Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Wet Bopz. Machtiging voortgezet verblijf in inrichting voor verstandelijk gehandicapten. Geneeskundige verklaring opgesteld door arts voor verstandelijk gehandicapten. Hoofddiagnose verstandelijke beperking. Psychiatrische problematiek. Stoornis die gevaar doet veroorzaken. Deskundigheidsterrein. HR 1 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2226. HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:682.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



1 februari 2019

Eerste Kamer

18/04613

TT/AR

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[betrokkene] ,verblijvende te [plaats] ,

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. G.E.M. Later,

t e g e n

DE OFFICIER VAN JUSTITIE BIJ HET ARRONDISSEMENTSPARKET DEN HAAG,

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1 Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/559773 van de rechtbank Den Haag van 12 oktober 2018.

De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 12 oktober 2018 en tot terugwijzing ter verdere behandeling en beslissing.

3 Beoordeling van het middel

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

i) De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht een machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf van betrokkene.

ii) Betrokkene verbleef toen op grond van een voorlopige machtiging in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten die op grond van art. 1 lid 1, onder h, Wet Bopz is aangemerkt als zwakzinnigeninrichting en daarmee als een ‘psychiatrisch ziekenhuis’ in de zin van die wet.

iii) Bij het verzoekschrift was een geneeskundige verklaring gevoegd, ondertekend door de geneesheer-directeur tevens arts voor verstandelijk gehandicapten, die betrokkene daartoe heeft onderzocht. In rubriek 3.c van deze verklaring is als diagnose gesteld “lichte verstandelijke beperking/zwakbegaafdheid met een zeer lage sociaal-emotionele ontwikkeling (max. 3 jaar) en impulsiviteit plus bijkomende trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze laatste is voor het gevaar in de zin der Wet Bopz niet relevant”. Als diagnoses zijn vervolgens aangekruist: “stoornissen tot uiting komend in kindertijd/adolescentie”, “persoonlijkheidsstoornissen” en “verstandelijke handicap”. Als belangrijkste diagnose is “verstandelijke handicap” aangekruist.

iv) Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek door de rechtbank heeft de advocaat van betrokkene aangevoerd dat de geneeskundige verklaring is opgesteld door een arts voor verstandelijk gehandicapten terwijl dit, gelet op de diagnose, een psychiater had moeten zijn.

3.2

De rechtbank heeft de machtiging verleend. Zij heeft het betoog van de advocaat verworpen dat de geneeskundige verklaring opgesteld had moeten zijn door een onafhankelijke psychiater in plaats van door een arts voor verstandelijk gehandicapten, en heeft daartoe onder meer het volgende overwogen. Uit de verklaring van de arts ter zitting blijkt dat de hoofddiagnose de verstandelijke beperking is, zoals ook beschreven in de geneeskundige verklaring, en dat het gevaar daaruit voortvloeit. Zo ontstaat het gevaar door het gebrek aan zelfinzicht en ziekteinzicht en door het impulsieve gedrag, ingegeven door de verstandelijke beperking. De stoornis die het gevaar veroorzaakt, valt daarom onder de bevoegdheid van de arts die de geneeskundige verklaring heeft opgesteld, aldus de rechtbank.

3.3

Het middel klaagt over het oordeel van de rechtbank dat kon worden volstaan met een onderzoek van betrokkene door een arts voor verstandelijk gehandicapten. Uit de geneeskundige verklaring, de samenvatting van het dossier en hetgeen een arts voor verstandelijk gehandicapten tijdens de hiervoor in 3.1 onder (iv) genoemde mondelinge behandeling heeft verklaard, blijkt dat bij betrokkene ook sprake is van psychiatrische problematiek. Om die reden had bij het onderzoek een psychiater betrokken moeten worden. Gelet op de beschikking van de Hoge Raad van 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2044 is in geval van een gecombineerde diagnose niet relevant of de verstandelijke handicap de hoofddiagnose is, aldus het middel.

3.4.1

Met art. 1 lid 6 Wet Bopz heeft de wetgever – voor zover hier van belang – een arts voor verstandelijk gehandicapten gelijkgesteld met een psychiater “voor zover het de opname of het verblijf van een verstandelijk gehandicapte betreft”. Uit de totstandkomingsgeschiedenis blijkt dat met deze bepaling is beoogd om een zo zorgvuldig mogelijke procedure bij (gedwongen) opname te waarborgen en te voorzien in een wettelijke basis voor de beoordeling door een arts voor verstandelijk gehandicapten. De arts voor verstandelijk gehandicapten is aldus bevoegd gemaakt “op zijn eigen deskundigheidsterrein een medisch oordeel [te] vellen over de (gedwongen) opname” (Kamerstukken II 2012/13, 33507, nr. 6, p. 14). Vgl. HR 1 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2226, rov. 3.4.2.

Aan art. 1 lid 6 Wet Bopz kan niet de strekking worden toegekend dat voor een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis kan worden volstaan met een verklaring van een arts voor verstandelijk gehandicapten indien de stoornis van de geestvermogens die een betrokkene het gevaar doet veroorzaken ter voorkoming waarvan de opname dient, niet is beperkt tot het eigen deskundigheidsterrein van die arts, maar tevens het deskundigheidsterrein van een psychiater bestrijkt. In een zodanig geval is mede een verklaring van een psychiater vereist. Vgl. HR 1 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2226, rov. 3.4.3 en HR 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2044, rov. 3.3.2.

Het hiervoor overwogene brengt mee dat een arts voor verstandelijk gehandicapten die constateert dat de stoornis van de geestvermogens die de te onderzoeken betrokkene het gevaar doet veroorzaken ter voorkoming waarvan de opname dient, niet uitsluitend is gelegen in een verstandelijke handicap maar ook in psychiatrische problematiek, een psychiater dient in te schakelen opdat deze de betrokkene eveneens onderzoekt. De arts voor verstandelijk gehandicapten kan ook het onderzoek geheel aan de psychiater overdragen. In zodanig geval kan immers worden volstaan met een verklaring van een psychiater. Vgl. HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:682, rov. 3.4 en HR 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2044, rov. 3.3.4.

3.4.2

In het onderhavige geval is sprake van een geneeskundige verklaring waarin een gecombineerde diagnose is gegeven, bestaande in stoornissen tot uiting komend in kindertijd/adolescentie, persoonlijkheidsstoornissen en verstandelijke handicap. In het behandelplan van betrokkene worden als onderzoeksdoelen vermeld “klinische observatie ter toetsing van de diagnose borderline persoonlijkheids-stoornis” en “klinische observatie ter toetsing van trauma gerelateerde klachten”. In de ‘samenvatting dossier’ wordt geconcludeerd: “complex beeld met gecombineerde kenmerken van ADHD en een Borderline persoonlijkheidsstoornis bij een zwakbegaafd intelligentieniveau”. De arts die de geneeskundige verklaring heeft opgesteld, heeft geconstateerd dat de door hem gediagnostiseerde trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis niet relevant zijn voor het gevaar in de zin van de Wet Bopz.

Deze enkele constatering in de geneeskundige verklaring maakt echter, beschouwd tegen de achtergrond van de gehele inhoud daarvan en in samenhang met de zo-even genoemde gegevens uit het dossier, niet inzichtelijk dat de stoornis van de geestvermogens die betrokkene het gevaar doet veroorzaken ter voorkoming waarvan de opname dient, uitsluitend is gelegen in een verstandelijke handicap en niet mede in de psychiatrische problematiek. De rechtbank heeft met haar oordeel dat het gevaar voortvloeit uit de verstandelijke beperking, en de stoornis die het gevaar veroorzaakt derhalve valt onder de bevoegdheid van de arts die de geneeskundige verklaring heeft opgesteld, hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting hetzij haar oordeel onvoldoende gemotiveerd. De klachten zijn dus terecht voorgesteld.

3.4.3

Voor zover het middel betoogt dat een arts voor verstandelijk gehandicapten die constateert dat de stoornis van de geestvermogens bij de te onderzoeken patiënt niet uitsluitend is gelegen in een verstandelijke handicap maar ook in psychiatrische problematiek, voor het opstellen van een medische verklaring altijd een psychiater dient in te schakelen, stuit het af op hetgeen hiervoor in 3.4.1 is overwogen. Een arts voor verstandelijk gehandicapten behoeft immers niet een psychiater in te schakelen indien het gevaar ter voorkoming waarvan wordt verzocht om verlening van een machtiging tot gedwongen opname, uitsluitend wordt veroorzaakt door de verstandelijke handicap.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 12 oktober 2018;

wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op 1 februari 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature