Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 19/03586
Datum 17 juli 2020
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiseres 2] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiseres 3] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eiseressen],
advocaten: A.C. van Schaick en N.E. Groeneveld-Tijssens,
tegen
1. [verweeder 1],wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/09/496976 / HA ZA 15-1092 van de rechtbank Den Haag van 6 september 2017;
het arrest in de zaak 200.229.977/01 van het gerechtshof Den Haag van 14 mei 2019.
[eiseressen] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerders] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [eiseressen] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann, als voorzitter, en de raadsheren M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op 17 juli 2020.