inboedel vast te leggen. Mocht je daarover vragen hebben dan kun je mijn advocaat bellen’. Ik dacht meteen wat is er nu weer aan de hand. Ik heb toen eerst de politie gebeld en gevraagd om te gaan kijken bij mijn woning op de [a-straat 1] te [plaats] . Ik ben omstreeks 13.30 uur dezelfde dag terug gebeld door de politie Groesbeek en deze gaven aan dat de onderste ruit van de voordeur opengebroken was. En op de plaats waar de ruit had gezeten was een vezelplaat aan de binnenkant en buitenkant bevestigd.

2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als de verklaring van [slachtoffer] , p. 51:

Op donderdag 1 december 2011 omstreeks 12.00 uur kwam ik thuis bij mijn woning. Ik zag vanaf de parkeerplaats dat mijn ex-vrouw en een man boven op de galerij liepen van het appartementencomplex.

(...)

Ik ben toen snel naar mijn woning gegaan.

Aangekomen bij mijn woning zag ik dat de voordeur vernield was. Het slot was vernield, een voorzet plaat onder in de deur was vernield en de sponning. De voordeur stond open. [verdachte] en [betrokkene 1] stonden voor de deur op de galerij. Ik zag dat de man die ik eerder zag [verdachte] geweest moest zijn.

We zeiden niets tegen elkaar. Ik loop langs hun mijn woning binnen.

(...)

Ik heb toen direct de politie en mijn advocaat gebeld.

Ik zag dat [betrokkene 1] en [verdachte] weer de woning in wilden lopen.

(...)

Ik heb toen vervolgens [betrokkene 1] en [verdachte] uit de woning geduwd. Ik heb vervolgens de deur dichtgeduwd en de knippen op de deur gedaan.

3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als de verklaring van verdachte

p. 38-39.

V: Je zou in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] binnen zijn geweest zonder toestemming van de bewoner [slachtoffer] .

A: Dat was op 04 november 2011. Het was rond een uur of 12.00.

(...)

V : Wie is [slachtoffer] ?

A: Dat is de ex-vriend van mijn vriendin [betrokkene 1] . [slachtoffer] woont in een huis aan de [a-straat 1] te [plaats] . (...) [slachtoffer] is blijven wonen in die woning nadat hun relatie was beëindigd.

(...)

V: Je hebt het steeds over “we”. Wie zijn “we”?

A: [betrokkene 1] , mijn vriendin.

V: Hoe zijn jullie naar binnen gegaan?

A: Ik heb het onderste raampje van de voordeur ingetikt. Vervolgens is [betrokkene 1] naar binnen gegaan via het gebroken raam en heeft zij de deur van het slot gehaald van binnen uit. Toen zijn we door de woning gegaan om te fotograferen en te filmen.

4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte

voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als de verklaring van verdachte

p. 82-:

A: Vandaag, 1 december 2011, ben ik met [betrokkene 1] naar haar woning gegaan, [a-straat 1] te [plaats] , die bewoond wordt door [slachtoffer] .

(...) Ik heb al eerder een raampje geforceerd van de voordeur van deze woning. Ik dacht nu opnieuw binnen te kunnen komen via dat plaatje wat ik er destijds tegen aan had geschroefd. Ik wilde geen schade maken. Aangekomen bij de woning bleek dat [slachtoffer] aan de achterkant van de woning platen en metalen beugels en strippen had gemonteerd. Kennelijk om te voorkomen dat we binnen konden komen. (...) Ik heb toen de voordeur ingetrapt.

V: Hoe heb je dat gedaan?

A: Ik deed dit met mijn rechter voet. Ik had toen schoenen aan.

V: Waar heb je tegen de deur aan getrapt?

A: Iedere deur heeft een zwak punt. Gewoon tegen de deur.

V: En toen?

A: Ik ben toen naar binnen gegaan met [betrokkene 1] .”

2.2.3

Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:

“De verdachte heeft aangegeven dat het huis eigendom van zijn vriendin, [betrokkene 1] , was. Hij vindt dat hij daardoor geen toestemming nodig heeft van [slachtoffer] om de woning te betreden.

Het hof overweegt als volgt. Het feit dat [slachtoffer] niet de eigenaar van de woning was maar de vriendin van verdachte betekent niet zonder meer dat verdachte zich zonder toestemming van [slachtoffer] toegang tot de woning kon verschaffen. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] de woning huurde van [betrokkene 1] en het betreden van de woning zonder de toestemming van [slachtoffer] is derhalve wederrechtelijk.”

2.3

Artikel 138 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:

“Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.”

2.4.1

Voor zover het cassatiemiddel berust op de opvatting dat het binnendringen in een woning bij een ander in gebruik niet “wederrechtelijk” kan zijn als dit gebeurt met toestemming van de eigenaar van de woning, faalt het omdat die opvatting in zijn algemeenheid onjuist is. Daarbij is van belang dat artikel 138 Sr het huisrecht van een ander, dat hij ontleent aan de feitelijke bewoning, beoogt te beschermen (vgl. HR 4 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4943).

2.4.2

Het hof heeft vastgesteld dat [slachtoffer] de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] bewoonde en dat de verdachte zonder zijn toestemming meermalen deze woning heeft betreden, waarbij hij het onderste raampje van de voordeur heeft ingetikt dan wel de voordeur heeft ingetrapt. Het daarop gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte de woning “wederrechtelijk” is binnengedrongen, is toereikend gemotiveerd. Dat de verdachte de woning telkens samen met de eigenaar van de woning en met haar toestemming heeft betreden, maakt dit niet anders. Ook in zoverre faalt het cassatiemiddel.

3 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

3.1

Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.

3.2

De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;

- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature