Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 18/05094
Datum 25 september 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
[verweerster], als erfgename van [erflater],bij leven wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
[verweerster] hierna aan te duiden als [verweerster],
en [erflater] als [erflater],
advocaat: C.S.G. Janssens.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/05/260571/HA ZA 14-138 van de rechtbank Gelderland van 10 september 2014;
de arresten in de zaak 200.164.325 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2017 en 11 september 2018.
[eiser] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[erflater] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
Hierna is het geding op de voet van art. 225, eerste lid, onder a, Rv geschorst in verband met het overlijden van [erflater].
Na hervatting heeft [verweerster] een schriftelijke toelichting gegeven.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 25 september 2020.