E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:HR:2018:718
Hoge Raad, 16/02401

Inhoudsindicatie:

Onvoldoende zorg dragen voor onder zijn hoede staand gevaarlijk dier en beschadiging dier door 3 honden (American Staffordshire) onaangelijnd uit te laten waarna die honden andere hond (Hazenwindhond) meermalen over het gehele lichaam hebben gebeten, art. 425.2 en 350.2 Sr.1. American Staffordshire ‘gevaarlijk dier’ a.b.i. art. 425.2 Sr? 2. Voorwaardelijk opzet beschadiging hond.

Ad 1. Het middel berust op de opvatting dat slechts dan sprake kan zijn van een 'gevaarlijk dier' a.b.i. art. 425.2 Sr, indien het dier gevaren oplevert voor mensen. Die opvatting is, mede gelet op de wetsgeschiedenis van art. 425 Sr, onjuist.

Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen ECLI:NL:HR:2003:AE9049 m.b.t. de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept. In CAG wordt de vraag opgeworpen of nadere algemene aanknopingspunten kunnen worden gegeven om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van een aanmerkelijke kans. Daaromtrent merkt HR het volgende op. Onder 'de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans' dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Met de thans gebruikelijke formulering van de maatstaf van de aanmerkelijke kans is geen wezenlijk andere of grotere mate van waarschijnlijkheid tot uitdrukking gebracht dan met de in oudere rechtspraak (NJ 1955/55) gebruikte formulering "de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans". HR kan geen algemene regels geven over de exacte grootte van de kans die i.h.a. of voor een bepaald type delict minimaal vereist zou zijn, laat staan deze kans in een percentage uitdrukken. HR herhaalt voorts relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2003:AE9049 m.b.t. de beoordeling of sprake is van een bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans en de afbakening tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld. Blijkens zijn bewijsvoering heeft Hof o.m. vastgesteld dat verdachte wist dat de desbetreffende honden een jaar vóór het in de tll. bedoelde incident bij een eerder bijtincident betrokken waren, dat verdachte ervan op de hoogte was dat bij deze honden de kans op bijtincidenten als reëel was aangemerkt, dat hij wist dat hij vanwege de risico's de drie honden niet samen moest uitlaten en dat hij zich ervan bewust was dat hij de honden ook in losloopgebieden aangelijnd moest houden wanneer andere honden in de buurt waren. Daaraan heeft Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk de gevolgtrekking verbonden dat de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestond dat de honden de andere hond zouden bijten en daardoor zouden beschadigen, welk risico zich heeft verwezenlijkt. ’s Hofs oordeel dat verdachte, door zijn honden tegelijkertijd en onaangelijnd om 18.30 uur 's avonds in een uitlaatgebied uit te laten, bewust deze aanmerkelijke kans heeft aanvaard, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en behoefde ook in het licht van het in h.b. gevoerde verweer geen nadere motivering. CAG: anders t.a.v. voorwaardelijk opzet beschadiging hond.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie