E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:HR:2019:87
Hoge Raad, 17/00378

Inhoudsindicatie:

Zwaar lichamelijk letsel door schuld door als gastouder zes maanden oude baby heen en weer te schudden met hersenletsel tot gevolg, art. 308.1 Sr. 1. Bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende proeftijd geen werkzaamheden als gastouder zal verrichten, art. 14c.2.14 Sr. Toelaatbaarheid bijzondere voorwaarde waarvan naleving neerkomt op ondergaan van in wet voorziene bijkomende straf. 2. Begroting kosten rechtsbijstand b.p. aan de hand van liquidatietarief indien advocaat optreedt o.g.v. toevoeging, art. 592a Sv.

Ad 1. HR herhaalt vereiste uit ECLI:NL:HR:1968:AB6079 m.b.t. voorwaarde gedrag van veroordeelde betreffende. Hof heeft dit niet miskend. Stellen bijzondere voorwaarde waarvan naleving neerkomt op ondergaan van in wet voorziene bijkomende straf, is alleen dan niet toelaatbaar indien oplegging van die straf in het concrete geval wettelijk niet mogelijk zou zijn of indien anderszins wettelijke regeling van die straf op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist. HR zet uiteen waarom daarvan i.c. geen sprake is. Opmerking verdient dat voor oplegging bijkomende straf van ontzetting van recht om bepaald beroep uit te oefenen a.b.i. art. 28.1 Sr niet is vereist dat is tlgd. en bewezen verklaard dat het misdrijf in die uitoefening van een beroep is begaan (vgl. ECLI:NL:HR:2000:AA4310, NJ 2000/589 met noot D.H. de Jong). Het is in gevallen dat de wet ontzetting van recht een beroep uit te oefenen wegens begaan van een misdrijf toelaat, toereikend dat van omstandigheid dat het misdrijf is begaan in de uitoefening van het beroep ttz. is gebleken en dat rechter in motivering beslissing hiervan blijk geeft. In relatie tot in art. 309 Sr voorziene verhoging strafmaximum indien het misdrijf in de uitoefening van een beroep is begaan, geldt wel de regel dat de strafverzwarende omstandigheid bij strafoplegging slechts in aanmerking kan worden genomen indien zij is tlgd. en bewezen (vgl. ECLI:NL:HR:2017:467). Als deze omstandigheid niet is tlgd., is rechter gebonden aan maximum van op bewezenverklaard feit gestelde straf, maar is ontzetting van recht beroep uit te oefenen niet uitgesloten.

Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2000:ZD1786, ECLI:NL:HR:2001:AB1819 en ECLI:NL:HR:2017:653 m.b.t. proceskosten ex art. 592a Sv, maatstaf in civiele procedures en liquidatietarief. In civiele procedures blijft, bij kostenveroordeling t.g.v. met toevoeging procederende partij, toevoeging buiten beschouwing en plegen kosten rechtsbijstand te worden begroot aan de hand van toepasselijk liquidatietarief. Het is aan advocaat van deze partij proceskosten te innen. O.g.v. art. 32.3 Besluit vergoedingen rechtsbijstand brengt Raad voor de Rechtsbijstand proceskostenvergoeding in mindering op aan rechtsbijstandverlener toekomende toevoegingsvergoeding, behoudens art. 32.5 van dat Besluit. N.a.v. CAG merkt HR op dat in ECLI:NL:HR:2004:AO4098 m.b.t. art. 31 (oud) Wet op de rechtsbijstand (voorwaardelijke toevoeging) is overwogen "dat art. 31 Wrb op strafzaken geen betrekking heeft", waaruit werd afgeleid dat voorwaardelijke toevoeging o.g.v. art. 31 (oud) Wrb niet mogelijk werd geacht in strafzaken. Deze regel heeft - evenals thans geldt voor art. 34g Wrb - uitsluitend betrekking op toevoeging raadsman aan verdachte in strafzaak en ziet niet op toevoeging advocaat aan b.p. in strafzaak. ’s Hofs oordeel dat proceskosten kunnen worden vastgesteld aan de hand van liquidatietarief is juist.

Volgt verwerping. CAG: anders.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie