Als bestuurder van failliete rechtspersoon aan hem te wijten zijn dat aan verplichtingen ex art. 2:10.1 BW niet is voldaan en dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens dat artikel administratie is gevoerd, niet in ongeschonden staat worden tevoorschijn gebracht (art. 342 (oud) Sr), feitelijke leiding geven aan bedrieglijke bankbreuk (art. 51 jo. 341.1 (oud) Sr), en valsheid in geschrift (art. 225 Sr). Middelen over bewijs van feitelijke leiding geven aan bedrieglijke bankbreuk en de vraag of het bewezenverklaarde plegen van valsheid in geschrift ook doen plegen van valsheid in geschrift oplevert. HR: art. 81.1 RO.