E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:HR:2019:1888
Hoge Raad, 18/03542

Inhoudsindicatie:

Profijtontneming. W.v.v. uit “strafbare feiten, met name drugshandel”, art. 36e.3 (oud) Sr. Heeft de betrokkene w.v.v. verkregen uit andere feiten dan het bewezenverklaarde gewoontewitwassen in de periode van januari 2010 tot en met oktober 2014? HR: Tot 01-07-2011 was ontneming o.g.v. art. 36e.3 Sr slechts mogelijk indien tegen de betrokkene een s.f.o. was ingesteld en indien, gelet op dat onderzoek, aannemelijk was geworden dat het feit waarvoor de betrokkene was veroordeeld of andere strafbare feiten ertoe hadden geleid dat de betrokkene w.v.v. had verkregen. De inwerkingtreding van art. 36e.3 Sr in zijn huidige vorm, waarin het vereiste dat een s.f.o. is ingesteld is vervallen, houdt derhalve een uitbreiding in van de toepasselijke regels van sanctierecht. Indien het misdrijf waarvoor de betrokkene is veroordeeld mede is begaan vóór 01-07-2011 en niet is gebleken dat jegens de betrokkene een s.f.o. is ingesteld, dient art. 36e.3 Sr in zijn huidige vorm buiten toepassing te blijven (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2714). Het Hof is bij de schatting van het w.v.v. uitgegaan van een eenvoudige kasopstelling, waarbij het heeft geoordeeld dat de uitkomst van die kasopstelling het door de betrokkene en medeveroordeelde daadwerkelijk w.v.v. representeert. Indien het Hof aldus heeft beoogd toepassing te geven aan art. 36e.3 Sr blijkt uit de overwegingen van het Hof niet dat aan de in die bepaling gestelde toepassingsvoorwaarden is voldaan, i.h.b. niet aan het in het i.c. (het misdrijf waarvoor de betrokkene is veroordeeld is mede voor 01-07-2011 is begaan), nog geldende vereiste dat een s.f.o. is ingesteld. Indien het Hof toepassing heeft willen geven aan art. 36e.2 Sr, is het oordeel eveneens ontoereikend gemotiveerd. Uit de overwegingen van het Hof kan immers niet blijken dat “voldoende aanwijzingen bestaan” dat andere strafbare feiten a.b.i. art. 36e.2 Sr of, v.zv. begaan voor 01-07-2011, soortgelijke feiten en/of feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, a.b.i. art. 36e.2 (oud) Sr, “door de betrokkene zijn begaan”, en dat d.m.v. of uit de baten van die feiten het wederrechtelijk voordeel is verkregen, nu die overwegingen in dit verband niet meer inhouden dan dat de echtgenoot van de betrokkene in 2012 en 2014 is veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet en dat aannemelijk is dat de ruime geldmiddelen waarover de betrokkene en haar echtgenoot beschikten uit drugshandel zijn verkregen. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 18/03172, 18/03535 en 18/03175 P.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie