Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 19/00675
Datum 19 juli 2019
BESCHIKKING
In de zaak van
[de vader] ,wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de vader,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
tegen
[de moeder] ,wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de moeder,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/10/522433/FA RK 17-2015 van de rechtbank Rotterdam van 16 november 2017;
b. de beschikking in de zaak 200.233.589/01 van het gerechtshof Den Haag van 7 november 2018.
De vader heeft tegen de beschikking van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de vader heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de vicepresident E.J. Numann op 19 juli 2019.