Profijtontneming, w.v.v. d.m.v. of uit baten van strafbare feiten, art. 36e.2 (oud) en 36e.3 (oud) Sr. Methode van vermogensvergelijking. Heeft Hof ten onrechte toepassing gegeven aan art. 36e Sr (nieuw), nu feiten zijn gepleegd vóór wetswijziging van 1-7-2011? HR: Op gronden vermeld in CAG is middel terecht voorgesteld. Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: Hof heeft geoordeeld dat uitkomst van vermogensvergelijking en voordeel verkregen d.m.v. of uit baten van uitkeringsfraude w.v.v. vertegenwoordigt. Dat oordeel is niet z.m. begrijpelijk, nu Hof (grotendeels) in het midden heeft gelaten welke strafbare feiten voordeel hebben gegenereerd. Dat is mogelijk indien Hof heeft beoogd toepassing te geven aan art. 36e.3 Sr. Naar hier toepasselijk oud recht was ontneming o.g.v. art. 36e.3 Sr echter slechts mogelijk indien tegen betrokkene strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld. Nu niet is vastgesteld of gebleken dat dergelijk onderzoek is ingesteld, is niet aan in artikel 36e. 3 (oud) Sr gestelde toepassingsvoorwaarden voldaan. Indien moet worden aangenomen dat voordeel (mede) voortkomt uit soortgelijke feiten a.b.i. art. 36e.2 (oud) Sr, blijkt uit 's Hofs vaststellingen dan wel gebezigde b.m. niet dat sprake is van soortgelijke feiten en evenmin dat voldoende aanwijzingen bestaan dat deze soortgelijke feiten door betrokkene zijn begaan.