Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 17/06015
Datum 19 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 april 2017, nummer 22/001741-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het middel
2.1Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het telen van hennep.
2.2.1Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank bevestigd. In dat vonnis is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“[medeverdachte] in de periode van 1 september 2014 tot en met 14 december 2014 te Delft opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [a-straat 1] een hoeveelheid van (ongeveer) 510 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 september 2014 tot en met 14 december 2014 te Delft, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door de gezamenlijke woning van [medeverdachte] en verdachte, zijnde voornoemd pand, voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.”
2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 15 maart 2016, voor zover luidende – zakelijk weergegeven -:
Ik wist dat er een hennepkwekerij was.
2. uit het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014324731, van de politie eenheid Den Haag, district Delft/Pijnacker/Nootdorp, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 314):
2.1het proces-verbaal van verhoor verdachte, nr. PL1500-2014324731-21, d.d. 16 december 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende (blz. 189):
Ik geloof dat er 1 of 2 oogsten zijn geweest.
2.2een geschrift, te weten een bouwkundig rapport inzake Nationale Hypotheek Garantie van 28 augustus 2014 (blz. 100) voor zover inhoudende:
Ten tijde van de inspectie op donderdag 28 augustus 2014 hing op de zolder van de woning aan de [a-straat 2] te [plaats] een sterke ‘wietlucht’. Niet achterhaald kon worden waar deze lucht vandaan kwam.
2.3het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, nr. PL1500-2014324731-1, d.d. 17 februari 2015, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, als relaas van de opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende:
(...)
Controle GBA
Op het adres [a-straat 1], [postcode] [plaats] staat ingeschreven:
[verdachte]
(...)
In voornoemde woning werd op maandag 15 december 2014 (...) binnengetreden.
(...)
In kweekruimte 1 stonden in 240 hennepplanten, (p. 6)
In kweekruimte 2 stonden 270 hennepplanten, (p. 6).
2.4het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van de politie Den Haag Dienst Regionale Recherche Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing Narcotica, nr. PL 1500-2014324731-N, d.d. 18 februari 2015, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende p. 95 A):
Op woensdag 18 februari 2015, hebben wij in het bureau forensische Opsporing (BFO) te Voorburg, een gedeelte van de op 15 december 2014, in perceel [a-straat 1] te [plaats], in beslag genomen hennepplanten onderzocht.
Het betrof vrouwelijke hennepplanten van het geslacht Cannabis.
Het is ons verbalisant als narcotica experts uit jarenlange ervaring bekend dat de vrouwelijke hennepplanten ook wel nederwiet worden genoemd. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet .
2.5het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], nr. PL 15 00-2014324731- 22,d.d. 16 december 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende (blz. 154 en 158):
Ik woon aan de [a-straat 1] te [plaats]. In 2014 is de bouw van de hennepkwekerij gestart. Ik verzorgde de planten.”
2.2.3Het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank houdt ten aanzien van deze bewezenverklaring voorts het volgende in:
“Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte] hoofdbewoner van het pand aan de [a-straat 1] te [plaats]. Als één van de hoofdbewoners en mede-eigenaar van de woning had zij de beschikking over dit pand. De rechtbank is van oordeel dat zij - als volwassen vrouw - de mogelijkheid heeft gehad om andere keuzes te maken. Zij heeft er evenwel voor gekozen twee ruimtes in de woning aan [medeverdachte] ter beschikking te stellen voor het kweken van hennep en heeft daarmee gelegenheid verschaft tot het plegen van het misdrijf.
Verdachte heeft zich zodoende schuldig gemaakt aan medeplichtigheid. Zij wist immers dat er een hennepkwekerij in de woning werd aangelegd en zij heeft deze situatie vervolgens in stand gelaten. Het opzet van verdachte is aldus gericht geweest op het verschaffen van de gelegenheid tot het plegen van het misdrijf én op het misdrijf zelf, zodat is voldaan aan het vereiste van de dubbele opzet."
2.3Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] als hoofdbewoner en mede-eigenaar van de gezamenlijke woning aan de [a-straat 1] te [plaats] de beschikking had over dat pand, [medeverdachte] betrokken was bij een hennepkwekerij die was gevestigd in twee ruimtes in de woning waar hij de daar gekweekte planten verzorgde en de verdachte wist van die hennepkwekerij, maar deze situatie in stand heeft gelaten. Het Hof heeft op basis van deze vaststellingen bewezenverklaard dat de verdachte aan [medeverdachte] opzettelijk "gelegenheid heeft verschaft" tot het telen van hennep. Dat oordeel is daarmee echter niet toereikend gemotiveerd. Het Hof heeft immers geen omstandigheden vastgesteld die erop duiden dat actieve gedragingen van de verdachte gelegenheid verschaften tot de hennepteelt door [medeverdachte] in de woning. De enkele, niet nader geconcretiseerde overweging van het Hof dat de verdachte de ruimtes aan [medeverdachte] ter beschikking heeft gesteld, maakt dat niet anders, in aanmerking genomen dat zij met [medeverdachte] hoofdbewoner en mede-eigenaar van de gezamenlijke woning was zodat [medeverdachte] kennelijk die ruimtes reeds ter beschikking had. Daarbij komt dat ook bekendheid met het telen van hennep door [medeverdachte], anders dan het Hof met de verwijzing naar het in stand laten van de situatie kennelijk voor ogen stond, niet zonder meer voldoende is voor het doen ontstaan van een rechtsplicht voor de verdachte tot het beletten of (doen) beëindigen daarvan.
2.4Het middel is terecht voorgesteld.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2019.