Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Erfvredebreuk door als eigenaar van camping in Rijsbergen door gemeente opgelegd toegangsverbod te overtreden, art. 138.1 Sr. Is sprake van “wederrechtelijk” vertoeven a.b.i. art. 138.1 Sr? Art. 13b Woningwet. Art. 5:1 BW. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:1951:67 m.b.t. wederrechtelijk vertoeven in de zin van art. 138.1 Sr. Gemeente heeft o.g.v. art. 13b.2 Woningwet het beheer van de camping overgenomen van verdachte en heeft later bij brief aan verdachte meegedeeld dat hem door gemeente “op grond van haar privaatrechtelijke bevoegdheid als beheerder” toegang is ontzegd tot percelen waarop camping is gevestigd. Toen verdachte daarna het terrein van die camping betrad, is verschillende keren namens gemeente een tot hem gerichte vordering gedaan het terrein te verlaten, aan welke vordering hij geen gehoor heeft gegeven. ‘s Hofs op deze vaststellingen gebaseerde oordeel dat verdachte ”wederrechtelijk” op terrein van camping heeft vertoefd, geeft gelet op wettelijk kader niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Daaraan doet niet af dat verdachte (middellijk) eigenaar was van de camping.

Volgt verwerping. Samenhang met 20/02723.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/02693

Datum 12 oktober 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 augustus 2020, nummer 20-003722-19, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.C.L. van de Corput, advocaat te Breda, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel richt zich onder meer tegen de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat sprake was van het “wederrechtelijk” vertoeven op het in de bewezenverklaring bedoelde erf.

2.2.1

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:

“op 3 december 2017 te Rijsbergen, gemeente Zundert, op het besloten erf, gelegen aan Bredaseweg 33 (“camping Fort Oranje”), bij gemeente Zundert in gebruik, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.”

2.2.2

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

“1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2017 (p. 04-05), betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant], voor zover inhoudende:

Op 3 december 2017 was ik verbalisant in uniform gekleed, aanwezig op camping Fort Oranje aan de Bredaseweg 33 te Rijsbergen. Ter plaatse was ik belast met de handhaving van de openbare orde.

Ik was aanwezig samen met 4 beveiligers van beveiligingsbedrijf Scorpions.

Mij verbalisant was ambtshalve bekend dat de voormalige beheerder van de camping, [verdachte] hieronder genoemd, schriftelijk de toegang tot de camping Fort Oranje is ontzegd door de gemeente Zundert.

Op zondag 3 december 2017 omstreeks 14.15 uur zag ik dat er een auto de parkeerplaats van de camping kwam opgereden. Deze auto had als opschrift OMROEP BRABANT.

Vervolgens ben ik naar de feitelijke ingang gelopen en zag dat over de parallelweg van de Bredaseweg te Rijsbergen de latere verdachte [verdachte] liep, samen met 4 fotografen. Ik zag dat [verdachte] in de richting van de hoofdingang van de camping liep welke toegang geeft tot de weg naar de receptie van de camping.

Ik verbalisant ben teruggelopen naar de receptie en heb de beveiligers geïnformeerd over het feit dat [verdachte] op weg was, samen met de pers, naar de camping.

Ik verbalisant zag dat [verdachte] samen met de persfotografen de camping op kwam gelopen alwaar hij werd tegengehouden door medewerkers van beveiligingsmaatschappij Scorpions voornoemd.

Ik zag en hoorde dat beveiliger [betrokkene 1] met [verdachte] in gesprek ging en dat hij [verdachte] luid en duidelijk mededeelde dat hij niet de camping op mocht.

[verdachte] vertelde dat hij de camping wilde inspecteren.

Hierop heeft beveiliger [betrokkene 1] [verdachte] gezegd dat hij niet de camping op mocht en heeft hij luid en duidelijk en in alle rust tot 3 maal toe gevorderd dat [verdachte] de camping moest verlaten.

Ik verbalisant hoorde dat [verdachte] luid en duidelijk antwoordde dat hij niet weg zou gaan.

Hierop heb ik verbalisant verdachte [verdachte] aangehouden terzake huisvredebreuk en het kennelijk opzettelijk niet voldoen aan de aan hem gedane vordering.

De beveiliger [betrokkene 1] was namens de aangestelde beheerder gemachtigd om genoemde vordering te doen.

2. Het proces-verbaal aanhouding d.d. 3 december 2017 (p. 08-09), betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant], voor zover inhoudende:

Op zondag 3 december 2017 omstreeks 14:35 uur, hield ik op de locatie Bredaseweg 33, 4891 SJ Rijsbergen, binnen de gemeente Zundert, als verdachte aan:

Verdachte Achternaam: [verdachte] Voornamen: [verdachte] Geboren: [geboortedatum] 1944

Grond aanhouding Op heterdaad als verdachte van overtreding van artikel 184 Wetboek van Strafrecht en 138 /1 Wetboek van Strafrecht.

Bevindingen

Verdachte werd door beveiliger [betrokkene 1] van beveiligingsbedrijf Scorpions (werkzaam op Fort Oranje aan de Bredaseweg 33 te Rijsbergen) 3 maal luid en duidelijk bij de slagboom op de camping voornoemd in het bijzijn van de pers gevorderd om de camping te verlaten.

Verdachte [verdachte] zei luid en duidelijk voor een ieder verstaanbaar dat hij de camping op zou gaan om deze te inspecteren.

Hierop is de verdachte aangehouden terzake het opzettelijk niet voldoen aan bevel of vordering en huisvredebreuk.

3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 december 2017 (p. 14-17), voor zover inhoudende:

V: Klopt het dat u samen met de pers naar Fort Oranje bent gegaan? A: Ja.

V: Een beveiliger van Scorpions heeft U tot drie maal gevorderd het terrein van camping, Fort Oranje te verlaten, en U heeft geantwoord dat u niet weg zou gaan, klopt dat? A: Ja dat klopt.

4. Een geschrift, zijnde een aangetekende, d.d. 6 juli 2017, ondertekend door mr. dr. B.J.P.G. Roozendaal, advocaat te Breda, gericht aan verdachte (p. 46), voor zover inhoudende:

AAN [verdachte]

p/a [medeverdachte] [a-straat 1] [plaats]

DATUM 6 juli 2017 ONDERWERP Gemeente Zundert / [verdachte]

Geachte [medeverdachte], Namens mijn cliënten, de gemeente Zundert en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert (hierna gezamenlijk: de ‘gemeente’), bericht ik u als volgt.

De gemeente is sinds 23 juni 2017 op grond van artikel 13b Woningwet aangewezen als beheerder van het terrein Camping Fort Oranje. Op grond van artikel 13b, lid 1, Woningwet is de gemeente bevoegd tot het verrichten van alle handelingen met betrekking tot Camping Fort Oranje die volgens het burgerlijk recht tot de rechten en plichten van een eigenaar behoren. Tot de bevoegdheden die krachtens artikel 5:1 BW aan de eigenaar toekomen, behoort ook de bevoegdheid om toegang tot het perceel te verlenen, of te ontzeggen. De gemeente is derhalve privaatrechtelijk bevoegd om te bepalen wie toegang heeft tot het terrein van Camping Fort Oranje.

Thans bericht ik u dat de gemeente op grond van haar privaatrechtelijke bevoegdheid als beheerder op grond van artikel 5:1 BW jo. artikel 13b, lid 1, Woningwet u de toegang ontzegt tot de percelen waarop Camping Fort Oranje is gevestigd. Het is u derhalve verboden om zich vanaf heden, tot nader orde, op Camping Fort Oranje te begeven. Begeeft u zich ondanks dit verbod wel op het terrein, dan zal de gemeente aangifte doen van huisvredebreuk op grond van artikel 138 Wetboek van Strafrecht en de Politie verzoeken u van het terrein te verwijderen.

5. Een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zaaknummer BRE 17/6926 GEMWT VV (p. 37-45), voor zover inhoudende:

Uitspraak van 30 november 2017 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

1. [verdachte], te [plaats] (B), verzoeker sub 1,

4. [medeverdachte], te [plaats], verzoeker sub 4,

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 23 november 2017,

Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

5.1

De burgemeester betwist dat verzoekers (spoedeisend) belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. Daartoe heeft de burgemeester aangegeven dat (het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente Zundert, uit hoofde van zijn rol als beheerder en op grond van zijn privaatrechtelijke bevoegdheid daartoe, verzoekers de toegang tot het terrein heeft ontzegd waar de voor hen geldende gebiedsverboden van toepassing zijn. Gelet hierop kunnen verzoekers volgens de burgemeester met het onderhavige verzoek niet het beoogde doel bereiken.

Met betrekking tot de stelling van de burgemeester dat het spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening zou ontbreken gelet op het feit dat verzoekers ook privaatrechtelijk de toegang tot het terrein is ontzegd door het college als beheerder van het terrein, overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekers ter zitting hebben aangegeven dat zij aan deze gebiedsontzeggingen geen waarde toekennen.

De voorzieningenrechter herhaalt - wellicht ten overvloede - dat zij zich niet heeft uitgesproken over de privaatrechtelijke ontzeggingen van de toegang tot het terrein door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. Deze uitspraak heeft uitsluitend tot gevolg dat het op grond van het publiekrecht door de burgemeester opgelegde gebiedsverbod ten aanzien van verzoekers wordt geschorst.

6. Een afzonderlijk opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL2000-2017290922-11, d.d. 22 oktober 2019 (p. 1-3), betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant], alsmede de bijbehorende bijlage (hof: luchtfoto camping Fort Oranje), voor zover inhoudende:

Camping Fort Oranje is gelegen op het perceel gelegen tussen de Bredaseweg, Fort Oranjestraat en de Kleuterhuislaan in Rijsbergen, gemeente Zundert. Rondom de gehele camping is een omheining in de vorm van een hekwerk.

Aan de zijde van de Bredaseweg is de toegang tot het campingterrein. De ingang voor campinggasten en/of bezoekers is te bereiken via de parallelweg van de Bredaseweg waarbij men meteen het terrein van de camping betreedt.

Meteen aan het begin van de toegang staat zowel links als rechts van deze toegang blauwe borden met het witte opschrift:

Verboden toegang voor onbevoegden, art. 461 wetb. v. strafr.

De genoemde blauwe bordjes waren 3 december 2017 al aanwezig en zijn nog steeds aanwezig.

Bij deze ingang aan de zijde van de Bredaseweg is het hekwerk onderbroken en staat er links van de ingang een groot bord met opschrift: camping Fort oranje.

Vanaf de openbare weg legt men een afstand af van ongeveer 75 meter over het terrein van de camping eer men bij de slagboom komt die bestemd is/was om het gemotoriseerde verkeer tegen te houden c.q. te controleren.

Ik, verbalisant, heb gezien dat de op 3 december 2017 aangehouden verdachten [verdachte] en [medeverdachte], beiden te voet vanaf de openbare weg, ongeveer 75 meter het campingterrein op zijn gelopen.

Bij dit proces-verbaal heb ik een print van Google maps met daarop (...) aangegeven het traject dat de verdachte [verdachte] en [medeverdachte] op het terrein van de camping hebben afgelegd/gelopen.

7. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 26 juni 2018, voor zover inhoudende:

Politierechter:

[verdachte] heeft ook gezegd dat hij daar was, is u ook gevorderd het terrein te verlaten?

[verdachte]:

Dat klopt, ik was daar ook op 3 december 2017, ik denk wel dat ik toen ook gevorderd ben het terrein van camping Fort Oranje te verlaten.

8. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 06 augustus 2020, voor zover inhoudende:

“Ik heb zelf de blauwe bordjes ‘Verboden toegang voor onbevoegden, art. 461 wetb. v. strafr.’ bij de toegang via de ventweg opgehangen.

Ik bevond mij op de weg voor de slagboom, ter hoogte van de deur van de receptie. Dit is het gebouw net naast de letter D, gelet op de bijlage van het aanvullend opgemaakte procesverbaal. Het klopt dat de beveiliger mij heeft gezegd dat ik camping Fort Oranje moest verlaten.”

9. Een uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2017:2846) houdt onder meer in:

In een brief van de Brandweer Midden en West-Brabant van 2 februari 2017 is het resultaat van een integrale handhavingsactie beschreven waarbij is geconstateerd dat er geen sprake is van voldoende brandveilig gebruik van Camping Fort Oranje, onder meer omdat doorgaanswegen op diverse plaatsen zijn geblokkeerd, binnen vrij te houden zones bouwwerken zijn gerealiseerd en de aangetroffen brandkranen gedurende lange tijd niet zijn onderhouden. (...)

Ten aanzien van de volksgezondheid heeft het college diverse rapporten overgelegd van de GGD West-Brabant, waaronder een rapport van maart 2017. In dat rapport zijn de bevindingen van op 17 januari en 14 februari 2017 uitgevoerde controles beschreven. Tijdens deze controles zijn de bewoners van de camping in beeld gebracht en is onderzoek gedaan naar de binnenmilieus van de caravans, de leefomgeving van de publieke ruimten en de hygiënezorg. In het rapport wordt geconcludeerd dat het vanwege de vaak slechte gezondheids- en sociaalmaatschappelijke situatie van bewoners en veiligheidsrisico's ongezond is om te wonen op Camping Fort Oranje en dat de leefsituatie en leefomgeving van een deel van de bewoners niet in overeenstemming is met artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Ten aanzien van de openbare orde is bij het besluit van 23 juni 2017 een overzicht gevoegd van het aantal incidenten op of rondom Camping Fort Oranje dat is vastgelegd in het politiesysteem BVH in de periode januari 2014 tot en met 20 maart 2017.

Dit overzicht bevat ruim 1700 mutaties waaronder meldingen van mensenhandel, illegale prostitutie, (kinder)misbruik, mishandeling, overlast, brandstichting en drugshandel.

10. Een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, voorzieningenrechter afdeling bestuursrecht van 30 november 2017 (ECLI:NL:RBZWB:2017:7804), houdt onder meer in:

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert (het college) hebben op 9 juni 2017 vanwege de woon- en leefsituatie op camping Fort Oranje aan de exploitante, Recreatiepark Fort Oranje B.V., het voornemen kenbaar gemaakt om de camping te sluiten. Daarbij is aangegeven dat de sluiting op zijn vroegst op 4 augustus 2017 zal plaatsvinden en dat de bewoners, op dat moment in ieder geval de 535 in de gemeentelijke basisregistratie geregistreerde personen, in een jaar tijd gefaseerd herhuisvest zullen worden. Op 22 juni 2017 heeft de exploitante bekend gemaakt dat de exploitatie van camping Fort Oranje al op 3 juli 2017 gestaakt zal worden en dat iedereen op die dag na 12:00 uur het terrein verlaten dient te hebben en dat de water- en stroomvoorziening gestaakt zal worden.

Dit voornemen van de exploitante doorkruiste de herhuisvestingsplannen van de gemeente Zundert. Gevreesd werd dat niet tijdig adequate opvang geregeld zou kunnen worden voor een groot aantal hulpbehoevende bewoners. Dit vooruitzicht heeft geleid tot een bijeenkomst van het Regionaal Beleidsteam van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Tijdens deze bijeenkomst heeft de voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant vastgesteld dat sprake was van ernstige vrees voor het ontstaan van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis. De voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft daarop het besluit genomen om op te schalen naar fase 4 van de Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP). Om het gemeentelijke opvangplan veilig te stellen en een aanstaande crisis te voorkomen hebben de burgemeester en het college de camping per 23 juni 2017 gesloten en het beheer ervan overgenomen.

(...)

Met betrekking tot de stelling van de burgemeester dat het spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening zou ontbreken gelet op het feit dat verzoekers ook privaatrechtelijk de toegang tot het terrein is ontzegd door het college als beheerder van het terrein, overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekers ter zitting hebben aangegeven dat zij aan deze gebiedsontzeggingen geen waarde toekennen. Zij betwisten dat het college de bevoegdheid heeft om een eigenaar de toegang tot zijn eigendommen te ontzeggen. In de visie van verzoekers betekent schorsing van het bestreden besluit dan ook dat zij het terrein kunnen betreden. Het is dan eventueel aan de strafrechter om te beoordelen of sprake is van huisvredebreuk, zoals door burgemeester is gesteld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de onderhavige procedure zich niet leent voor beantwoording van deze vraag. Het is niet aan de bestuursrechter, en al helemaal niet in haar hoedanigheid als voorzieningenrechter, om zich uit te spreken over de rechtmatigheid van een privaatrechtelijke ontzegging van de toegang.

(...)

De voorzieningenrechter herhaalt - wellicht ten overvloede - dat zij zich niet heeft uitgesproken over de privaatrechtelijke ontzeggingen van de toegang tot het terrein door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. Deze uitspraak heeft uitsluitend tot gevolg dat het op grond van het publiekrecht door de burgemeester opgelegde gebiedsverbod ten aanzien van verzoekers wordt geschorst.”

2.2.3

Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder onder meer het volgende overwogen:

“Kon de gemeente ex artikel 13b Woningwet het beheer van het campingterrein overnemen ?

Alvorens het hof kan toekomen aan de beoordeling van de overige verweren en de tenlastegelegde bestanddelen van de delictsomschrijving, ziet het zich voor de vraag gesteld of de gemeente Zundert (het college van burgemeester en wethouders) op basis van de Woningwet bevoegd was het beheer van de camping Fort Oranje over te nemen. Immers, indien daartoe op 23 juni 2017 onbevoegd is besloten, ontbrak ook op 6 juli 2017 de bevoegdheid voor de gemeente om verdachte (en medeverdachte [medeverdachte]) een privaatrechtelijk gebiedsverbod te geven, en kan ook geen sprake zijn van een strafbare lokaal- of erfvredebreuk op het moment dat de verdachte zich, ondanks vordering van of vanwege de gemeente, niet verwijderde.

In de brief van 6 juli 2017 wordt aan verdachte kenbaar gemaakt dat - kort gezegd - de gemeente Zundert sinds 23 juni 2017 op grond van artikel 13b van de Woningwet is aangewezen als beheerder van het terrein camping Fort Oranje. De gemeente acht zich op grond van artikel 13b lid 1 Woningwet bevoegd tot het verrichten van alle handelingen met betrekking tot camping Fort Oranje die volgens het burgerlijk recht tot de rechten en plichten van een eigenaar behoren. Tot de bevoegdheden die krachtens artikel 5:1 Burgerlijk Wetboek (BW) aan de eigenaar toekomen, behoort ook de bevoegdheid om toegang tot het perceel te verlenen of te ontzeggen. De gemeente acht zich derhalve privaatrechtelijk bevoegd om te bepalen wie toegang heeft tot het terrein van camping Fort Oranje. Op grond van deze privaatrechtelijke bevoegdheid heeft de gemeente de verdachte de toegang ontzegd tot de percelen waarop camping Fort Oranje is gevestigd. De gemeente heeft de verdachte derhalve verboden zich vanaf 6 juli 2017 tot nader order op camping Fort Oranje te begeven.

In voormelde brief is verwezen naar het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert van 23 juni 2017 dat ziet op (onder meer) de overname van het beheer van camping Fort Oranje per 23 juni 2017, 15.00 uur, voor de duur van één jaar.

Het hof stelt vast dat tegen dit onderdeel van het besluit rechtsmiddelen zijn ingesteld en dat daarop nog niet ten gronde is beslist. Wel heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek om dit besluit van 23 juni 2017 te schorsen, na afweging van alle betrokken belangen, bij beslissing van 20 oktober 2017 afgewezen. Deze afwijzing betekende dat zowel de sluiting van de camping als de door het college getroffen beheermaatregelen in stand bleven.

Laatstelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 september 2019 geoordeeld dat de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van de beroepen tegen de besluiten op de bezwaren, reden waarom de beroepen zijn doorgezonden aan de rechtbank. Volgens de verdachte is nog geen behandeling van de zaak bij de bestuursrechter van rechtbank ZeelandWestBrabant gepland. Naar het oordeel van het hof betekent dit evenwel niet dat daarop in de onderhavige procedure moet worden gewacht. Het hof moet zelf in zijn oordeel betrekken of sprake is van een onrechtmatige besluitvorming aan de zijde van de gemeente op 23 juni 2017 die ten grondslag lag aan de aan verdachte ontzegde toegang (het privaatrechtrechtelijk gebiedsverbod) bij brief van 6 juli 2017 en aan de vordering zich te verwijderen. Bij de beoordeling van die vraag betrekt het hof de volgende feiten en omstandigheden.

Voorafgaand aan het besluit van 23 juni 2017, werd op 9 juni 2017 vanuit de gemeente Zundert het voornemen kenbaar gemaakt om camping Fort Oranje te sluiten vanwege - kort gezegd - de slechte woon- en leefsituatie ter plaatse.

Uit rapporten bleek dat sprake was van brandonveiligheid, gezondheids- en veiligheidsrisico’s en veel incidenten waarbij de politie betrokken was, onder meer betreffende zeden- en geweldsmisdrijven. Wat de gemeente betrof zou de sluiting op zijn vroegst op 4 augustus 2017 plaatsvinden en zouden de bewoners in een jaar tijd gefaseerd geherhuisvest worden. Nadat op 22 juni 2017 evenwel bekend werd dat de exploitatie van de camping door de verdachte al op 3 juli 2017 zou worden gestaakt, iedereen die dag na 12.00 uur het terrein verlaten diende te hebben en de water- en stroomvoorziening gestaakt zouden worden, werd gevreesd dat niet tijdig adequate opvang zou kunnen worden geregeld voor een groot aantal hulpbehoevende bewoners. Om het gemeentelijk opvangplan veilig te stellen en een aanstaande crisis te voorkomen heeft de gemeente - kort gezegd - de camping per 23 juni 2017 gesloten en het beheer ervan overgenomen.

Het hof is van oordeel dat in deze omstandigheden de gemeente kon oordelen dat zij het beheer moest overnemen.

De enkele betwisting van de verdachte, zonder nadere en concrete onderbouwing, dat de gemeente onbevoegd was tot het nemen van het besluit tot sluiting en overname van het beheer en de daarop gevolgde privaatrechtelijke ontzegging van de toegang tot het campingterrein, acht het hof daartoe onvoldoende.

(...)

Dit betekent dat het hof bij de verdere beoordeling ervan uit gaat dat de gemeente kon besluiten tot overname van het beheer van de camping.

Rechthebbende

Reeds uit het hiervoor overwogene leidt het hof af dat het bestanddeel ‘rechthebbende’ is vervuld voor zover de steller van de tenlastelegging daarmee heeft gedoeld op de gemeente Zundert. De gemeente was op basis van het besluit tot overname van het beheer bij uitsluiting bevoegd tot het gebruik van (het terrein van) camping Fort Oranje.

(...) Was de verdachte wederrechtelijk op het terrein?

Met de overname van het beheer verkreeg de gemeente alle rechten en plichten van de eigenaar, behalve die tot vervreemden en bezwaren.

Tegelijkertijd houdt artikel 5:1 BW in:

Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen.

De eigenaar (en terzake de eigendom zakelijk gerechtigde) mocht dus de zaak niet (meer) gebruiken waar dit zou strijden met het recht van de gemeente.

De schorsing van het bestuursrechtelijk gebiedsverbod bood die vrijbrief niet: De door de burgemeester bij besluit van 21 september 2017 verlengde bestuursrechtelijke gebiedsverboden, waarbij (onder meer) verdachte is opgedragen zich te verwijderen en verwijderd te houden voor de duur van drie maanden van camping Fort Oranje en de daaraan grenzende (gedeeltes van) openbare wegen, zijn door de voorzieningenrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant bij beslissing van 30 november 2017 geschorst met ingang van 1 december 2017 tot twee dagen na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter heeft daarbij echter benadrukt zich niet te hebben uitgesproken over de privaatrechtelijke ontzeggingen van de toegang tot het terrein door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert, daar deze uitspraak uitsluitend tot gevolg heeft dat het op grond van het publiekrecht door de burgemeester opgelegde gebiedsverbod ten aanzien van (onder meer) verdachte wordt geschorst.

(...)

Bij een ander in gebruik

Het hof stelt vast dat de gemeente Zundert bij de brief van 6 juli 2017 op grond van artikel 5:1 BW in relatie tot artikel 13b, eerste lid, van de Woningwet als beheerder van camping Fort Oranje de verdachte de toegang heeft ontzegd tot de percelen waarop camping Fort Oranje is gevestigd. In de zin van artikel 138 Wetboek van Strafrecht dient voor het bestanddeel ‘bij een ander in gebruik’ sprake te zijn van het feitelijke gebruik van het besloten erf van camping Fort Oranje door een ander. Het gebruik dient extensief te worden uitgelegd, hetgeen mede inhoudt dat het feitelijke gebruik door een handeling van een beheerder kan worden geëffectueerd. Gelet op hetgeen het hof eerder heeft geoordeeld met betrekking tot de rechtmatigheid van voornoemd besluit van 23 juni 2017 onder meer strekkende tot overname van het beheer van de camping, gaat het hof ervan uit dat de gemeente Zundert het beheer had over het terrein van camping Fort Oranje. Dit betekent dat de eigenaar van camping Fort Oranje niet langer feitelijk kon beschikken over het eigendom, waaronder het desbetreffende terrein met daarop camping Fort Oranje en in het verlengde daarvan aldus evenmin de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hierover feitelijk konden beschikken. In dit beheer door de gemeente lagen daarentegen bevoegdheden besloten waarvan de gemeente Zundert gebruik mocht maken. Door de verdachte bij brief van 6 juli 2017 de toegang tot het terrein van camping Fort Oranje te ontzeggen, heeft de gemeente Zundert gebruik gemaakt van een bevoegdheid die haar toekwam uit hoofde van het feitelijk gebruik door de overname van het beheer van (het terrein) camping Fort Oranje.

Het hof stelt derhalve vast dat er sprake was van een besloten erf dat bij een ander in gebruik was, en wel bij de gemeente Zundert.

Wederrechtelijk vertoeven en het zich op vordering door of vanwege de rechthebbende niet verwijderen

Het hof stelt vast dat ook de bestanddelen ‘wederrechtelijk vertoeven' en ‘zich op vordering door of vanwege de rechthebbende niet verwijderen’ zijn vervuld.

Uit het vorenstaande volgt dat de gemeente als beheerder de verdachte tot nader order privaatrechtelijk de toegang had ontzegd tot het besloten erf van camping Fort Oranje. De verdachte was daarvan op de hoogte. Van enig eigen, aan het objectieve recht te ontlenen bevoegdheid van de verdachte om op 3 december 2017 op het terrein van de camping te mogen verblijven, is niet gebleken. Voor zover de verdachte een beroep heeft gedaan op een bestaande bevoegdheid daartoe uit hoofde van zijn rol als middellijk eigenaar van de camping, kon hij daaraan - zoals reeds hiervoor is overwogen - als gevolg van de overname van het beheer van camping Fort Oranje door de gemeente op dat moment geen rechten ontlenen. Nadat de verdachte is aangesproken door een beveiliger en hem herhaaldelijk is gevorderd het terrein te verlaten, heeft hij daaraan geen gehoor gegeven.”

2.3.1

De tenlastelegging is toegesneden op artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarom moet worden aangenomen dat het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende begrip ‘wederrechtelijk’ is gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft in die bepaling.

2.3.2

Artikel 138 lid 1 Sr luidt:

“Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.”

2.3.3

Bij de beoordeling van het cassatiemiddel zijn verder de volgende bepalingen van belang:

- artikel 13b, leden 1, 2 en 5, van de Woningwet :

“1. Onder beheer wordt in dit artikel verstaan het aan derden in gebruik geven van een gebouw, open erf of terrein, het innen van de huurpenningen namens de eigenaar of degene die tot ingebruikgeving bevoegd was alsmede het verrichten van alle handelingen met betrekking tot dat gebouw, open erf of terrein die volgens het burgerlijk recht tot de rechten en plichten van een eigenaar behoren met uitzondering van vervreemden en bezwaren.

2. Het bevoegd gezag kan degene die als eigenaar of uit anderen hoofde bevoegd is tot het in gebruik geven van een gebouw, open erf of terrein, verplichten om het gebouw, open erf of terrein in beheer te geven aan het bevoegd gezag, aan een persoon die uit hoofde van beroep of bedrijf op het terrein van de huisvesting werkzaam is, of aan een op dat terrein werkzame instelling, dan wel in gebruik te geven aan een andere persoon dan degene die als gevolg van een sluiting als bedoeld in onderdeel b het gebruik van het gebouw, open erf of terrein heeft moeten staken, indien:

a. ter zake van een overtreding van artikel 1a of artikel 1b die naar het oordeel van het bevoegd gezag gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid, een opgelegde last onder dwangsom niet heeft geleid tot het ongedaan maken of beëindigen van die overtreding, of

b. het gebouw, open erf of terrein op grond van artikel 17, dan wel het gebouw op grond van artikel 174a van de Gemeentewet , een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wet of artikel 13b van de Opiumwet is gesloten.

(...)

5. Het is degene tot wie een besluit als bedoeld in het tweede lid is gericht, verboden gedurende de termijn waarvoor een gebouw, open erf of terrein in beheer is gegeven beheershandelingen te verrichten.”

- artikel 1, leden 1 en 2, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW):

“1. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.

2. Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen.”

2.3.4

De geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b Woningwet houdt onder meer het volgende in met betrekking tot de beheerovername:

- de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 4 juni 2014 tot wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het handhavingsinstrumentarium (Stb. 2014, 249):

“De voorgestelde gewijzigde maatregel van beheerovername houdt in dat de gemeente de eigenaar verplicht een gebouw, open erf of terrein in beheer te geven aan die gemeente, of aan een persoon die, bedrijf dat of instelling die werkzaam is op het gebied van huisvesting (...)

Een gemeente kan overgaan tot deze maatregel, indien er sprake is van herhaaldelijke overtredingen, zoals overbewoning of slecht onderhoud, en er tevens sprake is van een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid. (...)

De beheerder zal alle handelingen kunnen verrichten met betrekking tot het in beheer gekregen gebouw, open erf of terrein die volgens het burgerlijk recht tot de rechten en plichten van een eigenaar behoren. De beheerder mag het gebouw, open erf of terrein echter niet vervreemden of bezwaren. De beheerder kan tevens namens de eigenaar de huurpenningen innen van de huurder, maar mag deze niet zonder meer behouden. De eigenaar mag gedurende de termijn van het beheer geen beheerhandelingen verrichten.”

(Kamerstukken II 2013/14, 33798, nr. 3, p. 11-12.)

- de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 4 juni 2014 tot wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het handhavingsinstrumentarium (Stb. 2014, 249):

“De natuurlijke of rechtspersoon die formeel eigenaar is van het gebouw mag, als een beheermaatregel is opgelegd, geen gebruik maken van het eigendom.”

(Kamerstukken II 2013/14, 33798, nr. 6, p. 11.)

2.4

Het niet voldoen door de betrokkene aan een eerste tot hem gerichte vordering van (of vanwege) de rechthebbende van een woning, besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, die ertoe strekt dat die betrokkene zich verwijdert, levert in beginsel - tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel nopen - wederrechtelijk vertoeven in de zin van artikel 138 lid 1 Sr op. Van overtreding van de ze bepaling is sprake indien de betrokkene zich vervolgens niet op de tweede vordering van (of vanwege) de rechthebbende aanstonds verwijdert (vgl. HR 12 juni 1951, ECLI:NL:HR:1951:67).

2.5

Uit artikel 13b lid 1 Woningwet volgt dat degene die het beheer overneemt als bedoeld in artikel 13b lid 2 Woningwet , alle handelingen kan verrichten die volgens het burgerlijk recht tot de rechten en plichten van een eigenaar behoren behoudens het vervreemden of bezwaren van het gebouw, open erf of terrein. Tot de bevoegdheden die op grond van artikel 5:1 lid 1 BW aan de eigenaar toekomen, behoort ook de bevoegdheid om anderen de toegang te ontzeggen tot het eigen terrein. Het is de eigenaar op grond van artikel 13b lid 5 Woningwet verboden gedurende de termijn van het beheer beheerhandelingen te verrichten.

2.6

Het hof heeft onder meer het volgende vastgesteld. De gemeente Zundert heeft op 23 juni 2017 op grond van artikel 13b lid 2 Woningwet het beheer van de camping ‘Fort Oranje’ overgenomen van de verdachte en heeft bij brief van 6 juli 2017 aan de verdachte meegedeeld dat hem door de gemeente, “op grond van haar privaatrechtelijke bevoegdheid als beheerder”, de toegang is ontzegd tot de percelen waarop de camping is gevestigd. Toen de verdachte daarna het terrein van die camping betrad, is verschillende keren namens de gemeente een tot hem gerichte vordering gedaan het terrein te verlaten, aan welke vordering hij geen gehoor heeft gegeven. Het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte ‘wederrechtelijk’ op het terrein van camping Fort Oranje heeft vertoefd, geeft, gelet op het hiervoor weergegeven wettelijke kader, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Gelet op het bepaalde in artikel 13b lid 5 Woningwet doet daaraan, anders dan in de toelichting op het cassatiemiddel is betoogd, niet af dat de verdachte (middellijk) eigenaar was van de camping.

2.7

Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, faalt het.

2.8

De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature