Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Mishandeling door scrotum van hoofdagent vast te grijpen, nadat deze verdachte heeft aangehouden t.z.v. wildplassen (art. 304.2 Sr). Vastgrijpen van testikels aan te merken als teweegbrengen van min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording aan lichaam? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:2677 inhoudende dat onder ‘mishandeling’ in de zin van art. 300 Sr moet worden verstaan opzettelijk aan ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, opzettelijk benadelen van gezondheid alsmede - onder omstandigheden - opzettelijk bij ander teweegbrengen van min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan lichaam, zonder dat daarvoor rechtvaardigingsgrond bestaat. Hof heeft vastgesteld dat verdachte hoofdagent tijdens worsteling bij diens testikels heeft vastgegrepen, dat hoofdagent niet los kwam, dat arm van verdachte eerst nadat andere verbalisant daaraan met veel kracht trok, tussen benen van hoofdagent vandaan kwam en dat verdachte daarna nogmaals met zijn hand richting testikels van hoofdagent ging. ’s Hofs hierop gebaseerde oordeel dat verdachte aldus min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording teweeg heeft gebracht en dat hij hoofdagent heeft mishandeld, is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 18/00520

Datum 8 oktober 2019

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 24 januari 2018, nummer 21/006331-15, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,

hierna: de verdachte.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R. van Leusden, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van het eerste middel

2.1

Het middel klaagt dat de bewezenverklaring in de zaak met parketnummer 05-860809-14 onbegrijpelijk dan wel ontoereikend is gemotiveerd.

2.2.1

Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 05-860809-14 bewezenverklaard dat:

“hij op 19 januari 2014 in de gemeente Ede, een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van Politie Gelderland-Midden, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld, door zijn hand tussen de benen van die [verbalisant 1] te steken/brengen en vervolgens het scrotum van die [verbalisant 1] vast te pakken/grijpen.”

2.2.2

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 12 e.v. van het proces -verbaal, dossiernummer 2014007527) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :

Wij, verbalisanten [verbalisant 2] , brigadier van Politie Gelderland-Midden, en [verbalisant 1] , hoofdagent van Politie Gelderland-Midden, verklaren het volgende. Op 19 januari 2014 hielden wij op de Marktstraat te Ede in de gemeente Ede als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] .

Die dag bevonden wij ons in bike-uniform gekleed en met horecadienst belast, fietsend op een dienstfiets, op de Telefoonweg te Ede. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag een manspersoon op de Marktstraat staan. Ik zag dat hij stond te urineren. Ik zag dat de urinestraal over het zadel en frame van een daar gestalde fiets ging. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , sprak de verdachte aan. Ik zei tegen hem dat hij een bekeuring zou krijgen. Wij zagen dat de verdachte wegliep. Wij hoorden hem zeggen: “Die bekeuring betaal ik lachend.” Terwijl de verdachte wegliep, was hij aan het bellen. Wij hoorden hem op luide wijze praten met een persoon die hij kennelijk aan de lijn had. Gelet op het intimiderende en uitlokkende gedrag van verdachte was het, met het oog op het veroorzaken van vechtpartijen en/of ongeregeldheden, niet wenselijk dat hij dit gedrag tussen het uitgaande publiek zou vertonen. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zei tegen de verdachte dat hij weg moest gaan. De verdachte reageerde hierop door zijn armen te spreiden en richting mij, verbalisant [verbalisant 1] , te lopen. Kennelijk wilde hij het gevecht met mij aangaan. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat de verdachte een slaande beweging maakte richting het hoofd van verbalisant [verbalisant 1] . Ik zag dat de pet van verbalisant [verbalisant 1] van zijn hoofd vloog. Hierna voelde ik dat de verdachte mij, verbalisant [verbalisant 1] , vast greep. Ik ontweek dit en gaf de verdachte een lage schop richting zijn onderbenen. Ik zei tegen hem dat hij was aangehouden ter zake van overtreding van artikel 2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Ede. Hierna ontstond er een worsteling tussen mij, verbalisant [verbalisant 1] , en de verdachte. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben naar verbalisant [verbalisant 1] en verdachte toegelopen. Ik zag dat [verbalisant 1] en verdachte ten val kwamen. Ik zag dat verbalisant [verbalisant 1] op zijn buik onder de verdachte lag. Ik zag dat de verdachte op zijn buik bovenop [verbalisant 1] lag. Ik zag dat de verdachte met zijn rechterarm tussen de benen van verbalisant [verbalisant 1] zat. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , voelde dat ik bij mijn testikels, vastgegrepen werd. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , trok met veel kracht aan de rechterarm van de verdachte. Ik zag dat hij tussen de benen van verbalisant [verbalisant 1] vandaan kwam. Ik zag dat de verdachte wederom tussen de benen van [verbalisant 1] zat, weer richting zijn testikels.

2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 26 van het proces‑verbaal, dossiernummer 2014007527) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Naar aanleiding van het opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] verklaar ik het volgende. Nadat de verdachte was aangehouden, geboeid en overgebracht, sprak ik met mijn collega [verbalisant 1] . [verbalisant 1] verklaarde: “Die man stond gewoon asociaal te pissen over een fiets. Hij zei nog: “Ik betaal die bekeuring lachend.” Daarna ging hij mensen lastigvallen die er niets mee te maken hadden. Ik vorderde dat hij weg moest gaan. Hij sloeg gewoon m’n pet van mijn hoofd. Ik zei toen dat hij aangehouden was. Ik heb die kerel nog een schop gegeven. Hij begon zich te verzetten. We zijn op de grond gevallen. Ik ben bij mijn ballen gepakt. Ik kwam niet los.”

3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 28 e.v. van het proces‑verbaal, dossiernummer 2014007527) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :

Op 19 januari 2014 vond er een schermutseling plaats tussen verdachte [verdachte] en verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de Marktstraat te Ede.

Dit incident werd door een camera opgenomen. De registratie werd voor onderzoek ter beschikking gesteld. Bij het bekijken van de beelden hebben wij het volgende waargenomen:

De verdachte staat met beide armen gespreid tegenover verbalisant [verbalisant 1] . Verdachte tikt met zijn linkerhand de cap van het hoofd van [verbalisant 1] . Verbalisant [verbalisant 1] pakt de verdachte beet en probeert de verdachte naar de grond te brengen. Er vindt een worsteling plaats tussen verdachte en verbalisant [verbalisant 1] . Verdachte en [verbalisant 1] vallen op de grond. Verbalisant [verbalisant 1] ligt op de grond en de verdachte ligt bovenop hem. Verdachte heeft zijn rechterhand tussen de benen/het kruis van verbalisant [verbalisant 1] .

Verbalisant [verbalisant 2] trekt met zijn rechterhand de hand van verdachte weg uit het kruis van [verbalisant 1] . De verdachte gaat met zijn rechterhand weer in de richting van het kruis van verbalisant [verbalisant 1] .

4. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 10 januari 2018 voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:

Het klopt dat ik op 19 januari 2014 ben aangehouden voor wildplassen. Toen ik daarna wegliep, ontstond er een woordenwisseling tussen verbalisant [verbalisant 1] en mij. Er ontstond ook een handgemeen tussen ons. [verbalisant 1] en ik vielen op de grond. Vervolgens ging ik met mijn hand naar zijn kruis. Ik pakte [verbalisant 1] in zijn kruis. Het klopt dat ik probeer te blijven staan als [verbalisant 1] mij naar de grond wil werken. Het klopt dat ik niet gelijk meewerkte met [verbalisant 1] .”

2.2.3

Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:

“De feiten

Op 19 januari 2014 omstreeks 03:34 uur zag verbalisant [verbalisant 2] dat verdachte stond wild te plassen en sprak hem daarop aan. Verdachte heeft voor wildplassen een bekeuring gekregen. Nadien ontstond er een woordenwisseling tussen verdachte en verbalisant [verbalisant 1] , waarbij verdachte de politiepet van [verbalisant 1] hoofd tikte en waarop [verbalisant 1] wilde overgaan tot de aanhouding van verdachte. Toen is een worsteling ontstaan waarbij verdachte en [verbalisant 1] ten val zijn gekomen. Daarna bleek [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel te hebben opgelopen.

Parketnummer 05-860809-14 (mishandeling van [verbalisant 1] )

Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat verdachte, nadat hij en [verbalisant 1] ten val kwamen, met zijn rechterarm tussen de benen van [verbalisant 1] zat. Daarop trok [verbalisant 2] verdachtes arm weg. Vervolgens ging de rechterarm van verdachte weer in de richting van de testikels van [verbalisant 1] . Na het voorval heeft [verbalisant 1] tegen [verbalisant 2] gezegd: “Ik ben bij mijn ballen gepakt.”

Op de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, is te zien dat verdachte met zijn hand in het kruis van [verbalisant 1] zat en, nadat die hand daar was weggehaald, die hand opnieuw tussen de benen richting het kruis van [verbalisant 1] ging.

Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij [verbalisant 1] op 19 januari 2014 in zijn kruis heeft gepakt.

Uit het voorgaande blijkt niet dat verdachte pijn of letsel heeft veroorzaakt bij [verbalisant 1] . Toch komt het hof tot een bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 05-860809-14 tenlastegelegde mishandeling. Onder omstandigheden dient onder “mishandeling” in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht namelijk ook te worden verstaan het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam (vgl. ECLI:NL:HR:2014:2677). Het hof is van oordeel dat in dit geval sprake is van een dergelijke onlust veroorzakende gewaarwording aan het lichaam van [verbalisant 1] , nu verdachte tot twee keer toe zijn scrotum, een - naar algemeen bekend is - uitgesproken erogene zone en zeer gevoelige plek bij een man, heeft vastgepakt. Uit de uitlating van [verbalisant 1] daarover direct na de worsteling leidt het hof af dat [verbalisant 1] deze handeling van verdachte in de hierboven beschreven zin heeft ervaren.”

2.3

Onder ‘mishandeling’ in de zin van art. 300 Sr moet worden verstaan het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede – onder omstandigheden – het opzettelijk bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. (Vgl. HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677.)

2.4

Het Hof heeft onder meer vastgesteld dat de verdachte [verbalisant 1] tijdens een worsteling bij diens testikels heeft vastgegrepen, dat [verbalisant 1] niet los kwam, dat de arm van de verdachte eerst nadat verbalisant [verbalisant 2] daaraan met veel kracht trok, tussen de benen van [verbalisant 1] vandaan kwam, en dat de verdachte daarna nogmaals met zijn hand richting de testikels van [verbalisant 1] ging. Het hierop gebaseerde oordeel van het Hof dat de verdachte aldus een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording teweeg heeft gebracht en dat hij [verbalisant 1] heeft mishandeld, is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

2.5

Het middel faalt.

3 Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature